In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 juli 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling. De verdachte heeft op 27 maart 2019 in Uithuizermeeden opzettelijk en wederrechtelijk een trapleuning in het huis van zijn ouders en een mobiele telefoon van zijn moeder vernield, omdat hij zijn zin niet kreeg. De rechtbank heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over de ontwikkeling van de verdachte en dat de kans op herhaling als hoog wordt ingeschat. De rechtbank heeft daarom een voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd van twee weken, met daarbij algemene en bijzondere voorwaarden, waaronder de verplichting om mee te werken aan psychologisch onderzoek en eventuele behandeling.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden tijdens de besloten terechtzitting op 21 juni 2019. De verdachte was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.L.P. Fauser, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs. De rechtbank heeft het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen geacht, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de bewijsstukken in het dossier. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd.
De rechtbank heeft in haar oordeel benadrukt dat de verdachte zich manipulerend en zelfbepalend opstelt en dat eerdere voorwaardelijke straffen niet hebben geleid tot gedragsverandering. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de verdachte te veroordelen tot jeugddetentie toegewezen, maar met de voorwaarde dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, maar de proeftijd met een jaar verlengd.