Van belang bij het beantwoorden van de vraag of [eisers] hebben gedwaald ten tijde van het verlenen van uitstel, is het feit dat de ING op 10 oktober 2018 al had aangegeven dat de financieringsaanvraag van [gedaagden] in beginsel was afgewezen. Niet is gesteld of gebleken dat [naam B] dit op enig moment voorafgaand aan het vragen van uitstel heeft gemeld aan [eisers] ; noch tijdens het telefonische gesprek tussen [naam B] en [naam A] op 15 oktober 2018, noch in het e-mailbericht van 16 oktober 2018. Bovendien heeft [naam B] in het e-mailbericht van
16 oktober 2018 genoemd dat de stukken (door de bank) waren beoordeeld 'en akkoord bevonden', terwijl dat niet het geval was.
[gedaagden] hebben aangevoerd dat de mogelijkheid van financiering op 16 oktober 2018 nog wel bestond, maar zij hebben onvoldoende onderbouwd dat [naam B] enige uitleg aan [eisers] heeft gegeven over de complexe situatie vanwege de snackbar. Tussen partijen is over de snackbar overigens een misverstand ontstaan, in die zin dat [eisers] aanvankelijk dachten dat de snackbar in hun woning gevestigd zou worden, terwijl het ging om de snackbar in de huidige woning van [gedaagden] , die gefinancierd moest worden.
De kantonrechter is van oordeel dat [naam B] had kunnen weten dat kennis over de eerder afgewezen hypotheekaanvraag en over de situatie met de snackbar van belang was voor [eisers] voor het (al dan niet) verlenen van uitstel. [naam B] heeft -zo is onbetwist gesteld- juist geprobeerd [eisers] een te rooskleurig beeld te geven, bijvoorbeeld tijdens het telefonisch contact met de zoon van [eisers] . De kern is dat [naam B] onvoldoende duidelijk is geweest tegenover [eisers] , zodat zij niet in staat zijn geweest om een weloverwogen keuze te maken over het gevraagde uitstel. Pas op 5 december 2018, nadat [gedaagden] alsnog een beroep op het financieringsvoorbehoud hadden gedaan, hebben [gedaagden] de brief van 10 oktober 2018 van de ING aan [eisers] ter kennis gebracht.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [eisers] het uitstel hebben geaccepteerd op grond van een inlichting van de wederpartij (in de persoon van [naam B] ) en tevens doordat die wederpartij in verband met hetgeen hij wist of behoorde te weten, [eisers] had behoren in te lichten, maar dat heeft nagelaten. Niet is gesteld dat de wederpartij mocht aannemen dat het uitstel ook zonder de informatie van de ING zou worden geaccepteerd. [eiser, sub 1] hebben dan ook, naar het oordeel van de kantonrechter, terecht een beroep gedaan op dwaling. Gelet hierop, zal de acceptatie door [eisers] van het tweede uitstelverzoek worden vernietigd.