ECLI:NL:RBNNE:2019:2973

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2019
Publicatiedatum
10 juli 2019
Zaaknummer
18/730017-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van mishandeling met pepperspray en vrijspraak voor poging tot doodslag

Op 9 juli 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die werd beschuldigd van het medeplegen van mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 26 november 2017, waarbij het slachtoffer in een woning in Leeuwarden meermalen werd geslagen en met pepperspray in het gezicht werd gespoten. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor een poging tot doodslag, waarbij het slachtoffer met een mes zou zijn gestoken, niet wettig en overtuigend was. De verdachte werd vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.

De rechtbank achtte echter de mishandeling wel bewezen, op basis van de verklaringen van het slachtoffer en getuigen, alsook het sporenonderzoek dat door de politie was verricht. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte, maar legde een lagere straf op dan door de officier van justitie was geëist, omdat de verdachte van de poging tot doodslag werd vrijgesproken.

Daarnaast diende het slachtoffer een vordering in als benadeelde partij voor schadevergoeding, maar de rechtbank verklaarde een deel van deze vordering niet-ontvankelijk, omdat de medische kosten niet waren onderbouwd. De rechtbank kende wel een bedrag van € 500,00 toe voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente, en legde een schadevergoedingsmaatregel op.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730017-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 juli 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 juni 2019.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. E. Albayrak, advocaat te Heerenveen, die heeft verklaard uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 november 2017 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, bij een woning, gelegen aan of bij de [straatnaam] , aldaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een (aardappelschil)mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht, althans in het hoofd, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 26 november 2017 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, bij een woning, gelegen aan of bij de [straatnaam] , aldaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer snijwond(en) in het gezicht, voor de geneeskundige behandeling waarvan (in het ziekenhuis) 1 of meer hechtingen zijn aangebracht, heeft toegebracht, door die
[slachtoffer 1] met een (aardappelschil)mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht, althans in het hoofd, te steken en/of te snijden;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 26 november 2017 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, bij een woning, gelegen aan of bij de [straatnaam] , aldaar, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] , meermalen, althans eenmaal, met (aardappelschil)mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht, althans in het hoofd, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 26 november 2017 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, in en/of bij een woning, gelegen aan of bij de [straatnaam] , aldaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] , meermalen, althans eenmaal, - pepperspray in het gezicht te spuiten en/of - in het gezicht, althans tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan en/of te stompen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1. primair ten laste gelegde, nu het bewijs voor een poging tot doodslag ontbreekt. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. subsidiair en 2. ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat op grond van de verklaring van aangever, de verklaring van getuige [getuige 1] en de letselverklaring kan worden bewezen dat verdachte aangever in de woning van [getuige 1] heeft mishandeld en dat verdachte buiten de woning van [getuige 1] , zijn medeverdachte heeft gevraagd een mes uit de woning van [getuige 1] op te halen, waarna verdachte met dat mes aangever heeft gestoken. Aangever heeft daarbij ernstig en blijvend letsel in zijn gezicht opgelopen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte het ten laste gelegde ontkent en dat de verklaringen van aangever en getuige [getuige 1] niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden omdat deze verklaringen inconsistent, onsamenhangend en tegenstrijdig zijn.
Aangever heeft op de betreffende avond tegen getuige [slachtoffer 2] gezegd, en heeft dat later die avond ook bij de politie verklaard, dat hij was neergeschoten. Daar is echter niets van gebleken. Daarbij heeft verdachte verschillende locaties aangewezen waar de schietpartij zich zou hebben afgespeeld, hetgeen dus gelogen was. Over de mishandeling met het mes en de pepperspray, zegt aangever in eerst instantie niets. De pepperspray noemt hij pas in zijn latere aangifte. De agenten hebben echter op de betreffende avond geen rode of betraande ogen bij aangever waargenomen, hetgeen wel verwacht mag worden als iemand kort daarvoor is gepepperd.
Aangever verklaart in eerste instantie ook dat hij de daders niet kent. Later als hij aangifte doet, zegt hij echter ineens dat hij de ene Rus al zeker tien jaar kent. Dat er op het busje pepperspray DNA-materiaal van verdachte is aangetroffen, betekent niet dat zijn DNA die avond op het busje terecht is gekomen. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij eerder in de woning is geweest. Niet uitgesloten kan worden dat verdachte toen het busje heeft aangeraakt.
Ook over de aanleiding van de mishandeling is aangever niet eenduidig. Hij vertelt ook hierover verschillende verhalen. Getuige [getuige 1] verklaart in het eerste contact met de politie dat ook hij is neergestoken. Later blijkt dit echter een oude wond van een eerdere operatie. [getuige 1] kan ook eerst geen namen noemen, maar anderhalve maand later kan hij wel namen geven. Dat duidt op afstemming tussen aangever en getuige.
Over het steken of snijden verklaart aangever dat de lange Rus de woning weer in ging om een mes te halen, terwijl getuige [getuige 1] verklaart dat hij de deuren van zijn woning op slot had gedaan nadat de drie mannen zijn woning hadden verlaten. Deze verklaringen sluiten elkaar uit en geven twijfel over de juistheid van de rest van de verklaringen.
Getuige [getuige 1] en de gehoorde buurtbewoonsters hebben niets verklaard over het mes en het steken met het mes. Opvallend is dat getuige [getuige 1] verklaart dat hij de woning niet heeft verlaten, terwijl getuige [getuige 2] heeft verklaard dat één van de ruziënde personen op straat haar buurman [getuige 1] was. Uit de aard van het letsel van aangever blijkt niet zonder meer dat dit door een mes is veroorzaakt. Ook is er geen mes gevonden. Niet uitgesloten kan worden dat aangever en [getuige 1] elkaar, mogelijk onder invloed van drugs, te lijf zijn gegaan die avond. [getuige 1] stond immers verwond en met een schroevendraaier, een mogelijk steekwapen, in zijn hand bij zijn voordeur toen de agenten arriveerden. Evenmin is uit te sluiten dat aangever en getuige [getuige 1] de schuld voor wat er zich tussen hen heeft afgespeeld in de schoenen van verdachte en zijn medeverdachte proberen te schuiven.
Oordeel van de rechtbank
Feit 2.
Bewijsmiddelen [1]
Op zondag 26 november 2017 omstreeks 22:45 krijgt de politie opdracht om naar de [straatnaam] in Leeuwarden te gaan. Ter plaatse treffen de verbalisanten aangever gewond aan in de woning van meldster [slachtoffer 2] .
Aangever verklaart dat hij is mishandeld door twee Russen. Een lange Rus en een kleinere Rus. [2] Aangever zou door hen een woning van een oudere Iranese man, tegenover de voetbalvelden van [voetbalclub] , zijn binnengelokt. [3] Aangever wordt nog dezelfde avond in het ziekenhuis behandeld voor zijn verwondingen. Daar verklaart hij dat de kleine Rus een busje pepperspray in zijn hand had en dat beide mannen hem begonnen te slaan waarop hij naar buiten is gevlucht. [4]
De politie heeft inmiddels een onderzoek ingesteld en gaat ter plaatse naar de [straatnaam] in Leeuwarden waar de Iranese man - getuige [getuige 1] - woont. [5] Getuige [getuige 1] wordt voor de woning aangetroffen en wegens hartproblemen naar het ziekenhuis vervoerd. [6] Daar verklaart hij dat er in zijn woning tussen drie personen ruzie was ontstaan en dat deze personen in zijn woning hebben gevochten. Twee personen kent hij, de derde man kent hij niet. In zijn getuigenverklaring omschrijft hij de hem bekende personen als een lange man, van hem geeft hij een omschrijving die past bij het signalement van medeverdachte [medeverdachte] , en een wat kleinere man. Als aan getuige een foto van verdachte [verdachte] wordt getoond, herkent de getuige hem als de kleinere man die hij 'kleine Satan' noemt. [7] In een tweede getuigenverhoor wordt aan getuige een politiefoto getoond van medeverdachte [medeverdachte] en herkent getuige hem als de lange man. [8]
Over de vechtpartij in de woning verklaart getuige dat verdachte de onbekende man met pepperspray in het gezicht spoot en dat medeverdachte [medeverdachte] de onbekende man met zijn vuist in het gezicht sloeg. [9]
Aangever verklaart in zijn aangifte dat hij in de woning aan de [straatnaam] in Leeuwarden door de kleine Rus - die hij kent als [verdachte] - met pepperspray in zijn ogen is gespoten waardoor hij een branderige pijn in zijn ogen voelde en korte tijd minder zag. Vervolgens kreeg hij klappen van de lange Rus en van [verdachte] , waarbij hij pijn voelde. [10]
In twee latere verhoren worden aan aangever politiefoto's van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] getoond. Aangever herkent verdachte als de [verdachte] waarover hij in zijn aangifte sprak en herkent medeverdachte als de persoon die hem meerdere klappen heeft gegeven. [11] [12]
De politie heeft op de avond van de mishandeling in de woning van getuige een sporenonderzoek verricht. Er zijn sporen van een schermutseling te zien en er wordt een busje pepperspray aangetroffen. [13] Op het busje pepperspray zitten DNA-sporen van verdachte. [14]
Uit de later opgemaakte letselverklaring van de GGD blijkt dat aangever een blauw oog, blauwe plekken in gezicht en een losse tand heeft. Ook heeft hij twee snij- of kraswonden in het gezicht, welke met drie respectievelijk twee hechtingen zijn gehecht. Tevens is opgenomen dat dat het letsel past bij de datum van het incident. [15]
Rechtsoverwegingen
Feit 2.
Hoewel de rechtbank vraagtekens zet bij de door aangever geschetste aanleiding van het incident en bij diens aanvankelijke bewering dat hij zou zijn beschoten, alsook bij de bewering van getuige [getuige 1] dat ook hij zou zijn gestoken, acht rechtbank de verklaringen van aangever en getuige [getuige 1] ten aanzien van de herkenning van de verdachten en het verloop van de vechtpartij in de woning betrouwbaar.
Over het incident in de woning hebben aangever en getuige in hoofdlijnen en op essentiële onderdelen gedetailleerd en consistent verklaard. Daarbij vinden deze verklaringen steun in het (sporen)onderzoek van de politie en de letselverklaring van de GGD. De rechtbank is, anders dan door de verdediging is betoogd, van oordeel dat niet is gebleken dat aangever en getuige hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd. Aangever en getuige zijn immers nog dezelfde avond apart van elkaar naar het ziekenhuis gebracht en hebben daar afzonderlijk van elkaar verklaard, zonder dat overleg heeft kunnen plaatsvinden over hetgeen zich in de woning heeft afgespeeld.
De rechtbank ziet ook geen belang dat aangever en getuige zouden kunnen hebben om verdachte en zijn medeverdachte vals te beschuldigen. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de verdediging dat de verklaringen niet betrouwbaar zijn en zal deze verklaringen voor het bewijs gebruiken.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat beide verdachten in de woning aanwezig waren, dat verdachte aangever met pepperspray in zijn ogen heeft gespoten en dat aangever vervolgens door beide verdachten is belaagd en geslagen. De rechtbank is van oordeel dat er daarbij sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte gericht op het mishandelen van aangever. De rechtbank acht deze mishandeling, alsook het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Feit 1.
Ten aanzien van het vermeende steken met een mes overweegt de rechtbank het volgende.
Aangever heeft verklaard dat hij na de mishandeling in de woning, de woning is uitgevlucht. Daarbij werd hij achtervolgd door de verdachte en de medeverdachte. Volgens aangever heeft verdachte buiten de woning tegen de medeverdachte gezegd dat hij een mes uit de woning moest halen. Eenmaal weer buiten gekomen zou de medeverdachte het door hem opgehaalde mes aan verdachte hebben gegeven, waarop verdachte aangever met dat mes in zijn gezicht zou hebben gestoken.
Getuige [getuige 1] heeft juist verklaard dat hij in de woning is achtergebleven en dat hij direct nadat de drie personen de woning hadden verlaten, de voordeur en de achterdeur van zijn woning op slot heeft gedaan. Uit zijn verklaring blijkt niet dat er nadien nog iemand in zijn woning is geweest om een mes op te halen. Aldus is de verklaring van aangever over het ophalen van het mes strijdig met de verklaring van getuige [getuige 1] .
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij niet heeft gezien wat er buiten de woning is gebeurd, omdat hij in de woning is achtergebleven. Buurtbewoonster [getuige 2] heeft verklaard dat zij ruzie op straat hoorde en dat zij drie mannen zag vechten. Een van deze mannen herkende zij als de buurman van [straatnaam] , zijnde getuige [getuige 1] . Buurtbewoonster [getuige 3] heeft verklaard dat zij geschreeuw hoorde in de woning van de onderbuurman (getuige [getuige 1] ) en dat zij zag dat er voor de woning van de buurman twee mannen ruzie hadden. Ze had het idee dat haar buurman niet een van de twee personen was.
De politie heeft nog dezelfde avond een sporenonderzoek verricht, daarbij is geen mes aangetroffen.
Op grond van de bovengenoemde verklaringen, feiten en omstandigheden kan weliswaar worden vastgesteld dat er buiten de woning van getuige [getuige 1] een ruzie is geweest, maar blijkt niet wie de bij deze ruzie betrokken personen waren, wie welke rol heeft vervuld of er met een mes is gestoken en zo ja, door wie. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het verdachte en/of de medeverdachte is of zijn geweest die aangever met een mes hebben gestoken. Verdachte zal van dit feit dan ook worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 2. wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 26 november 2017 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, in een woning, gelegen aan de [straatnaam] , aldaar, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] ,
- pepperspray in het gezicht te spuiten en
- meermalen in het gezicht en tegen het lichaam te slaan en te stompen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
2. medeplegen van mishandeling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1. subsidiair en feit 2. wordt veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een mishandeling. Het slachtoffer is in een woning meermalen geslagen en is met pepperspray in zijn gezicht gespoten. Dit is een ernstige aantasting van de persoonlijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder een geweldsdelict.
De rechtbank komt tot oplegging van een aanmerkelijk lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank verdachte van het onder feit 1. ten laste gelegde zal vrijspreken. Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van één maand passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.000,00 vanwege 'medische kosten' en € 110,00 vanwege 'kledingschade' (jas) ter vergoeding van materiële schade en
€ 3.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de kostenpost 'medische kosten' vordert de officier van justitie afwijzing nu deze post niet is onderbouwd. De officier van justitie vordert hoofdelijke toewijzing van de post 'kledingschade'. Ten aanzien van de post immateriële schade acht de officier van justitie een matiging op zijn plaats en vordert hij hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van
€ 1.500,00 en niet-ontvankelijkverklaring voor het overige, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in zijn vordering, dan wel dat de vordering moet worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de kostenpost 'kledingschade' is naar het oordeel van de rechtbank door het bewezen verklaarde geen rechtstreekse schade toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij heeft geen medische kosten betaald en aan de benadeelde partij zijn tot op heden ook geen medische kosten in rekening gebracht. De post 'medische kosten' is ook niet onderbouwd met facturen van het ziekenhuis en/of het ambulancevervoer die aangever nog zou moeten betalen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden of nog zal lijden. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank acht het aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het onder 2. bewezen verklaarde. De rechtbank van oordeel dat de immateriële schade in ieder geval in redelijkheid kan worden begroot op € 500,00. De rechtbank heeft bij het vaststellen van dit bedrag mede acht geslagen op bedragen die in vergelijkbare zaken met enigszins vergelijkbaar letsel zijn toegekend. Voor het overige zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Het niet toegewezen schadebedrag kan slechts bij de burgerlijke rechter worden gevorderd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair, 1. subsidiair en 1. meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van één maand.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/750009-18, feit 2.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 500,00(zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 november 2017,
in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 november 2017 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte - al dan niet samen met zijn mededader - aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. S.T. Kooistra en mr. C.H. Beuker, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juli 2019.

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt en bevinden zich in het proces-verbaal met nummer 2017311978-A, gesloten op 12 januari 2018.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 november 2017, pag. 26 e.v.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2017, pag. 18 e.v.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 november 2017, pag. 51 e.v.
5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2017, pag. 18 e.v.
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 november 2017, pag. 24 e.v.
7.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 17 januari 2018, pag. 76 e.v.
8.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 22 januari 2018, pag. 79 e.v.
9.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 17 januari 2018, pag. 76 e.v.
10.Het proces-verbaal aangifte d.d. 4 december 2017, pag. 53 e.v.
11.Het proces-verbaal verhoor aangever d.d. 15 januari 2018, pag. 58 e.v.
12.Het proces-verbaal verhoor aangever d.d. 22 januari 2018, pag. 62 e.v.
13.Het proces-verbaal sporenonderzoek, met bijlage, d.d. 8 januari 2018, pag. 28 e.v.
14.NFI-rapport DNA-onderzoek, met bijlage, d.d. 20 maart 2018, pag. 47 e.v.
15.Letselverklaring GGD d.d. 11 december 2017, pag. 64 e.v.