Overwegingen
1. De rechtbank duidt de onderhavige situatie als volgt. Verweerder heeft bij noodverordening (getiteld: "Koningsdagverordening 2018") een verbod ingesteld op het betreden van het gebied geduid in diezelfde verordening als de "tweede veiligheidsring" (een gebiedsverbod). Dit in verband met Koningsdag 2018, waarbij leden van de Koninklijke Familie aanwezig zijn in Groningen. Er zijn, aldus de noodverordening, uitzonderingen mogelijk op voornoemd gebiedsverbod. Eén van die uitzonderingen betreft personen die beschikken over een accreditatiepolsband (en een geldig identificatiebewijs). Met een dergelijke accreditatiepolsband (en identificatiebewijs) is toegang mogelijk tot de tweede veiligheidsring. Partijen spreken over een (pers)accreditatie. De rechtbank duidt dit - juridisch gezien - als een ontheffing van het gestelde gebiedsverbod.
Feiten
2. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Op 3 april 2018 heeft eiser een formulier ingevuld op de website "koningsdag.groningen.nl" - voor een (pers)accreditatie op Koningsdag 2018. Eiser heeft zich daarbij aangemeld voor het arrangement [naam arrangement] .
3. Bij e-mail van 23 april 2018 (van [e-mailadres 1] ) heeft [naam 1] , Communicatie Koningsdag 2018, aan de betreffende geadresseerde van die e-mail, het persvak-arrangement waarbinnen de geadresseerde van de e-mail is ingedeeld toegezonden, alsmede aanvullende informatie.
4. Bij e-mail (en voicemail) van 26 april 2018 (van [e-mailadres 2] ) heeft [naam 2] aan eiser medegedeeld dat aan hem geen accreditatie wordt verleend zoals door hem is verzocht.
5. Bij het primaire besluit heeft verweerder geweigerd om eiser een accreditatie te verlenen in de zin van de Koningsdagverordening 2018, waardoor eiser op Koningsdag 2018 geen toegang heeft tot het gebied geduid als de "tweede veiligheidsring", waaronder de persvakken opgenomen in dat gebied. Verweerder heeft deze weigering eerst ná Koningsdag 2018 op schrift gesteld en aan eiser toegezonden. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
6. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en zijn primaire beslissing gehandhaafd. Verweerder is - ondanks de handhaving van zijn primaire beslissing - overgegaan tot het vergoeden van de kosten die eiser heeft gemaakt ten behoeve van het bijwonen van Koningsdag 2018 (hotel en reiskosten). Tegen dit besluit richt zich het beroep.
7. Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen weigeren om een persaccreditatie c.q. ontheffing aan eiser te verlenen. Eiser verzoekt daarnaast om schadevergoeding (van verweerder) ten bedrage van € 10.075,-.
Beoordeling door de rechtbank
8. De rechtbank ziet zich ambtshalve gesteld voor de vraag of eiser thans nog procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep, omdat Koningsdag 2018 inmiddels voorbij is en daarmee samenhangend het verbod om zich te begeven in het gebied geduid als de tweede veiligheidsring thans niet meer geldend is. In tegenstelling tot hetgeen eiser kennelijk meent, ziet de rechtbank geen procesbelang in de door eiser gestelde precedentwerking. Wel is de rechtbank van oordeel dat er in het geval van eiser thans nog sprake is van een zogenoemd restbelang en wel in de vorm van schadevergoeding. Hiermee is aan het vereiste van het hebben van procesbelang voldaan. De rechtbank komt dan ook toe aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil.
9. De rechtbank is van oordeel dat - in tegenstelling tot hetgeen eiser kennelijk meent - de door hem gewenste persaccreditatie c.q. ontheffing niet reeds was verleend. De rechtbank acht de e-mail van 23 april 2018, ondertekend door [naam 1] Communicatie Koningsdag 2018, niet voldoende om te kunnen spreken van een door of namens de burgemeester daartoe genomen besluit. Daar komt bij dat eiser nimmer in het bezit is geweest van de in artikel 2, aanhef en onder f, van de Koningsdagverordening 2018 genoemde accreditatiepolsband, zijnde het bewijs van toestemming tot het betreden van het betreffende gebied. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de accreditatie c.q. ontheffing in deze zaak is geweigerd. Van een intrekking van een reeds verleende accreditatie c.q. ontheffing is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
10. De rechtbank overweegt dat de weigering een accreditatie te verlenen een discretionaire bevoegdheid van verweerder betreft. Verweerder heeft zich bij zijn beslissing laten adviseren door de politie, die een screeningsonderzoek heeft uitgevoerd. Bij de screening wordt gebruik gemaakt van de Toetsingscriteria en beleidsuitgangspunten screening en accreditatie bezoek Koninklijke Familie Koningsdag 2018. Uit de screening van de politie zijn in de laatste vijf jaren enkele antecedenten van eiser naar voren gekomen Het betreft in het bijzonder [antecedenten] . Deze antecedenten worden door eiser niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de betreffende antecedenten bij zijn beoordeling heeft mogen betrekken en in beginsel aan het weigeren van de accreditatie ten grondslag heeft kunnen leggen. Dit laat echter onverlet dat - gelet op verweerders discretie - het aan verweerder is om alle belangen in beeld te krijgen en die vervolgens af te wegen. Ook is er de mogelijkheid om van het door verweerder gevoerde beleid (de toetsingscriteria) af te wijken op grond van artikel 4:84 van de Awb. Verweerder heeft dit ten tijde van het primaire besluit nagelaten. Verweerder heeft pas de dag voor Koningsdag laten weten dat eiser geen accreditatie zou krijgen. Eiser is vooraf niet in de gelegenheid gesteld om hierover zijn zienswijze te geven.
11. De rechtbank stelt aan de hand van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting vast dat eiser een gerespecteerd fotograaf is en reeds jaren foto's maakt van het Koninklijk Huis, waaronder van het Koninklijk paar. Eiser heeft dat in bezwaar naar voren gebracht. Het betreft hier naar de rechtbank begrijpt eisers broodwinning. Daarom ligt het naar het oordeel van de rechtbank niet in de lijn der verwachting dat eiser een dreiging zou vormen voor een veilig en ordentelijk verloop van Koningsdag 2018, zoals door verweerder wordt aangenomen. Eiser zou daarmee immers zijn eigen glazen ingooien. Niet aannemelijk is dat er zich bij de vele momenten dat eiser leden van het Koninklijk Huis heeft gefotografeerd problemen hebben voorgedaan. Verweerder heeft hieromtrent kennelijk geen contact opgenomen met bijvoorbeeld de Rijksvoorlichtingsdienst.
Daar komt bij dat aan eiser - na de weigering van de accreditatie c.q. ontheffing - namens verweerder een alternatief is geboden en wel om plaats te nemen in de derde veiligheidsring. Eiser vindt dit aangeboden alternatief bevreemdend en de rechtbank kan eiser daarin volgen. Verweerder stelt immers dat eiser een dreiging zal vormen voor een veilig en ordentelijk verloop van Koningsdag. Plaatsnemen in de derde veiligheidsring ligt dan (zonder nadere motivering) niet zonder meer voor de hand.
12. De rechtbank overweegt verder dat verweerder het primaire besluit te elfder ure heeft vastgesteld. Niet is gebleken dat op het moment van besluitvorming alle belangen in kaart waren gebracht, noch dat deze zorgvuldig zijn afgewogen. De rechtbank neemt hierbij in beschouwing dat er in de bezwaarfase belangen (van eiser) en omstandigheden naar voren zijn gekomen die ten tijde van het nemen van het primaire besluit nog niet kenbaar waren.
13. Ondanks al het voorgaande heeft verweerder in het bestreden besluit zijn primaire beslissing gehandhaafd en het bezwaar ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte. De rechtbank is van oordeel dat met de kennis die verweerder in de bezwaarfase had, de belangenafweging in het voordeel van eiser had moeten uitvallen. De gevolgen van de besluitvorming zijn voor eiser in dit geval onevenredig, waardoor verweerder naar het oordeel van de rechtbank had dienen af te wijken van het beleid dat is neergelegd in de Toetsingscriteria en beleidsuitgangspunten screening en accreditatie bezoek Koninklijke Familie Koningsdag 2018. De rechtbank neemt hierbij tevens in beschouwing dat verweerder ter voorbereiding van het bestreden besluit geen navraag heeft gedaan bij de politie met betrekking tot de eerder door die politie uitgevoerde screening in verhouding tot hetgeen door eiser in bezwaar is aangevoerd, namelijk dat hij de leden van het Koninklijk Huis veelvuldig fotografeert.
14. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen, wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:4, tweede lid, van de Awb. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder nog een concreet standpunt moet innemen met betrekking tot de door eiser gevorderde schadevergoeding. Verweerder dient dan ook opnieuw te beslissen op het bezwaarschrift van eiser met inachtneming van deze uitspraak. In de nieuwe beslissing op bezwaar dient verweerder tevens een bedrag aan schadevergoeding vast te stellen.
15. Omdat het beroep gegrond is bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).