ECLI:NL:RBNNE:2019:2981

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
18/740003-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van minderjarige verdachte tot deels voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden en betaling van schadevergoeding aan benadeelde partijen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 juli 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003. De verdachte is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 129 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De zaak betreft meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld en bedreiging. De verdachte heeft samen met een medeverdachte een kluis van zijn moeder en stiefvader opengebroken en goederen weggenomen. Drie dagen later hebben zij in Leeuwarden geprobeerd om eten en drinken te stelen, waarbij zij winkelmedewerkers met een mes hebben bedreigd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de eerste tenlastelegging, maar de feiten 2, 3 en 4 zijn wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de adviezen van deskundigen, die hebben geadviseerd om de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de medeverdachte, een alcohol- en drugsverbod, en verplichtingen tot het volgen van onderwijs en behandeling. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding toegewezen aan benadeelde partijen, die immateriële schade hebben geleden door de daden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/740003-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 juli 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 juni 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.E. Wielenga, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 07 februari 2019 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door (met) een (op een) mes (gelijkend voorwerp) (meermalen) in de richting van (het gezicht van) die [slachtoffer 1] te zwaaien/slaan/steken en/of te houden en/of (daarbij) aan hem toe te voegen "Laat hem los", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, en/of een (op een) mes (gelijkend voorwerp) in/tegen de ribben, dan wel het lichaam, van die [slachtoffer 2] te drukken/houden en/of (daarbij) aan hem toe te voegen "kijk eens wat ik heb", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
2
hij op of omstreeks 08 februari 2019 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een kluis en/of de inhoud van die kluis ((waaronder/te weten) zegelringen en/of documenten en/of pasfoto's en/of armbanden en/of vuurwerk), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) die/dat weg te nemen goed(eren)/inhoud van die kluis onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3
hij op of omstreeks 11 februari 2019 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een pizza, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] (gevestigd aan de [straatnaam]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader (elk) een (op een) mes (gelijkend voorwerp) tevoorschijn heeft/hebben gehaald en/of aan die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] heeft/hebben getoond en/of een (op een) mes (gelijkend voorwerp) in de richting van die [slachtoffer 6] heeft/hebben gehouden en/of gestoken en/of daarbij aan die [slachtoffer 6] heeft/hebben toegevoegd "je weet niet wie ik ben, ik steek je zo neer" en/of "Laat hem los" en/of "Blijf van me af", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of met een (op een) mes (gelijkend voorwerp) in de hand) op de rug van die [slachtoffer 6] is/zijn gesprongen en/of een arm om de nek van die [slachtoffer 6] heeft/hebben gelegd;
4
hij op of omstreeks 11 februari 2019 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) blikje(s) ((met) drinkwaren) en/of (een/drie) pizza('s) en/of kaugom en/of lucifers, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] (gevestigd aan de [straatnaam]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1. ten laste gelegde en veroordeling voor het onder 2., 3. en 4. ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1. ten laste gelegde feit en heeft aangegeven dat hij geen opmerkingen heeft ten aanzien van het onder 2., 3. en 4. ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht -net als de officier van justitie en de raadsman- het onder 1. ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het onder 2., 3. en 4. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 2. bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 juni 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 februari 2019, opgenomen op pagina 114 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019036022 d.d. 5 maart 2019, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 3] mede namens [slachtoffer 4].
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 3. bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 juni 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 februari 2019, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 5];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 februari 2019, opgenomen op pagina 27 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 6];
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 februari 2019, opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 7]
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 4. bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 juni 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 februari 2019, opgenomen op p. 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [medewerker] namens [benadeelde partij] gevestigd aan de [straatnaam] te Leeuwarden;

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2., 3. en 4. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2.
hij op 8 februari 2019 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een ander een kluis en de inhoud van die kluis, te weten zegelringen en documenten en pasfoto's en een armband en vuurwerk, die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader de inhoud van die kluis onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
3.
hij op 11 februari 2019 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening heeft weggenomen een pizza, toebehorende aan [benadeelde partij], gevestigd aan de [straatnaam], welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7], gepleegd met het oogmerk om de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededader elk een mes tevoorschijn hebben gehaald en aan die [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] hebben getoond en een mes in de richting van die [slachtoffer 6] heeft gehouden en daarbij aan die [slachtoffer 6] toegevoegd "je weet niet wie ik ben, ik steek je zo neer" en/of "Laat hem los" en/of "Blijf van me af", en met een mes in de hand op de rug van die [slachtoffer 6] is gesprongen en een arm om de nek van die [slachtoffer 6] heeft gelegd;
4.
hij op 11 februari 2019 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een blikje drinkwaren en drie pizza's en kauwgom en lucifers, toebehorende aan [benadeelde partij], gevestigd aan de [straatnaam].
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
2. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
3. diefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
4. diefstal door twee of meer verenigde personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 128 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft zij gevorderd dat aan de voorwaardelijke straf de volgende bijzondere voorwaarden worden gekoppeld: een contactverbod met de medeverdachte [medeverdachte], een alcohol- en drugsverbod en medewerking aan controle hierop, het volgen van onderwijs, zich onder behandeling stellen van Accare of een soortgelijke instantie en zo nodig opschaling van de ambulante behandeling naar klinische behandeling bij Yes We Can (GGZ), meewerken aan systeemtherapie, meldplicht bij de jeugdreclassering en in het kader van reclasseringstoezicht medewering verlenen aan de maatregel Intensieve Trajectbegeleiding Harde kern voor de duur van twee keer zes maanden, waarbij het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid te Leeuwarden opdracht wordt gegeven toezicht de te houden gedurende de proeftijd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan te sluiten bij de eis van de officier van justitie met uitzondering van de mogelijkheid tot klinische behandeling. Dit is niet geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming en de vraag of klinische behandeling moet volgen is niet aan de reclassering maar aan de rechtbank overgelaten.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het rapport van de psycholoog d.d. 23 mei 2019, het rapport van de psychiater d.d. 13 juni 2019, het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, hierna: de Raad, d.d. 18 juni 2019, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Samen met de medeverdachte heeft verdachte een kluis van zijn moeder en stiefvader opengebroken en de goederen die in de kluis zaten weggenomen en deels verkocht. Vervolgens zijn ze drie dagen later gezamenlijk naar twee filialen van de [benadeelde partij] in Leeuwarden gegaan om eten en drinken te stelen. Bij de laatste [benadeelde partij] waar verdachte en diens medeverdachte zijn geweest, hebben ze de winkelmedewerkers bedreigd met een mes nadat ze waren betrapt op heterdaad. Ook toen verdachte werd vastgegrepen, liet hij het mes niet los waardoor één van de medewerkers gevaarlijk gewond had kunnen raken.
Met name de diefstal waarbij geweld is toegepast en daarmee is gedreigd rekent de rechtbank verdachte zeer aan. Verdachte heeft zich geen enkele rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen van deze, voor de winkelmedewerkers zeer ingrijpende en beangstigende gebeurtenis.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 8 mei 2019, nog niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Zowel de psycholoog als psychiater adviseren om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren omdat er bij hem sprake is van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens ten tijde van het plegen van de feiten. Er worden op verschillende levensgebieden problemen geconstateerd, waarvoor begeleiding en behandeling in een stevig kader nodig is om de hoge kans op recidive te verkleinen. De Raad komt in haar rapport in grote lijnen tot dezelfde conclusies. De Raad adviseert de maatregel ITB Harde Kern gedurende twee keer zes maanden. Een voorwaardelijke jeugddetentie als stok achter de deur vindt de Raad nodig, ondanks dat verdachte op dit moment niet detentiegeschikt is. Mocht verdachte recidiveren of niet meewerken aan de maatregel, dan is er met een voorwaardelijke jeugddetentie nog een moment om de dan geldende situatie te onderzoeken. De Raad is van mening dat hulpverlening en ondersteuning noodzakelijk is, waardoor een aanvullende (werk)straf niet in het belang van verdachte is en geen pedagogische meerwaarde heeft. Naast de maatregel heeft de Raad de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: een contactverbod met de medeverdachte, verbod op het gebruik van alcohol en drugs en het meewerken aan bloed- of urineonderzoek, het volgen van onderwijs, meewerken aan een ambulante behandeling bij Accare, meewerken aan systeemtherapie en een meldplicht bij de jeugdreclassering.
Gelet op de aard en de ernst van de door verdachte gepleegde feiten, het advies van de Raad en de persoonlijke problematiek van verdachte, acht de rechtbank de strafeis van de officier van justitie met uitzondering van de voorwaarde van een eventuele klinische opname een passende reactie. Er is op dit moment onvoldoende bekend of, wanneer en voor hoelang eventueel een klinische opname noodzakelijk zal zijn. Mocht klinische behandeling op een later moment toch noodzakelijk zijn, dan kan wijziging van de bijzondere voorwaarden worden verzocht.
Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op gelijk aan de duur van het voorarrest, volgens de berekening van de rechtbank 39 dagen, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast legt de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie op voor de duur van 90 dagen, met daaraan gekoppeld de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 6], feit 3, tot een bedrag van € 260,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 5], feit 3, tot een bedrag € 260,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] alsmede van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5], beide te vermeerderen met wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de schadevergoeding heeft de raadsman bepleit om op grond van artikel 36f lid 5 jo. art. 24a Wetboek van Strafrecht betaling in tweemaandelijkse termijnen op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partijen de gestelde schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3. bewezen verklaarde. De vorderingen, waarvan de hoogte niet door de raadsman is betwist, zullen daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 februari 2019.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door medeverdachte is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu vast staat dat verdachte tot de hiervoor genoemde bedragen aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte en in aanmerking genomen dat termijnbetaling mogelijk is, ziet de rechtbank aanleiding om de vervangende jeugddetentie op nihil te stellen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank zal, zoals is verzocht door de raadsman, een termijnbetaling bepalen. De rechtbank zal bepalen dat verdachte beide vorderingen zal voldoen in tweemaandelijkse termijnen. Per vordering bepaalt de rechtbank dat verdachte dit zal betalen in vier termijnen van € 50,- elk en één termijn van € 60.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24a, 36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2., 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een jeugddetentie voor de duur van 129 dagen

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
90 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid op het adres Tesselschadestraat 2 te Leeuwarden en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde gedurende de eerste twaalf maanden van de proeftijd, in het kader van het jeugdreclasseringstoezicht, zal meewerken aan de maatregel Intensieve Trajectbegeleiding Harde Kern (ITB Harde Kern), nader in te vullen door het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die maatregel door die instelling zullen worden gegeven;
3. dat veroordeelde gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen;
4. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd systeemtherapie zal volgen;
5. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte], geboren op [geboortedatum] 2005 te Sneek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
6. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan ademonderzoek, bloedonderzoek of urineonderzoek;
7. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Accare of een soortgelijke ambulante instantie, zulks ter bepaling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de behandelafspraken, voor zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan het openbaar ministerie opdracht toezicht te (laten) houden op het contactverbod, zoals geformuleerd als bijzondere voorwaarde 5.
Geeft aan het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de andere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Benadeelde partijen

Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 6]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partijen van een bedrag van €
260,00(zegge: tweehonderdzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2019 en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] te betalen een bedrag van € 260,00 (zegge: tweehonderdzestig euro) en stelt de vervangende jeugddetentie vast op nihil. Dit bedrag bestaat uit € 260,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat veroordeelde het bedrag van € 260,00 mag voldoen in vijf tweemaandelijkse termijnen, waarvan de eerste termijn € 60,00 bedraagt en de vier opvolgende termijnen elk
€ 50,00 bedragen.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 5]toe en veroordeeld verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 260,00(zegge: tweehonderdzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2019 en in dier vroege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] te betalen een bedrag van € 260,00 (zegge: tweehonderdzestig euro), en stelt de vervangende jeugddetentie vast op nihil. Dit bedrag bestaat uit € 260,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat veroordeelde het bedrag van € 260,00 mag voldoen in vijf tweemaandelijkse termijnen, waarvan de eerste termijn € 60,00 bedraagt en de vier opvolgende termijnen elk
€ 50,00 bedragen.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.J. Dijkstra en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door S.D. Rodenboog, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juli 2019.