1.4Verweerder heeft bij het primaire besluit onder meer besloten de bijzondere bekostiging wegens samenvoeging voor de jaren 2016/2017 en 2017/2018 op nihil vast te stellen en het bedrag dat onverschuldigd is betaald, terug te vorderen. Kort weergegeven heeft verweerder aan het besluit ten grondslag gelegd dat geen enkele leerling van de Salverdaskoalte zich heeft ingeschreven bij de fusieschool. Er is volgens verweerder geen sprake van een samenvoeging als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs (Wpo) dan wel de Regeling bijzondere bekostiging bij samenvoeging van scholen in het primair onderwijs (Regeling 2015). Verweerder heeft de artikelen 4:49 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan het besluit ten grondslag gelegd.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft in dit kader aangegeven dat bij het ontbreken van de uitleg van het begrip samenvoeging uitgegaan moet worden van een zuiver grammaticale uitleg van het begrip samenvoeging. Bij een zuiver grammaticale uitleg van het begrip samenvoeging in de Wpo moet er volgens verweerder sprake zijn van een samenvoeging van twee of meerdere scholen tot een eenheid of geheel. De opgeheven school moet naar de mening van verweerder in al haar facetten zijn overgegaan in de nieuwe school, zoals deze is ontstaan uit de opgeheven school en de overnemende dan wel nieuw te vormen school. Verweerder stelt dat om te kunnen spreken van een samenvoeging van scholen in de zin van de Wpo de leerlingen van de op te heffen school in beginsel allemaal, dan wel een substantieel deel van die leerlingen, over moeten gaan en ingeschreven moeten worden als leerling op de fusieschool.
Verweerder wijst in dit verband op de toelichting bij de Regeling 2015. Daarin is aangegeven dat er sprake is van een samenvoeging, indien een substantieel deel van de leerlingen van de op te heffen school daadwerkelijk wordt ingeschreven bij de school waarvoor de compensatie wordt verstrekt.
Het bepaalde in de artikelen 121, derde lid, en 134, negende lid, van de Wpo gaat ook uit van de veronderstelling dat beide scholen volledig samen gaan. Slechts in geval van samenvoeging ontstaat er een aanspraak op bekostiging van de betrokken scholen. Van belang in deze is ook dat het aantal leerlingen van de school bepalend is voor de hoogte van de bekostiging. Door de samenvoeging heeft de overblijvende school immers te maken met een toestroom van leerlingen afkomstig van de bij de samenvoeging opgeheven school en is de bekostiging op basis van het aantal eigen leerlingen niet voldoende. Uit de speciale voorziening van artikel 121, derde lid, van de Wpo blijkt dat de wetgever er bij een samenvoeging van uit gaat dat de leerlingen van de bij die samenvoeging opgeheven school naar de overblijvende school zijn gegaan. Als dat anders zou zijn, dan zou de speciale voorziening in het derde lid overbodig zijn, aldus verweerder.
Het feit dat een bevoegd gezag op voorhand de verwachting heeft dat er op de beoogde fusiedatum (nog) leerlingen meegaan naar de beoogde fusieschool maakt op zichzelf genomen nog niet dat er daarmee sprake is van een samenvoeging. Of van een samenvoeging feitelijk sprake is kan pas achteraf worden vastgesteld. De omstandigheid dat niet de school of het schoolbestuur maar de ouders bepalen of en wanneer hun kind naar de fusieschool gaat, maakt het besluit van verweerder niet anders. Dat komt voor risico van het schoolbestuur.
Hoewel verweerder van mening is dat eiseres zorgvuldig is geweest in het nemen van een aantal stappen, zoals het creëren van voldoende draagvlak bij de achterban, waaronder de instemming van de MR-en en de Raad van Toezicht en het nemen van een bestuursbesluit op papier (fusieprocedure), is dit niet voldoende om van een samenvoeging te spreken.
Volgens verweerder is er ten opzichte van eerdere regelingen geen sprake is van essentiële wijzigingen om voor fusiefaciliteiten in aanmerking te komen. Het feit dat een substantieel deel van de leerlingen van de verdwijnende school moet overgaan naar de fusieschool is eerder een verruiming van de voorwaarde voor subsidie dat alle leerlingen moeten overgaan naar de fusieschool. Verweerder wijst in dit verband op de antwoorden van de staatssecretaris van 22 augustus 2017. Omdat sprake is van een verruiming is er volgens verweerder geen sprake van strijd met vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel.
Door overgang van alle, dan wel een substantieel aantal leerlingen van de op te heffen school naar de fusieschool onderscheidt een samenvoeging zich van een opheffing van een school. Feitelijk is sprake van een opheffing van de Salverdaskoalle en kan om die reden bezwaarlijk worden gesproken van een samenvoeging.
3. Eiseres voert in beroep aan dat de basisscholen in Wons en Schettens per 1 augustus 2015 daadwerkelijk zijn samengevoegd, waarbij de school in Wons is opgeheven en de school in Schettens in stand is gehouden. Noch in de wet, noch in de Regeling 2015, noch in voorgaande gelijksoortige regelingen is een definitie van het begrip samenvoeging opgenomen. Evenmin is de door de minister veronderstelde voorwaarde met betrekking tot het overgaan van leerlingen van de opgeheven school naar de overblijvende school opgenomen. De tekst in de Regeling 2015 is doorslaggevend en de toelichting kan die tekst niet oprekken en beperken.
Uit de tekst van de artikelen 2 en 3, tweede lid, van de Regeling en artikel 121, derde lid, van de Wpo blijkt dat de aanspraak op bijzondere bekostiging enkel is gebaseerd op de som van het feitelijk ingeschreven aantal leerlingen van beide scholen per 1 oktober 2014, zodat het overgaan van leerlingen - hetzij nul, hetzij enkele, hetzij substantieel, hetzij volledig - vanuit de opgeheven school naar de overblijvende school, daarbij geen enkele rol speelt. Aangetoond is dat de bijzondere bekostiging bij samenvoeging niet ziet op de instroom van leerlingen vanuit de opgeheven school, maar op de instroom van personeel vanuit de opgeheven school. Een besluit tot samenvoeging conform de uitleg van de minister over samenvoeging kan door geen enkel schoolbestuur worden genomen, omdat de inschrijving van leerlingen van de opgeheven school bij de overblijvende school de vrijheid van de ouders is.