ECLI:NL:RBNNE:2019:2929

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2019
Publicatiedatum
8 juli 2019
Zaaknummer
18/930177-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en valsheid in geschrifte in de handel van exclusieve auto’s en elektronica

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 juli 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van oplichting en valsheid in geschrifte. De verdachte heeft zich gedurende een periode van anderhalf jaar schuldig gemaakt aan het bedriegen van meerdere slachtoffers door hen te misleiden met valse beloftes over de aankoop van exclusieve auto’s, met name Porsches, en het aanbieden van elektronica zoals iPhones en iPads. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een samenweefsel van verdichtsels heeft gebruikt om slachtoffers te bewegen tot het overmaken van aanzienlijke geldbedragen, in totaal meer dan vier ton. De verdachte heeft zich voorgedaan als een succesvolle handelaar in exclusieve auto’s en heeft gebruik gemaakt van valse contracten en handtekeningen om zijn oplichtingspraktijken te legitimeren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van verschillende benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd verplicht om de geleden schade te vergoeden. De zaak benadrukt de ernst van oplichting en de gevolgen voor de slachtoffers, die in goed vertrouwen geld hebben overgemaakt in de hoop op een legitieme transactie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930177-18
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/950051-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 juli 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 04 juni 2019, welke zitting is gesloten op 20 juni 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N.A. Heidanus, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd
in de zaak met parketnummer 18/930177-18 dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 28 februari 2018 in de
gemeente Coevorden en/of elders in Nederland, en/of in België, meermalen, althans
eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen
en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] , heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag
van eur 335.000,--), telkens
- die [slachtoffer 1] toe te zeggen/te beloven dat verdachte (vanuit het buitenland) een of meer
Porsches voor hem zou aankopen en (daartoe) voor die aanko(o)p(en) van die [slachtoffer 1]
een of meer (aan)betalingen te vragen en/of
- een of meer foto’s van die aan te kopen Porschefs) aan die [slachtoffer 1] te laten zien,
waardoor die [slachtoffer 1] (telkens) tot afgifte van een of meer geldbedragen aan verdachte is
overgegaan;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 30 oktober 2018 in de
gemeente Coevorden en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk een of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van eur 335.000,--),
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, en welk(e) geldbedrag(en) verdachte (telkens) van die [slachtoffer 1] had ontvangen als (aan)betaling(en) voor een of meer door verdachte aan die (Combustibles) [slachtoffer 1] te leveren Porsches, welk(e) geldbedrag(n) verdachte (telkens) aldus, in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2018 tot en met 15 augustus2018 in de gemeente
Coevorden en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen
en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 4] en/of
- [slachtoffer 5] en/of
- [slachtoffer 6]
heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag,
hebbende verdachte (telkens) met voormeld oogmerk (met tussenkomst van een ander) via
Facebook en/of WhatsApp (aan die [slachtoffer 2] , die [slachtoffer 3] , die [slachtoffer 4] , die [slachtoffer 5] en/of die
) bekendgemaakt dat hij beschikte over een faillissementspartij elektronica (van het merk
Apple) en dat hij die elektronica tegen lage prijzen te koop aanbood,
waardoor/waarna (telkens) die [slachtoffer 2] , die [slachtoffer 3] , die [slachtoffer 4] , die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] bij verdachte een of meer producten/artikelen van het merk Apple hebben/heeft besteld en
(vervolgens) tot afgifte van dat geldbedrag aan verdachte zijn/is overgegaan;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 30 oktober 2018 in de
gemeente Coevorden en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 4] en/of
- [slachtoffer 5] en/of
- [slachtoffer 6] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk geldbedrag verdachte (telkens) van die [slachtoffer 2] , die [slachtoffer 3] , die [slachtoffer 4] , die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] had ontvangen als betaling voor een of meer door verdachte aan die [slachtoffer 2] , die [slachtoffer 3] , die [slachtoffer 4] , die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] te leveren product/artikel van het merk Apple, welk geldbedrag verdachte (telkens) aldus, in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij in of omstreeks de periode van 21 september 2018 tot en met 15 oktober 2018 in de
gemeente(n) Staphorst en/of Coevorden en/of elders in Nederland, meermalen, althans
eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, hebbende verdachte (telkens) met voormeld oogmerk (via WhatsApp) aan die [slachtoffer 7] bekendgemaakt/verteld
- dat hij voor die [slachtoffer 7] kon beleggen in crypto’s, waarbij die [slachtoffer 7] binnen twee weken
na inleg zijn geld met winst terug zou krijgen en/of
- dat hij voor die [slachtoffer 7] een Iphone te koop had,
waardoor/waarna die [slachtoffer 7] (telkens) voor de aankoop van crypto’s en/of voor de aankoop
van een Iphone tot afgifte van een of meer geldbedragen aan verdachte is overgegaan;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 21 september 2018 tot en met 8 november 2018 in de
gemeente(n) Staphorst en/of Coevorden en/of elders in Nederland, meermalen, althans
eenmaal,
(telkens) opzettelijk een of meer geldbedragen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk(e) geldbedrag(en) verdachte (telkens) van die [slachtoffer 7] had ontvangen als betaling
voor door verdachte ten behoeve van die [slachtoffer 7] aan te schaffen crypto’s en/of voor een door
verdachte aan die [slachtoffer 7] te leveren Iphone,
welk(e) geldbedrag(en) verdachte (telkens) aldus, in elk geval anders dan door misdrijf,
onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 20 april 2018 in de gemeente(n)
West Maas en Waal en/of Coevorden en/of elders in Nederland,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen
en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag,
hebbende verdachte met voormeld oogmerk (via Instagram en/of WhatsApp) aan die
[slachtoffer 8] verteld dat hij met zijn eigen geld in dure auto’s, bitcoins en vastgoed handelde en/of
dat hij daar flink geld mee verdiende en/of dat die [slachtoffer 8] voor tienduizend euro zou kunnen
investeren in een door verdachte aan te kopen Porsche, waarna die [slachtoffer 8] binnen vier
werkdagen daarna veertienduizend euro van verdachte zou ontvangen, waardoor/waarna die [slachtoffer 8] tot afgifte van dat geldbedrag van tienduizend euro aan verdachte is overgegaan;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 30 oktober 2018 in de gemeente(n)
West Maas en Waal en/of Coevorden en/of elders in Nederland,
opzettelijk een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk(e) geldbedrag(en) verdachte van die [slachtoffer 8] had ontvangen als inleg/investering
voor een door verdachte aan te kopen en met winst te verkopen Porsche,
welk geldbedrag verdachte aldus, in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
5.
hij op of omstreeks 24juli 2018 in de gemeente Coevorden een geschrift dat bestemd was
om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een ‘Verklaring vermissing reisdocument’,
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst,
door in dat geschrift, waarmee verdachte aangifte deed bij de gemeente Coevorden van
vermissing van zijn paspoort, heeft vermeld of (door een ambtenaar van die gemeente) laten
vermelden dat hij zijn paspoort (op 23 juli 2018 te Zaventem Brussel) had verloren,
met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken;
in de zaak met parketnummer 18/920051-18 dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 tot en met 31 maart 2017 in de gemeente(n) Coevorden en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag,
door die [slachtoffer 9] en/of die [slachtoffer 10] toe te zeggen/te beloven dat verdachte (vanuit het buitenland) een Porsche voor hen/hem zou aankopen (via een zogeheten pre-order) en (daartoe) voor die aankoop van die [slachtoffer 9] en/of die [slachtoffer 10] een (aan)betaling (van eur 25.000,--) te vragen, waardoor die [slachtoffer 9] en/of die [slachtoffer 10] tot afgifte van een geldbedrag aan verdachte zijn/is overgegaan;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 tot en met 27 oktober 2017 in de gemeente Coevorden en/of elders in Nederland, opzettelijk een geldbedrag (van eur 25.000,--), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk geldbedrag verdachte van die [slachtoffer 9] en/of die [slachtoffer 10] had ontvangen als (aan)betaling voor een door verdachte aan die [slachtoffer 9] en/of
die [slachtoffer 10] te leveren Porsche, welk geldbedrag verdachte aldus, in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 30 april 2018 in de gemeente(n) Coevorden en/of Emmen en/of elders in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 11] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (van eur 30.000,--),
door die [slachtoffer 11] aan te bieden/voor te stellen dat deze financieel zou investeren
in de aankoop van een Porsche, waarna die Porsche met winst zou (kunnen) worden verkocht, en die [slachtoffer 11] daarbij te beloven dat deze zijn inleg/investering met winst zou terugontvangen, waardoor die [slachtoffer 11] tot afgifte van dat geldbedrag aan verdachte is overgegaan;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 5 juli 2018 in de gemeente Coevorden en/of elders in Nederland, opzettelijk een geldbedrag (van eur 30.000,--), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 11] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk geldbedrag verdachte van die [slachtoffer 11] had ontvangen als investering in
de aankoop door verdachte van een Porsche, bij de verkoop waarvan die [slachtoffer 11] zijn inleg/investering met winst zou terugontvangen van verdachte, welk geldbedrag verdachte aldus, in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 10 juli 2018 te Dalen, gemeente Coevorden, en/of elders in Nederland, (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
te weten een Binding Sales Contract betreffende
- een Porsche GT2 RS #125 - Q4/2017 en/of
- een Porsche GT2 RS #126 - Q4/2017,
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door (telkens) in dat geschrift
- een handtekening/ondertekening te plaatsen die (kennelijk) moest doorgaan
voor de handtekening/ondertekening van [slachtoffer 16] en/of
- een handtekening/ondertekening te plaatsen die (kennelijk) moest doorgaan
voor de handtekening/ondertekening van [slachtoffer 15] ,
(telkens) met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door
anderen te doen gebruiken;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 10 juli 2018 te Dalen, gemeente Coevorden, en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt en/of
vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een Binding Sales Contract betreffende
- een Porsche GT2 RS #125 - Q4/2017 en/of
- een Porsche GT2 RS #126 - Q4/2017,
als ware het echt en onvervalst, (telkens) door dat geschrift, waarin
- een handtekening/ondertekening was geplaatst die (kennelijk) moest doorgaan
voor de handtekening/ondertekening van [slachtoffer 16] en/of
- een handtekening/ondertekening was geplaatst die (kennelijk) moest doorgaan
voor de handtekening/ondertekening van [slachtoffer 15] , als koopcontract te overhandigen/aan te bieden aan [slachtoffer 12] in diens hoedanigheid van (aspirant) koper van die Porsche(s);
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 10 juli 2018 in de gemeente(n) Coevorden en/of Leusden en/of elders in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 12] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, door die [slachtoffer 12] toe te zeggen dat verdachte twee Porsches voor hen/hem zou aankopen (om die vervolgens door te verkopen) en (daartoe) voor die aankoop van die [slachtoffer 12] een (aan)betaling (van eur 30.000,--) te vragen, waardoor die [slachtoffer 12] tot afgifte van een geldbedrag aan verdachte is overgegaan;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot 10 juli 2018 te Dalen, gemeente Coevorden, en/of elders in Nederland, opzettelijk een geldbedrag (van eur 30.000,--), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 12] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk geldbedrag verdachte van die [slachtoffer 12] had ontvangen als (aan)betaling voor
twee door verdachte aan te kopen (en aan die [slachtoffer 12] te leveren) Porsches, welk geldbedrag verdachte aldus, in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de bewezenverklaring gevorderd van alle feiten, voor zover van toepassing de primair ten laste gelegde variant.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van al het ten laste gelegde, met uitzondering van het in de zaak met parketnummer 18/930177-18 onder 2, 3 en 5 ten laste gelegde.
Ten aanzien van de bepleite vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 18/950051-18 onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/930177-18 onder 1 en 4 ten laste gelegde heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
Verdachte fungeerde als een tussenpersoon en was gewend om met de verkregen aanbetaling/commissie een order te plaatsen bij bekende handelaren. Verdachte had een goede naam in de soms schimmige en aparte wereld van exclusieve auto’s. Verdachte was door de handelaar ( [slachtoffer 13] ) waar hij de specifieke pre-orders had geplaatst bedrogen, waardoor hij de gemaakte (civiele) afspraken met de aangevers niet kon nakomen. Het ging in al deze gevallen om een kwestie die civielrechtelijk moet worden gekwalificeerd en die zich niet leent voor een strafrechtelijke procedure. Ook in de gevallen waar het ging om de aankoop van een tweedehands Porsche was sprake van een civielrechtelijk geschil tussen partijen. Door overmacht was verdachte niet in staat de gewenste Porsche te leveren, dan wel was onenigheid ontstaan over de besproken maar niet-gerealiseerde winst. Gelet op het voorgaande kan de aan verdachte ten laste gelegde oplichting dan wel verduistering niet worden bewezen.
Ten aanzien van de in de zaak met parketnummer 18/950051-18 onder 3 ten laste gelegde valsheid in geschrifte heeft de raadsman aangevoerd dat pas nadat verdachte overleg had gehad met de desbetreffende medevennoten, hij hun handtekeningen onder het bedoelde contract heeft geplaatst. Er is daarom volgens hem geen sprake van wederrechtelijk handelen van verdachte.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/930177-18 onder 2 en 5 ten laste gelegde heeft de raadsman gesteld dat deze feiten kunnen worden bewezen. Ten aanzien van het in dezelfde zaak ten laste gelegde feit 3 heeft de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Oordeel van de rechtbank
Leesbaarheid
De negen feiten die aan verdachte worden ten laste gelegd zijn opgenomen in twee dagvaardingen. Gelet op de omschreven gedragingen in beide tenlasteleggingen kunnen deze grofweg worden verdeeld in twee categorieën, te weten 1) investeringen, waaronder de aankoop/verkoop van exclusieve auto’s en de daaraan gelieerde handelingen en 2) het aan potentiele kopers aanbieden van elektronicaproducten zoals iPhone en iPads. Gelet op de ontkennende houding van verdachte ten aanzien van de feiten met betrekking tot de elektronicaproducten en het paspoort ter zitting, zal de rechtbank - ondanks het standpunt van de raadsman - ook deze feiten uitgebreid aan de orde stellen.
Om de leesbaarheid van het onderstaande te bevorderen zal de rechtbank de feiten per categorie beschrijven en zal de rechtbank daarbij zo veel mogelijk de chronologische volgorde hanteren. Door de tijdsoverlapping van bepaalde feiten, kan deze volgorde niet helemaal worden gevolgd. Daarnaast zal de rechtbank per gebeurtenis aangegeven op welk feit van welke dagvaarding deze betrekking heeft.
Categorie 1: Investeringen (aankoop van exclusieve auto’s en daaraan verbonden handelingen)
Inleiding
Onder deze categorie vallen alle in de zaak met parketnummer 18/950051-18 ten laste gelegde feiten en het in de zaak met parketnummer 18/930177-18 met uitzondering van feit 2 primair en subsidiair en feit 3 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Voorafgaand aan de bespreking van deze feiten acht de rechtbank het aangewezen om enige inleidende opmerkingen te maken over de handel in exclusieve auto’s, zoals dat in deze zaak is gebleken.
Uit het dossier blijkt dat bij een autofabrikant van exclusieve auto’s zoals Porsche bepaalde modellen beperkt in productie worden gebracht dan wel pas worden geproduceerd nadat een bepaald aantal is besteld. In het laatste geval wordt dan een pre-order geplaatst bij de fabrikant. Een dergelijke order kan echter niet door elke autohandelaar worden geplaatst, maar is voorbehouden aan een beperkte, geselecteerde groep van autohandelaren. Een van deze autohandelaren in deze casus betreft [slachtoffer 13] te München. Als de pre-order door de fabrikant wordt aanvaard, ontvangt de handelaar een schriftelijke bevestiging hiervan met de gegevens van het automodel.
Tussen het moment van het plaatsen van een pre-order en het daadwerkelijk produceren zit enige tijd. De schriftelijke bevestiging met de gegevens van de pre-order kan na ontvangst worden verhandeld. Op die manier kan de kopende autohandelaar winst maken op de pre-order. De pre-order kan als waardepapier worden aangemerkt.
Gelet op de omstandigheid dat niet elke autohandelaar een order kan plaatsen bij de fabrikant van Porsche, proberen handelaren via de speciaal daarvoor geselecteerde groep autohandelaren een order te plaatsen. Dat geldt ook voor andere autoliefhebbers die proberen via tussenpersonen (autohandelaren) hetzij bij de fabrikant van Porsche zelf, hetzij via de geselecteerde groep van autohandelaren een bestelling te plaatsen. Die tussenpersonen fungeren soms ook als een makelaar op de automarkt, waarbij ze aan de hand van een specifieke vraag naar een bepaald automodel op zoek gaan naar een auto. Als het gaat om een auto die nog niet in productie is gegaan, gaat een tussenpersoon op zoek naar een autohandelaar uit de geselecteerde groep die dat kan bewerkstelligen. In ruil voor zijn diensten ontvangt de tussenpersoon geld, wat in de branche commissie wordt genoemd. Soms bestaat deze commissie uit het verschil tussen de aankoopprijs en de verkoopprijs van een pre-order die de tussenpersoon tot zijn beschikking heeft gekregen. Ook bij een reeds geproduceerde Porsche dan wel een tweedehands Porsche kan een dergelijke tussenpersoon worden ingezet, waarbij de werkwijze min of meer dezelfde is als bij een pre-order. Het verschil daarbij is dat gehandeld wordt met een Porsche die al is geproduceerd in plaats van een orderbevestiging.
De feiten
Op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de navolgende feiten vast [1] .
parketnummer 18/950051-18, feit 1 ( [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] )
Op 9 maart 2017 heeft verdachte aan [slachtoffer 9] en zijn compagnon [slachtoffer 10] verteld dat ze een pre-order voor een Porsche 991 GT2 RS bij hem konden plaatsen en dat hij die via [bedrijf 1] te Oostenrijk kon laten leveren. [slachtoffer 9] wist dat verdachte connecties had bij [bedrijf 1] . Op dezelfde dag is door verdachte een contract hierover opgesteld en naar [slachtoffer 9] verstuurd. Het contract is afgesloten tussen verdachte, die handelde onder de naam [bedrijf 2] , en het bedrijf van [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] .
Bij het plaatsen van een pre-order voor exclusieve of zeldzame auto’s is het gebruikelijk dat 10% van de verkoopprijs als aanbetaling wordt voldaan. De fabrieksprijs van de bedoelde Porsche was € 280.000. [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] hebben op 13 maart 2017 in totaal
€ 25.000,- aan verdachte betaald. [2] Het bedrag is overgemaakt ten name van [bedrijf 2] [3] , maar is naar (wat achteraf is gebleken) de privérekening van verdachte overgeboekt. Dat banknummer is door verdachte in het contract opgenomen. [4] [bedrijf 2] betrof een vennootschap onder firma (V.O.F) waarvan verdachte één van de vennoten was, en had een eigen bankrekeningnummer. De activiteiten van deze V.O.F. bestonden onder meer uit het importeren van (nieuwe) personenauto’s. [5]
Nadat de aanbetaling van € 25.000,- op de rekening van verdachte is overgemaakt op
13 maart 2017, wordt het totale saldo op deze rekening € 27.000. Op dezelfde dag wordt
€ 7.000 van deze rekening overgemaakt naar een andere privérekening van verdachte. Op
24 maart wordt € 20.000,- naar weer een andere privérekening van verdachte overgemaakt, waarna het saldo van de rekening waarop de aanbetaling is gedaan nihil wordt. Tussen 22 en 28 maart 2017 vinden er verschillende overboekingen plaats tussen de privérekeningen van verdachte. Door dit geld is verdachte in staat om op 24 maart 2017 een bedrag van
€ 22.432,28 over te maken naar de rekening van zijn eigen V.O.F. met de omschrijving: “betaling Audi A6 3.0 TGi”. Deze auto is op 28 maart 2017 op naam gekomen van verdachte en was het privébezit van verdachte. [6]
Op een zeker moment heeft [slachtoffer 9] verdachte aangesproken over het uitblijven van een schriftelijke bevestiging van de pre-order van de bestelde Porsche. Verdachte heeft toen verklaard dat hij de auto heeft besteld bij Porsche Saudi Arabië, maar dat die order was ingetrokken omdat de dealer uit de Golf-Staten niet bevoegd was om auto’s voor de Europese markt te bestellen. Enige tijd later heeft verdachte aangegeven dat hij in het bezit was van de order en dat hij die naar [slachtoffer 9] zou brengen, maar dat is vervolgens nooit gebeurd. [7]
parketnummer 18/950051-18, feiten 3 (S. [slachtoffer 16] en [slachtoffer 15] ) en 4 ( [slachtoffer 12] )
Begin 2017 heeft [slachtoffer 9] aangever [slachtoffer 12] in contact gebracht met verdachte om te kijken of [slachtoffer 12] en verdachte zaken konden doen. Tijdens de ontmoeting is verdachte overgekomen als een jong persoon die gepassioneerd is van auto’s. Verdachte heeft daarbij verteld dat hij samen met twee compagnons een bedrijf had dat auto’s verhandelde. Ook heeft hij verteld dat hij bij verschillende dealers heeft gewerkt waaronder ‘Snellers’. Deze laatste is een bekende dealer in de autowereld.
[slachtoffer 12] hoorde van [slachtoffer 9] dat het via verdachte mogelijk was een order te plaatsen voor een nieuwe Porsche (911) GT2 RS, dit betrof een gelimiteerd beschikbare en dure auto. [slachtoffer 12] heeft verdachte hierna gebeld met de vraag of verdachte dat ook voor hem kon regelen. Verdachte heeft hierop aangegeven dat hij nog twee orders had en dat per auto € 25.000 moest worden betaald. Door een eerdere deal met verdachte die niet was doorgegaan en die [slachtoffer 12] geld heeft gekost, heeft verdachte de aanbetaling voor de auto’s verlaagd. Voor twee Porsches mocht [slachtoffer 12] in totaal € 30.000 aanbetalen. Verdachte heeft daarbij ook de productienummers genoemd. [8]
Verdachte heeft hierna een Binding Sales Contract gemaakt tussen de besloten vennootschap van [slachtoffer 12] en de V.O.F. waarvan verdachte een vennoot was. In het contract staat vermeld dat [slachtoffer 12] de twee bedoelde Porsches (een Porsche GT2 RS #125 - Q4/2017 en een Porsche GT2 RS #126 - Q4/2017) zou krijgen en dat indien dat niet door zou gaan [slachtoffer 12] zijn aanbetaling terug zou krijgen. Onder het eerste contract dat door verdachte is opgemaakt stond alleen de handtekening van verdachte. Bij het controleren van de gegevens van de V.O.F. bij de Kamer van Koophandel door [slachtoffer 12] bleek dat een individuele vennoot slechts tot duizend euro tekeningsbevoegd was. [slachtoffer 12] heeft toen geëist dat alle drie de vennoten hun handtekening onder het contract zouden zetten. Een paar dagen later heeft [slachtoffer 12] een contract ontvangen met drie handtekeningen eronder met vermelding van de namen van verdachte, [slachtoffer 16] en [slachtoffer 15] , de beide andere vennoten. De dagtekening van het contract is 29 juni 2017. [9]
[slachtoffer 15] heeft verklaard dat [slachtoffer 16] en hij niet op de hoogte waren van dit contract en de andere contracten die verdachte onder de naam van de V.O.F. heeft afgesloten over het verkopen van Porsches 991 GT2 RS. Ook heeft [slachtoffer 15] verklaard dat de handtekeningen onder het contract van [slachtoffer 12] niet van [slachtoffer 16] en hemzelf zijn. De V.O.F. is per 4 december 2017 opgeheven. [10]
Verdachte erkent dat hij de handtekeningen van [slachtoffer 15] en [slachtoffer 16] op het bedoelde contract heeft gezet. [11]
Volgens de productienummers die verdachte aan [slachtoffer 12] opgaf, zou [slachtoffer 12] één van de eersten moeten zijn geweest die een auto zou ontvangen. Toen de levering van de auto’s uitbleef, heeft [slachtoffer 12] contact opgenomen met verdachte. Verdachte heeft daarbij gezegd dat hij contact zou opnemen met Porsche. Later heeft verdachte aan [slachtoffer 12] verteld dat er iets was misgegaan en dat [slachtoffer 12] zijn geld terug zou krijgen, maar dat is nooit gebeurd.8
Uit de verkregen bankmutaties blijkt dat een bedrag van € 30.000,- dat door [slachtoffer 12] is betaald, is overgemaakt in twee delen op een privérekening van verdachte. Op 6 respectievelijk 7 juli 2017 is telkens een bedrag van € 15.000,- overgemaakt. Van het bedrag dat op 6 juli 2017 door verdachte wordt ontvangen, maakt verdachte op dezelfde dag € 12.500,- over aan zijn vader met als omschrijving ‘Betaling Peugeot 208’. Daarnaast wordt een aankoop gedaan bij een bedrijf in Zwolle voor een bedrag van € 984,-. Op 7 juli 2017 betaalt verdachte ruim
€ 5.000,- aan de V.O.F. met omschrijving Golf GTI’. Verder betaalt hij ruim € 3.000,- voor een vliegticket naar Dubai.
parketnummer 18/930177-18, feit 1 ( [slachtoffer 1] ) en feit 5 (reisdocument opgeven als vermist)
In september of oktober 2017 is aangever [slachtoffer 1] in contact gekomen met verdachte, dit naar aanleiding van een advertentie over een auto die verdachte had geplaatst op de Duitse website Automobile.de. Verdachte is op een gegeven moment met een aankooporder van de geadverteerde auto naar [slachtoffer 1] gegaan in België waar [slachtoffer 1] woonachtig is. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij vertrouwen heeft gekregen in verdachte omdat deze hem enkele keren in België is komen bezoeken en ook bestelorders voor exclusieve auto’s van andere personen heeft getoond. Verdachte heeft aan [slachtoffer 1] laten zien dat deze personen ook aanbetalingen voor deze auto’s hebben gedaan. Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer 1] verteld dat hij een garagebedrijf [bedrijf 2] had en dat verdachte regelmatig in exclusieve auto’s handelde. Verdachte zou ook in contact zijn geweest met een Duitse garage, waar hij een auto heeft gekocht en later doorverkocht. Bovendien heeft verdachte een bestelbon aan [slachtoffer 1] laten zien van een van de (exclusieve) auto die hij aan [slachtoffer 1] zou kunnen leveren. Op basis van deze omstandigheden heeft [slachtoffer 1] uiteindelijk een bestelling geplaatst voor twee Porsches. Het ging om twee exclusieve Porsches waarvan er niet veel waren geproduceerd en die in principe alleen bij de autofabrikant konden worden besteld. Verdachte heeft aan [slachtoffer 1] verteld dat hij die auto’s ook kon leveren.
In het vervolg heeft [slachtoffer 1] telkens op verzoek van verdachte verschillende geldbedragen overgemaakt ten name van [bedrijf 2] , maar steeds op (wat later) de privérekening van verdachte (bleek te zijn). [12]
In het Binding Sales Contract gedateerd 6 november 2017 staat dat voor de Porsche GT2 RS een prijs van € 340.000,- is afgesproken tussen [slachtoffer 1] en verdachte en dat door [slachtoffer 1] een deposit van € 35.000,- moest worden gemaakt. Op 7 november 2017 wordt dit bedrag aan verdachte overgemaakt op een privérekening van verdachte. [13] Dit bedrag staat op 8 november 2017 op voornoemde rekening. Op 9 november 2017 vindt vanaf deze rekening een spoedoverboeking van € 15.400,- plaats aan [bedrijf 3] in Groningen. Deze overboeking heeft betrekking op een horloge dat verdachte daar heeft aangeschaft en waarvan op de factuur de datum 8 juni 2017 staat. Op 9 november 2017 wordt vanaf de rekening van verdachte een bedrag van € 7.750,- gepind voor een Rolex horloge bij [bedrijf 3] .
Verder verricht verdachte een spoedoverboeking aan [naam 3] van € 7.500,- voor de huurkoop van het voertuig Jaguar F-type. [14]
In het Binding Sales Contract gedateerd 17 november 2017 welk door verdachte en [slachtoffer 1] is getekend, staat dat voor de twee Porsches een bedrag van € 537.000,- is verschuldigd en dat in dit verband een contant deposito van € 40.000,- is gedaan. Verdachte erkent dat hij op enig moment een bedrag van € 40.000,- contant heeft ontvangen van [slachtoffer 1] . [15]
Op 18 december 2017 wordt door [slachtoffer 1] een bedrag van € 45.000,- overgemaakt op een privérekening van verdachte, dit als eerste aanbetaling voor de tweede auto. Op dezelfde dag maakt verdachte een bedrag van € 15.000,- respectievelijk € 20.000,- over naar een andere privérekening van hem. Vervolgens vinden verschillende transacties plaats, waarbij verdachte geld pint om vervolgens weer geld te storten op een andere privérekening van hem. Op 19 december 2017 wordt ook een bedrag van € 15.000,- overgemaakt naar [bedrijf 4] (het bedrijf van [slachtoffer 13] te München) met omschrijving ‘cancellation of contract 3x Porsche 911’. [16]
Op 10 januari 2018 stuurt verdachte een e-mail naar [slachtoffer 1] met de mededeling dat nadat [slachtoffer 1] € 80.000,- heeft betaald, hij, verdachte, ervoor zal zorgen dat de auto’s (Porsche GT2 RS en Porsche 911 Turbo S-Exclusive Series) de volgende dag zullen worden afgeleverd bij het bedrijf van [slachtoffer 1] . Op dezelfde dag wordt dit bedrag door [slachtoffer 1] op de rekening van verdachte overgemaakt. [17] Door verdachte wordt op 10 januari 2017 vanaf zijn rekening
€ 8.000,- overgemaakt aan [bedrijf 4] voor ‘cancellation of 3x Porsche 911’. Verder maakt verdachte in totaal € 72.000,- over naar drie van zijn andere privérekeningen. Van die rekeningen wordt geld gepind en maakt hij op 11 januari 2017 weer € 8.000,- over naar [bedrijf 4] voor eerdergenoemde cancellation. Ook wordt een bedrag van € 26.000,- overgemaakt aan [naam 4] in verband met een schuldbekentenis van verdachte aan [naam 4] . Gebleken is dat verdachte zonder toestemming van [naam 4] diens auto te koop heeft aangeboden.
Op 9 februari 2018 heeft verdachte digitaal een brief naar [slachtoffer 1] verstuurd met onder meer de mededeling dat hij zich bewust is van de ernst van het geval. Ook belooft hij dat op het moment dat hij het verschuldigde bedrag van € 135.000,- heeft ontvangen, hij de auto’s meteen zal afleveren. Hij zou daarbij zijn eigen trailer gebruiken en als bestuurder optreden zodat niets verkeerd kon gaan. Bij de brief heeft hij een kopie van zijn paspoort gevoegd als bewijs dat hij de zaak serieus neemt. Op dezelfde dag wordt voornoemd bedrag door [slachtoffer 1] aan verdachte betaald.
Verdachte heeft de hiervoor genoemde Porsches nooit aan [slachtoffer 1] geleverd. [18] Enkele minuten na het ontvangen van het bedrag van €135.000,- op zijn privérekening wordt vanaf de rekening van verdachte een bedrag van € 66.500 overgemaakt aan autobedrijf Dusseldorp voor de aankoop van een BMW X5. Verder maakt verdachte een bedrag over van € 18.000,- aan [bedrijf 5] met omschrijving ‘Terugbetaling Golf 7 GTI”, een bedrag van € 16.000,- aan zijn broer met omschrijving ‘retour privé lening’ en € 12.500,- aan [bedrijf 7] met omschrijving ‘totaal openstaand facturen’. Voor het overige doet verdachte diverse privé uitgaven waardoor het bedrag in een tijdbestek van 12 dagen geheel is uitgegeven. [19]
Na voornoemde betalingen heeft verdachte op verschillende manieren nog geprobeerd [slachtoffer 1] over te halen meerdere geldbedragen aan hem te betalen voor de levering van de Porsches. [slachtoffer 1] heeft dit echter niet meer gedaan.
Op 23 juli 2018 heeft een ontmoeting plaatsgevonden tussen [slachtoffer 1] en verdachte, waarbij verdachte zijn horloge en paspoort als onderpand bij [slachtoffer 1] heeft achtergelaten. De volgende dag, 24 juli 2018, is verdachte naar het gemeentehuis in Coevorden gegaan en heeft daar een nieuw paspoort aangevraagd. Op de “verklaring van vermissing reisdocument” heeft verdachte ingevuld dat hij zijn rijbewijs voor het laatst heeft gebruikt op 23 juli 2018 bij het boarden in Zaventem Brussel en dat hij het document daar heeft verloren. Ook heeft verdachte aangegeven dat hij geen vermoeden had wie het document in bezit zou hebben. [20]
Jaguar
Op 28 maart 2018 heeft verdachte een koopovereenkomst gesloten met [naam 3] tot de koop van een Jaguar F-type R met een koopprijs van € 90.000,-. Volgens het contract moest dit bedrag in maximaal 6 maandelijkse termijnen worden voldaan, waarbij de eerste termijn € 10.000,- bedroeg en de opvolgende termijnen steeds € 15.000,- bedroegen. [21] Verdachte reed zelf in deze auto.
parketnummer 18/950051-18, feit 2 ( [slachtoffer 11] )
Rond medio april 2018 heeft aangever [slachtoffer 11] verdachte bij een autobedrijf ontmoet, waar ze kennis met elkaar hebben gemaakt. Het bedrijfspand van [slachtoffer 11] bevond zich naast dit autobedrijf. Tijdens de kennismaking heeft [slachtoffer 11] aan verdachte verteld dat hij een voorliefde heeft voor Porsche en dat hij een verzamelaar is van Porsches GT3 die tussen 1997 en 2001 zijn gebouwd. Verdachte heeft toen aan [slachtoffer 11] verteld dat hij in exclusieve auto’s handelde. Verdachte had een exclusieve Jaguar bij zich. Tijdens het gesprek heeft verdachte aan [slachtoffer 11] verschillende foto’s van auto’s laten zien. Het zou gaan om auto’s die verdachte in zijn bezit had dan wel in zijn bezit heeft gehad. [22]
Op 23 april 2018 heeft verdachte via WhatsApp contact gezocht met [slachtoffer 11] . Tijdens dit contact heeft verdachte aan [slachtoffer 11] verteld dat hij, verdachte, een Porsche 997 GT3 RS kon kopen met slechts 8.000 kilometer op de teller. [slachtoffer 11] meende dat een dergelijke auto tussen de € 130.000,- en € 200.000,- zou kunnen opbrengen. Verdachte heeft hierna zeven foto’s van een Porsche 997 GT3 RS naar [slachtoffer 11] verstuurd, waarbij verdachte heeft verteld dat de auto van een vriend van hem was en dat de auto schadevrij was. Ook is door verdachte een chassisnummer van de auto aan [slachtoffer 11] doorgegeven.
Verdachte heeft hierna aan [slachtoffer 11] gezegd dat hij, verdachte, de Porsche voor € 125.000,- kon kopen en hij heeft [slachtoffer 11] voorgesteld om € 30.000,- in te leggen als investering. [slachtoffer 11] zou binnen twee weken € 40.000,- terugkrijgen en aldus € 10.000,- winst kunnen maken. Naar aanleiding hiervan hebben verdachte en [slachtoffer 11] elkaar tijdens de middaguren ontmoet [23] en is er diezelfde dag een contract getekend over bovengenoemde investering. Toen is onder meer afgesproken dat na aankoop de Porsche in het bedrijfspand van [slachtoffer 11] zou worden gestald. [24] Het bedrag van € 30.000,- is later op de dag overgemaakt op (naar wat later) de privérekening van verdachte (bleek te zijn). [25]
Tussen 25 april 2018 en 3 mei 2018 heeft verdachte telkens de afspraken om de auto bij [slachtoffer 11] af te leveren verzet. De bedoelde auto is uiteindelijk nooit afgeleverd. [26]
Uit de bankmutaties blijkt dat voordat dit bedrag van € 30.000,- op verdachtes rekening is gekomen, het actuele saldo rond de tweeduizend euro was. Na de overmaking van het bedrag wordt op dezelfde dag een bedrag van € 5.000,- overgeboekt op een rekening ten name van [naam 3] met omschrijving: “Tweede termijn 1 betaling Jaguar F type”. Op 24 april 2018 wordt van de rekening een totaalbedrag van € 4.000,- gepind en wordt per pin een bedrag van € 1.295,76 uitgegeven bij een modehuis in Emmen. Ook vinden er die dag verschillende pintransacties plaats in uitgaansgelegenheden in Emmen en Utrecht.
Op 2 mei 2018 wordt vanaf deze rekening een bedrag van € 10.000 overgemaakt naar de rekening van [naam 3] met omschrijving: Tweede betaling Jaguar F type. Ook op 23 mei 2018 wordt € 2.500 naar de rekening van [naam 3] overgemaakt met omschrijving: “Betaling F-type”. [27]
parketnummer 18/930177-18, feit 4 ( [slachtoffer 8] )
In april 2018 is aangever [slachtoffer 8] via Instagram in contact gekomen met verdachte, waarbij [slachtoffer 8] heeft geïnformeerd naar de handelsactiviteiten van verdachte. Verdachte heeft aan [slachtoffer 8] verteld dat hij handelt in dure auto’s, bitcoins en vastgoed. Via WhatsApp heeft verdachte op 19 en 20 april 2018 berichten en foto’s naar [slachtoffer 8] verstuurd, waaruit [slachtoffer 8] de indruk heeft gekregen dat verdachte een ‘grote jongen’ was. Het ging hierbij om foto’s van een Ferrari, een grote stapel geld en de koers van bitcoins.
Verdachte heeft het daarbij doen voorkomen dat [slachtoffer 8] mocht meeliften op verdachtes succes en wat extra geld zou kunnen verdienen. Op de vraag of hij over cash geld beschikte, heeft [slachtoffer 8] aangegeven dat hij € 10.000,- had gespaard voor zijn studie. Verdachte heeft hierop aan [slachtoffer 8] verteld dat hij, verdachte, een Porsche GT2 RS voor € 315.000,- ging kopen. Verder heeft verdachte verteld dat hij € 70.000,- zou inleggen en dat [slachtoffer 8] minimaal € 10.000,- zou moeten inleggen. De rest van het bedrag zou door andere investeerders worden ingelegd. Er zou een koper zijn die de auto voor € 380.000,- wilde kopen. Binnen vier of zeven werkdagen na deze koop zou [slachtoffer 8] € 14.000,- van verdachte terug ontvangen voor zijn investering.
Nadat [slachtoffer 8] akkoord was gegaan met het voorstel van verdachte, heeft verdachte op 20 april 2018 een contract opgesteld waarin de gemaakte afspraken zijn vastgelegd. Op dezelfde dag heeft [slachtoffer 8] het bedrag van € 10.000,- op de rekening van verdachte overgemaakt.
[slachtoffer 8] heeft zijn geld nooit teruggekregen van verdachte. [28] De overboeking vond plaats op een privérekening van verdachte, deze rekening was opgenomen in het contract.
Er is gebleken dat verdachte op 20 april 2018 op geen enkele privérekening
de beschikking had over € 70.000. Uit de bankmutaties blijkt dat verdachte van het bedrag dat [slachtoffer 8] heeft overgemaakt € 2.000,- heeft gepind, € 3.200,- aan raamfolie voor een voertuig heeft betaald en € 3.000,- heeft besteed aan banden en velgen voor een voertuig. [29]
Categorie 2: Het aanbieden van iPhone en iPads
Onder categorie 2 vallen het in de zaak met parketnummer 18/930177-18 onder 2 primair en subsidiair en 3 primair en subsidiair ten laste gelegde.
parketnummer 18/930177-18, feit 2 ( [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] )
Aangever [slachtoffer 6] is eigenaar van [bedrijf 6] , een uitgaansgelegenheid waar verdachte en zijn vrienden sinds de opening in april 2018 bijna elk weekend naartoe gingen. Verdachte gaf daar veel geld uit en betaalde zijn wekelijkse bezoekjes contant.
Op een zeker moment heeft verdachte aan [slachtoffer 6] verteld dat hij iPhones, iPads en andere Apple producten had opgekocht uit een faillissementspartij en deze aan [slachtoffer 6] te koop aangeboden. [slachtoffer 6] heeft uiteindelijk twee iPads ter waarde van € 1.200,- bij verdachte gekocht. Dit bedrag heeft hij op 18 juli 2018 op de rekening van verdachte overgemaakt. [30]
Op 31 juli 2018 heeft verdachte een WhatsApp-bericht gestuurd naar aangever [slachtoffer 5] met de mededeling dat hij zes iPhones X met 64 GB (geseald) te koop had voor € 575,-. Verdachte heeft aangegeven dat er twee jaar garantie op deze telefoons zat. Op 1 augustus 2018 heeft [slachtoffer 5] voornoemd bedrag aan verdachte betaald, dit na het ontvangen van een Tikkie-verzoek.
Op 3 augustus 2018 heeft [slachtoffer 14] via Facebook Messenger contact gehad met verdachte, waarbij verdachte aan [slachtoffer 14] heeft aangegeven dat hij iPhones te koop had. Het zou gaan om zes iPhones met 64GB voor € 575,- per stuk en zes iPhones met 256GB voor € 750,- per stuk. Op de vraag waar deze spullen vandaan kwamen, heeft verdachte gezegd dat hij deze had opgekocht uit een faillissement. [slachtoffer 14] heeft aan verdachte verteld dat hij geen geld had om een telefoon te kopen maar dat als de iPhones echt zouden zijn, hij het bericht van verdachte wel kon doorsturen naar anderen en/of dat hij voor verdachte twee kon verkopen. Nadat verdachte hiermee akkoord is gegaan, heeft [slachtoffer 14] via WhatsApp contact opgenomen met [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] is een collega van [slachtoffer 14] . [slachtoffer 3] wilde weten of de telefoons echt waren en of er garantie was. Nadat [slachtoffer 14] dit aan verdachte had doorgegeven, heeft verdachte aangegeven dat de telefoons 100% echt waren en daarbij drie Imeinummers naar [slachtoffer 14] verstuurd.
Verdachte heeft vervolgens een Tikkie-verzoek voor het betalen van € 550,- verstuurd naar [slachtoffer 14] en heeft verteld dat hij na betaling de telefoon bij [slachtoffer 14] zou afleveren. Dit betalingsverzoek heeft [slachtoffer 14] doorgestuurd naar [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] heeft twee keer
€ 550,- overgemaakt op de rekening van verdachte voor twee telefoons. [31]
[slachtoffer 14] heeft het Facebookbericht dat hij van verdachte heeft ontvangen over de telefoons ook naar twee andere collega’s verstuurd. Deze collega’s zijn [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] . [slachtoffer 2] is tot koop overgegaan nadat hij de bovengenoemde berichtenwisseling tussen verdachte en [slachtoffer 14] heeft gezien. Via een Tikkie-verzoek heeft [slachtoffer 2] op 4 augustus 2018 een bedrag van € 575,- aan verdachte betaald voor een iPhone. [32]
Tijdens het WhatsAppgesprek tussen verdachte en [slachtoffer 14] op 3 augustus 2018 heeft verdachte aangegeven dat hij ook iPads had en er werd besproken dat [slachtoffer 14] deze voor
€ 500,- aan anderen mocht aanbieden. Op dezelfde dag stuurde [slachtoffer 14] naast de informatie over de telefoons, ook de informatie over de iPads naar [slachtoffer 4] . Door [slachtoffer 4] is uiteindelijk een totaalbedrag van € 3.275,- via Tikkie op de rekening van verdachte overgemaakt voor drie telefoons en drie iPads. [33]
De hierboven genoemde aangevers hebben de door hen betaalde producten nooit ontvangen. Ook ten tijde van het doen van hun aangifte hadden de aangevers het geld dat ze hebben betaald nog niet teruggekregen van verdachte. [34]
[slachtoffer 2] heeft het bedrag dat hij aan verdachte heeft betaald later teruggekregen met daarbij het verzoek van verdachte om de door hem afgelegde verklaring bij de politie in te trekken. [35]
Aanhouding verdachte en invrijheidsstelling
Op 7 augustus 2018 is verdachte aangehouden in verband met de aangiftes ter zake van de feiten betreffende de investeringen in exclusieve auto’s en de daaraan verbonden handelingen. Verdachte is op 29 augustus 2018 in vrijheid gesteld. Tijdens het voorarrest van verdachte is door de personen aan wie de iPhones en iPads werden aangeboden, aangifte gedaan ter zake van oplichting.
parketnummer 18/930177-18, feit 3 ( [slachtoffer 7] )
Op 21 september 2018 is aangever [slachtoffer 7] verdachte tegengekomen in Zwolle. Verdachte was toen in het bezit van een splinternieuwe Mercedes. Deze Mercedes heeft de aandacht getrokken van [slachtoffer 7] die een autofanaat is. Naar aanleiding van de auto heeft [slachtoffer 7] verdachte benaderd, waarna ze verder in gesprek zijn geraakt. Na deze ontmoeting hebben verdachte en [slachtoffer 7] ook daarna via Instagram af en toe contact gehad.
Op 3 oktober 2018 heeft verdachte [slachtoffer 7] aangeboden om in crypto’s te beleggen en heeft daarbij gezegd dat als [slachtoffer 7] € 250,- zou overmaken hij binnen twee weken € 450,- zou krijgen van verdachte. Ook heeft verdachte daarbij verteld dat hij 100% garant stond dat [slachtoffer 7] hieraan geld zou verdienen. Op 6 oktober 2018 heeft [slachtoffer 7] een bedrag van € 250,- op de rekening van verdachte overgemaakt.
Op 8 oktober 2018 heeft verdachte [slachtoffer 7] via WhatsApp benaderd met de mededeling dat hij iPhones X verkocht voor € 500,-. Het zou gaan om nieuwe telefoons in dozen die geseald waren. [slachtoffer 7] had op dat moment geen telefoon nodig, maar zijn pleegbroer wel. Op dezelfde dag heeft [slachtoffer 7] € 350,- overgemaakt op de rekening van verdachte. Het resterende bedrag ad € 150,- is op 15 oktober 2018 door [slachtoffer 7] overgemaakt.
Op 16 oktober 2018 heeft [slachtoffer 7] nog € 150,- extra overgemaakt naar verdachte voor de investering met betrekking tot de crypto’s, dit nadat verdachte [slachtoffer 7] heeft verteld dat hij de week erna € 700,- uitbetaald zou krijgen voor zijn investering.
Tussen 15 en 19 oktober 2019 hebben verdachte en [slachtoffer 7] op verschillende momenten contact met elkaar gehad, waarbij verdachte aan [slachtoffer 7] onder meer heeft gevraagd of hij nog kopers had voor de mobiele telefoons. Tijdens dat contact heeft verdachte aan [slachtoffer 7] verteld dat op de telefoons twee jaar garantie zat en dat hij de telefoons zo goedkoop kon aanbieden omdat hij, verdachte, ze uit een faillissement had opgekocht.
Op 19 oktober 2018 heeft verdachte nogmaals een nieuwe iPhone X aan [slachtoffer 7] aangeboden, maar deze keer voor € 350,-. [slachtoffer 7] is hiermee akkoord gegaan en er is toen afgesproken dat [slachtoffer 7] dit bedrag in twee termijnen van elk € 175,- zou betalen. De eerste termijn is op
19 oktober betaald en twee dagen later is het resterend bedrag betaald.
Op de verschillende afspraken die zijn gemaakt om de telefoons af te leveren, is verdachte niet komen opdagen of heeft verdachte de afspraak afgezegd dan wel verschoven.
Ook het geldbedrag dat [slachtoffer 7] op 24 oktober 20178 zou krijgen voor de investering in crypto’s is door hem nooit ontvangen. [36]
Bewijsoverweging

Categorie 1

Ten aanzien van de gevallen die onder categorie 1 vallen – de feiten die betrekking hebben op het investeren in exclusieve voertuigen – overweegt de rechtbank als volgt.
Oplichting
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken.
Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot één van voornoemde handelingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen. Bij een samenweefsel van verdichtsels behoren tot die omstandigheden onder meer de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) leugenachtige mededelingen in hun onderlinge samenhang.
Aangevers [slachtoffer 9] / [slachtoffer 10] , [slachtoffer 12] en [slachtoffer 1]
parketnummer 18/950051-18, feit 1 en 4
parketnummer 18/930177-18 feit 1
Tussen de maanden maart en oktober 2017 heeft verdachte aangevers [slachtoffer 9] / [slachtoffer 10] , [slachtoffer 12] en [slachtoffer 1] benaderd dan wel is verdachte in contact gekomen met deze aangevers in verband met het bestellen van auto’s van het merk Porsche 911, type GT2 RS. In de handel van auto’s uit het exclusieve segment zoals deze Porsche, is het kennelijk gebruikelijk dat alleen een geselecteerde groep autohandelaren een pre-order bij de fabrikant kan plaatsen. Verdachte heeft aan deze aangevers verteld dat ze via hem voornoemde pre-order kunnen plaatsen. Verdachte heeft hierbij doen voorkomen dat hij handelde vanuit het bedrijf [bedrijf 2] , waarvan hij een van de drie vennoten was. Dit bedrijf hield zich onder meer bezig met het importeren van (nieuwe) personenauto’s.
Aan [slachtoffer 9] / [slachtoffer 10] heeft verdachte in het bijzonder verteld dat hij de bestelling via [bedrijf 1] zou plaatsen. Uit het dossier is gebleken dat dit bedrijf tot de bedoelde geselecteerde groep autohandelaren behoorde. [slachtoffer 9] wist dat verdachte connecties had met dit bedrijf.
Aan [slachtoffer 12] en [slachtoffer 1] heeft verdachte productienummers en/of bestelbonnen laten zien die zouden horen bij zo’n pre-orderbestelling.
Verdachte heeft vervolgens een contract opgesteld tussen hem en de respectievelijke aangevers. Op de contracten is de naam van verdachtes bedrijf opgenomen, maar is het bankrekeningnummer van zijn privérekening opgenomen als de bankrekening waarop het verschuldigde bedrag moest worden overgemaakt. De aanbetalingen dan wel periodieke betalingen zijn vervolgens dan ook telkens op de privérekening van verdachte terechtgekomen.
Op het contract tussen verdachte en [slachtoffer 12] heeft verdachte handtekeningen geplaatst die moesten doorgaan voor de handtekeningen van de andere twee vennoten, zonder dat zij daarvan af wisten dan wel toestemming hadden gegeven.
Leugenachtige mededelingen
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de mededelingen die verdachte aan de aangevers heeft gedaan over het plaatsen van pre-orders leugenachtig zijn.
De rechtbank overweegt hierbij dat uit de stukken noch ter terechtzitting is gebleken dat verdachte op enig moment de bedoelde orderbestellingen hetzij rechtstreeks, hetzij via een tussenpersoon heeft geplaatst bij de fabrikant van Porsche. Ter terechtzitting heeft verdachte toegegeven dat hij niet tot de geselecteerde groep handelaren behoorde die zo’n bestelling rechtstreeks kunnen doen.
Door verdachte is verklaard dat hij de bestellingen via [slachtoffer 13] (h.o.d.n. [bedrijf 4] ) te Duitsland heeft geplaatst, maar dat hij door een zakelijk geschil met [slachtoffer 13] in de problemen is gekomen. De rechtbank acht deze lezing niet aannemelijk. Weliswaar heeft verdachte ter zitting een oproep om voor een Duitse rechtbank een getuigenis ter zake oplichting te komen overgelegd, maar de rechtbank acht deze enkele oproep onvoldoende om zijn relaas te staven, reeds omdat onduidelijk is gebleven waarop deze oproep precies betrekking heeft. Door verdachte zijn voorts geen verifieerbare gegevens verschaft over de bestellingen en heeft verdachte wisselend verklaard over het bedrijf bij wie hij de bestellingen zou hebben geplaatst. Zo heeft verdachte aangever [slachtoffer 9] eerst verteld dat hij de bestellingen zou doen via het bedrijf [bedrijf 1] dat in Oostenrijk is gevestigd. Vervolgens heeft hij tegen [slachtoffer 9] gezegd dat hij de auto’s bij Porsche Saudi-Arabië heeft besteld, maar dat achteraf is gebleken dat een dealer uit de Golfstaten niet bevoegd is om auto’s te bestellen die bestemd zijn voor Europese landen. Ook van deze mogelijke bestellingen zijn door verdachte geen stukken overhandigd.
De rechtbank betrekt hierbij dat zich in het procesdossier een getekend contract bevindt tussen verdachte en [bedrijf 4] van [slachtoffer 13] , waarbij verdachte als verkoper optreedt van drie voertuigen van het merk Porsche 911. [37] Uit de bankafschriften van de rekeningen van verdachte blijkt dat hij twee keer een geldbedrag heeft overgemaakt naar [bedrijf 4] met daarbij de omschrijving ‘cancellatioin of contract 3x Porsche 911’. Gelet op eerdergenoemd contract is het niet onaannemelijk dat de verrichte betalingen door verdachte aan [slachtoffer 13] betrekking hebben gehad op de annulering van de verkoop door verdachte. De rechtbank merkt hierbij wel op dat het gaat om een geval waar verdachte de verkoper was en niet [slachtoffer 13] .
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de eerdergenoemde betalingen aan [slachtoffer 13] zijn verricht omdat eerstgenoemde de reputatie van verdachte beschadigde en hij geld moest betalen om dat te stoppen.
De rechtbank overweegt hierbij dat wat de reden van de betalingen ook is geweest, vaststaat dat deze geen betrekking hebben gehad op door verdachte bij [slachtoffer 13] geplaatste bestellingen in verband met pre-orders.
Dat verdachtes mededelingen over het plaatsen van de pre-orders leugenachtig zijn leidt de rechtbank ook af uit het navolgende. De door de aangevers verschuldigde bedragen zijn in alle gevallen op de privérekeningen van verdachte overgemaakt. Na de overboekingen heeft verdachte het geld niet gebruikt voor het plaatsen van de bedoelde bestellingen, of voor andere zakelijke uitgaven, maar heeft verdachte het geld aangewend voor privédoeleinden. Dat verdachte - zoals hij heeft aangegeven - over rekeningen in het buitenland beschikte die hij kon gebruiken om zaken te doen en eventuele bestellingen te betalen, is in het geheel niet aannemelijk geworden. De enkele stelling van verdachte dat hij daarover beschikte is voor de vaststelling daarvan niet voldoende. Verdachte heeft één en andermaal geweigerd hierover enige informatie te verstrekken, zowel bij de politie als ter zitting.
Vertrouwenwekkende omstandigheden
Voorts overweegt de rechtbank dat in casu het gebruiken van zijn bedrijfsnaam, het benoemen dat hij de pre-orderbestelling zou plaatsen bij een autobedrijf dat tot de geselecteerde groep autohandelaren behoorde dan wel het tonen van productienummers aan de aangevers, omstandigheden van vertrouwenwekkende aard zijn die tot misleiding van de aangevers hebben geleid. Bij het feit waarbij aangever [slachtoffer 12] is betrokken, heeft verdachte bovendien de handtekeningen van zijn medevennoten vervalst en ook daarmee aangever [slachtoffer 12] bewogen tot betaling over te gaan.
Conclusie
Gelet op al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de leugenachtige mededeling over de pre-orderbestellingen onder zodanige vertrouwenwekkende omstandigheden heeft gedaan, dat aangevers [slachtoffer 9] / [slachtoffer 10] , [slachtoffer 12] en [slachtoffer 1] tot afgifte van verschillende geldbedragen zijn bewogen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de handelingen van verdachte te duiden als een samenweefsel van verdichtsels.
Met betrekking tot een contante betaling van [slachtoffer 1] (€ 40.000,-) heeft verdachte gesteld dat deze betaling een uitbetaling van hem toekomende commissie zou zijn. Aan deze stelling van verdachte gaat de rechtbank voorbij, nu dit op geen enkele wijze aannemelijk is geworden, en de enkele stelling van verdachte (tegen over de Binding Sales Contracten op grond waarvan [slachtoffer 1] stelt te hebben betaald) onvoldoende is om van de juistheid daarvan uit te gaan.
Het in de zaak met parketnummer 18/950051-18 onder 1 primair en 4 primair en het in de zaak met parketnummer 18/930177-18 onder 1 primair ten laste gelegde is dan ook wettig en overtuigend te bewijzen.
Aangevers [slachtoffer 11] en [slachtoffer 8]
parketnummer 18/950051-18 feit 2
parketnummer 18/930177-18 feit 4
In april 2018 is verdachte in contact gekomen met aangevers [slachtoffer 11] en [slachtoffer 8] . Zowel aan [slachtoffer 11] als [slachtoffer 8] heeft verdachte voorgesteld geld te investeren in de aankoop van een Porsche, die na doorverkoop winst zou gaan opleveren.
In het geval van [slachtoffer 11] heeft verdachte aangeven dat een vriend van hem een Porsche 997 GT3 RS had en dat deze auto schadevrij was. Ook heeft verdachte enkele foto’s van deze auto naar [slachtoffer 11] verstuurd. Verdachte wist dat [slachtoffer 11] een verzamelaar was van Porsches GT3. Verdachte heeft tegen [slachtoffer 11] gezegd dat hij € 30.000,- kon investeren in de aanschaf van deze Porsche die € 125.000,- zou kosten. Het resterende bedrag zou door verdachte worden aangevuld. Na het aankopen van de Porsche zou deze bij het bedrijf van [slachtoffer 11] worden gestald. Binnen twee weken zou de auto vervolgens worden verkocht en zou [slachtoffer 11] € 40.000,- betaald krijgen, aldus een winst van € 10.000,-. Nadat de afspraken tussen partijen in een contract waren vastgelegd, heeft [slachtoffer 11] het afgesproken bedrag op de rekening van verdachte overgemaakt.
Aan [slachtoffer 8] heeft verdachte zich voorgedaan als iemand die handelde in dure auto’s, bitcoins en vastgoed. Om zijn verhaal geloofwaardig te maken heeft verdachte foto’s gestuurd van een Ferrari, een grote stapel geld en de koers van bitcoins.
Voorts heeft verdachte op een zeker moment aan [slachtoffer 8] verteld dat als hij € 10.000,- zou investeren in de aankoop van een Porsche GT2 RS ter waarde van € 315.000,- hij binnen zeven dagen € 14.000,- zou terugkrijgen. Verdachte zou hierbij € 70.000 investeren. Het bedrag van € 10.000,- is door [slachtoffer 8] op de privérekening van verdachte overgemaakt.
Ook ten aanzien van deze feiten is de rechtbank van oordeel dat de mededelingen van verdachte over de investeringen in de voornoemde auto’s onwaar zijn geweest. Op geen enkele manier is gebleken dat verdachte daadwerkelijk in contact was met de verkopers van de bedoelde auto’s. Daarnaast had verdachte op het moment van de investeringen op zijn bankrekeningen niet de beschikking over het bedrag dat hij zelf zou inleggen om de auto’s te kopen. Voorts heeft verdachte de geldbedragen die [slachtoffer 8] respectievelijk [slachtoffer 11] heeft overgemaakt op zijn rekening, vrijwel direct gebruikt voor privé uitgaven. De rechtbank betrekt hierbij ook de omstandigheid dat verdachte over de bestellingen van de pre-orders, steeds leugenachtig heeft verklaard. Bij verdachte is aldus sprake van een patroon van het doen van leugenachtige toezeggingen. Verdachte heeft niet de intentie gehad noch is hij op enig moment aantoonbaar in staat geweest de gemaakte afspraken na te komen.
De rechtbank oordeelt dat verdachte onder meer de volgende omstandigheden heeft aangewend om de aangevers te misleiden, zodat ze zijn leugenachtige verklaringen zouden geloven. Hij heeft zich allereerst voorgedaan als een succesvolle (auto)handelaar door zich te voorzien van een dusdanig exclusieve auto dat die dat beeld ondersteunde. Daarnaast heeft hij foto’s laten zien van dure auto’s met de mededeling dat deze auto’s van hem waren geweest. Aan [slachtoffer 8] liet hij ook nog foto’s van een stapel geld en de hoge koers van bitcoins zien.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte door een samenweefsel van verdichtsels bij aangever [slachtoffer 11] en [slachtoffer 8] een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen waardoor deze zijn bewogen tot de afgifte van de bedoelde geldbedragen. Het in de zaak met parketnummer 18/950051-18 onder 2 primair en het in de zaak met parketnummer 18/930177-18 onder 4 primair ten laste gelegde zijn daarom wettig en overtuigend te bewijzen
Valsheid in geschrifte
parketnummer 18/950051-18 feit 3
parketnummer 18/930177-18 feit 5
Op basis van de bewijsmiddelen is de rechtbank ook van oordeel dat verdachte de handtekeningen van zijn medevennoten [slachtoffer 16] en [slachtoffer 15] heeft vervalst, door zonder hun toestemming deze handtekeningen te zetten onder het contract dat verdachte had gemaakt voor [slachtoffer 12] .
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verdachte de verklaring omtrent vermissing van zijn paspoort valselijk heeft opgemaakt door daarop in strijd met de waarheid te vermelden dat hij zijn paspoort had verloren.
Het in de zaak met parketnummer 18/950051-18 onder 3 primair en het in de zaak met parketnummer 18/930177-18 onder 5 ten laste gelegde kan dan ook telkens wettig en overtuigend worden bewezen

Categorie 2

Ten aanzien van de gevallen die onder categorie 2 vallen – de feiten die betrekking hebben op het aanbieden van onder meer telefoons en iPads – overweegt de rechtbank als volgt.
Aangevers [slachtoffer 6] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3]
parketnummer 18/930177-18 feit 2
In de maanden juli en augustus 2018 heeft verdachte aan [slachtoffer 6] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] middellijk dan wel rechtstreeks laten weten dat hij iPhones en/of iPads te koop had. Gevraagd naar de herkomst van de goederen, heeft verdachte aangegeven dat hij de bedoelde elektronica uit een faillissementspartij had opgekocht. Ook heeft hij verteld dat de goederen waren geseald en dat er twee jaar garantie op de goederen zat. Aan [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] is door [slachtoffer 14] , die als een soort tussenpersoon van verdachte fungeerde, het bericht getoond waarin verdachte drie Imeinummers heeft verstuurd die moesten doorgaan voor nummers behorende bij de iPhones.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte steeds heeft gehandeld volgens een tevoren bedachte werkwijze, welke bestond uit het in strijd met de waarheid aanbieden van elektronica aan personen en het daarbij telkens benoemen van omstandigheden, zoals een garantiebepaling en Imeinummers, waardoor de aangevers werden bewogen tot het betalen van de koopsommen van de bedoelde goederen. Verdachte heeft zich aldus bediend van een valse hoedanigheid om geld van de aangevers afhandig te maken.
Gelet hierop is het in de zaak met parketnummer 18/930177-18 onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Aangever [slachtoffer 7]
parketnummer 18/930177-18 feit 3
Aangever [slachtoffer 7] is op 21 september 2018 in contact gekomen met verdachte, waarna ze via Instagram contact bleven onderhouden. Op 3 oktober 2018 heeft verdachte aan [slachtoffer 7] aangeboden om te beleggen in crypto’s. Door deze belegging zou [slachtoffer 7] binnen twee weken geld verdienen. Enkele dagen later heeft verdachte [slachtoffer 7] een iPhone X te koop aangeboden. Verdachte beloofde [slachtoffer 7] steeds weer opnieuw met goederen dan wel geldbedragen te komen als hij eerst nog weer meer zou betalen. [slachtoffer 7] deed verschillende betalingen, doch geen enkele belofte werd nagekomen. Mede gelet op het reeds eerder vastgestelde patroon van leugenachtige verklaringen en het ontbreken van enige aanwijzing voor het tegendeel, stelt de rechtbank vast dat hetgeen verdachte aan [slachtoffer 7] heeft gezegd over de verkoop van een telefoon en beleggen in crypto’s, leugens zijn geweest.
De rechtbank concludeert dat het contact dat verdachte met [slachtoffer 7] heeft onderhouden na hun ontmoeting en de luxe auto waarin verdachte reed ten tijde van de ontmoeting, hebben bijgedragen aan het vertrouwen dat [slachtoffer 7] heeft gekregen in verdachte. Door dit vertrouwen heeft [slachtoffer 7] geld aan verdachte gegeven voor de koop van een telefoon en het beleggen in crypto’s.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat ook hier verdachte middels een samenweefsel van verdichtsels een slachtoffer heeft bewogen om hem geld te geven.
Het in de zaak met parketnummer 18/930177-18 onder 3 primair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het
  • in de zaak met parketnummer 18/930177-18 onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5,
  • in de zaak met parketnummer 18/950051-18 onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair,
ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 18/930177-18
1. primair
hij in de periode van 1 september 2017 tot en met 28 februari 2018 in Nederland en in België, meermalen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] , heeft bewogen tot de afgifte van een totaalbedrag van EUR 335.000,--, door
- die [slachtoffer 1] toe te zeggen/te beloven dat verdachte Porsches voor hem zou aankopen en voor die aankoop van die [slachtoffer 1] (aan)betalingen te vragen en
- foto’s van die aan te kopen Porsches aan die [slachtoffer 1] te laten zien,
waardoor die [slachtoffer 1] telkens tot afgifte van geldbedragen aan verdachte is overgegaan;
2. primair
hij in de periode van 1 juli 2018 tot en met 15 augustus 2018 in Nederland, meermalen,
telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid,
- [slachtoffer 2] en
- [slachtoffer 3] en
- [slachtoffer 4] en
- [slachtoffer 5] en
- [slachtoffer 6]
heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, hebbende verdachte telkens met voormeld oogmerk (met tussenkomst van een ander) via Facebook en/of WhatsApp aan die [slachtoffer 2] , die [slachtoffer 3] , die [slachtoffer 4] , die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 6] bekendgemaakt dat hij beschikte over een faillissementspartij elektronica van het merk Apple en dat hij die elektronica tegen lage prijzen te koop aanbood, waardoor/waarna telkens die [slachtoffer 2] , die [slachtoffer 3] , die [slachtoffer 4] , die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 6] bij verdachte een of meer producten/artikelen van het merk Apple hebben besteld en vervolgens tot afgifte van dat geldbedrag aan verdachte zijn overgegaan;
3. primair
hij in de periode van 21 september 2018 tot en met 15 oktober 2018 in Nederland, meermalen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen,
hebbende verdachte (telkens) met voormeld oogmerk (via WhatsApp) aan die [slachtoffer 7]
bekendgemaakt/verteld
- dat hij voor die [slachtoffer 7] kon beleggen in crypto’s, waarbij die [slachtoffer 7] binnen twee weken
na inleg zijn geld met winst terug zou krijgen en
- dat hij voor die [slachtoffer 7] een iPhone te koop had,
waardoor/waarna die [slachtoffer 7] (telkens) voor de aankoop van crypto’s en voor de aankoop
van een iPhone tot afgifte van geldbedragen aan verdachte is overgegaan;
4. primair
hij in de periode van 1 april 2018 tot en met 20 april 2018 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, hebbende verdachte met voormeld oogmerk (via Instagram en/of WhatsApp) aan die [slachtoffer 8] verteld dat hij met zijn eigen geld in dure auto’s, bitcoins en vastgoed handelde en dat hij daar flink geld mee verdiende en dat die [slachtoffer 8] voor tienduizend euro zou kunnen investeren in een door verdachte aan te kopen Porsche, waarna die [slachtoffer 8] binnen vier werkdagen veertienduizend euro van verdachte zou ontvangen, waardoor/waarna die [slachtoffer 8] tot afgifte van dat geldbedrag van tienduizend euro aan verdachte is overgegaan;
5.
hij op 24 juli 2018 in de gemeente Coevorden een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een ‘Verklaring vermissing reisdocument’, valselijk heeft opgemaakt, door in dat geschrift, waarmee verdachte aangifte deed bij de gemeente Coevorden van vermissing van zijn paspoort, heeft vermeld of door een ambtenaar van die gemeente laten vermelden dat hij zijn paspoort op 23 juli 2018 te Zaventem Brussel had verloren, met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken;
in de zaak met parketnummer 18/920051-18:
1. primair
hij in de periode van 1 maart 2017 tot en met 31 maart 2017 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag,
door die [slachtoffer 9] en die [slachtoffer 10] toe te zeggen/te beloven dat verdachte vanuit het buitenland een Porsche voor hen zou aankopen via een zogeheten pre-order en daartoe voor die aankoop van die [slachtoffer 9] en die [slachtoffer 10] een (aan)betaling van EUR 25.000,-- te vragen, waardoor die [slachtoffer 9] en/of die [slachtoffer 10] tot afgifte van een geldbedrag aan verdachte zijn overgegaan;
2. primair
hij in de periode van 1 april 2018 tot en met 30 april 2018 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 11] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van EUR 30.000,--, door die [slachtoffer 11] aan te bieden/voor te stellen dat deze financieel zou investeren in de aankoop van een Porsche, waarna die Porsche met winst zou worden verkocht, en die [slachtoffer 11] daarbij te beloven dat deze zijn inleg/investering met winst zou terugontvangen, waardoor die [slachtoffer 11] tot afgifte van dat geldbedrag aan verdachte is overgegaan;
3. primair
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 10 juli 2018 in Nederland, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een Binding Sales Contract betreffende een Porsche GT2 RS #125 - Q4/2017 en een Porsche GT2 RS #126 - Q4/2017,
valselijk heeft opgemaakt, door in dat geschrift
- een handtekening/ondertekening te plaatsen die (kennelijk) moest doorgaan voor de handtekening/ondertekening van [slachtoffer 16] en
- een handtekening/ondertekening te plaatsen die (kennelijk) moest doorgaan voor de handtekening/ondertekening van [slachtoffer 15] , met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken;
4. primair
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 10 juli 2018 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 12] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, door die [slachtoffer 12] toe te zeggen dat verdachte twee Porsches voor hem zou aankopen en daartoe voor die aankoop van die [slachtoffer 12] een (aan)betaling van EUR 30.000,-- te vragen, waardoor die [slachtoffer 12] tot afgifte van een geldbedrag aan verdachte is overgegaan;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/930177-18
1. primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair: oplichting, meermalen gepleegd;
5: valsheid in geschrifte;
in de zaak met parketnummer 18/920051-18
1. primair, 2 primair en 4 primair: oplichting, meermalen gepleegd;
3 primair: valsheid in geschrifte.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat verdachte bewust en langdurig bezig is geweest met het bedriegen van de slachtoffers, terwijl hij zich heeft moeten realiseren wat de gevolgen voor deze personen zouden zijn. Verdachte heeft enkel gedacht en gehandeld vanuit eigen gewin en heeft daarbij op grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen van anderen. Gezien de omvang en ernst van de zaak is de enige passende straf een grotendeels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, aldus de officier van justitie
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest met daarnaast eventueel een voorwaardelijke straf. Hij heeft hierbij opgemerkt dat de rechtbank het voorarrest voorwaardelijk heeft geschorst gelet op de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis op het moment van de schorsing. Daarmee heeft de rechtbank enigszins geanticipeerd op de finale straf. Na de schorsing heeft verdachte zich aan de voorwaarden gehouden en heeft hij zijn leven opgepakt. Daarnaast heeft verdachte een vijftal aangevers reeds gecompenseerd en is hij met de anderen bezig een regeling te treffen. Voor verdachte was de voorlopige hechtenis heel ingrijpend en ontwrichtend. Een teruggang naar de gevangenis zal voor hem ondoelmatig en onevenredig zwaar zijn.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 4 maart 2019, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 10 mei 2019, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit (het voorhanden hebben van een wapen van categorie III onder 1/18/950051-18) dat hiermee is afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende ruim anderhalf jaar op grote schaal schuldig gemaakt aan oplichting en valsheid in geschrifte. Verdachte heeft op geraffineerde wijze doen voorkomen dat de slachtoffers via hem (nieuwe) exclusieve auto’s van het merk Porsche konden kopen dan wel via hem in de aanschaf van een dergelijke auto konden investeren. In het kader van deze activiteiten zijn tienduizenden euro’s op de rekening van verdachte overgemaakt. In een enkel geval [slachtoffer 1] heeft verdachte zelfs ruim drie ton van een koper ontvangen. De valselijk opgemaakte stukken hielden verband met voornoemde oplichtingen.
Ook heeft verdachte op bedrieglijke wijze anderen bewogen hem geld te geven om zogenaamd te beleggen in bitcoins en crypto’s.
Daarnaast heeft verdachte zich voorgedaan als een bonafide verkoper van Apple producten die hij uit een faillissementspartij zou hebben opgekocht en daarom voor een lage prijs kon aanbieden. Ook hier heeft verdachte zich op schaamteloze wijze financieel bevoordeeld ten koste van de benadeelden, die in goed vertrouwen voor de vermeende elektronica hebben betaald.
Het totaalbedrag dat verdachte middels zijn oplichtingspraktijken heeft vergaard bedraagt ruim vier ton. Dit geld is door verdachte met name gebruikt om de dure levensstandaard die hij er op na hield, met exclusieve auto’s, dure kleding en horloges te bekostigen. Verdachte heeft aldus alleen gedacht aan zijn eigen financieel gewin en geen oog gehad voor de gevolgen voor de slachtoffers. Daarnaast heeft hij misbruik gemaakt van het bestaande vertrouwen in het handels- en financiële verkeer waar burgers en zakenlieden op moeten kunnen vertrouwen.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, het grote aantal slachtoffers dat verdachte heeft gemaakt en de straffen die rechtbanken en gerechtshoven in soortgelijke zaken daarvoor plegen op te leggen, acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden passend.
Van strafmatigende omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank merkt hierbij op dat het uitgangspunt is dat een verdachte zijn berechting in vrijheid afwacht, tenzij de omstandigheden van het geval een voorlopige hechtenis rechtvaardigen. De schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte moet dan ook in dat kader worden gezien en dient aldus niet als graadmeter voor de op te leggen straf.
Ter terechtzitting heeft verdachte geen blijk gegeven inzicht te hebben in het kwalijke van zijn handelen. Mede gelet hierop acht de rechtbank het belangrijk dat er een stok achter de deur is om verdachte ervan te weerhouden opnieuw zulke strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren passend en geboden en zal deze straf opleggen.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 335.000,- ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en € 2.500,- aan proceskosten;
2. [slachtoffer 6] , tot een bedrag van € 1.200,- ter vergoeding van materiële schade en € 1.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [slachtoffer 11] , tot een bedrag van € 30.000,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan
4. [slachtoffer 15] , tot een bedrag van € 27.500,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
5. [slachtoffer 12] tot een bedrag van € 30.000,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat de schade die de benadeelde partijen hebben geleden door verdachtes handelingen moeten worden vergoed. Zij heeft gesteld dat alle schadevergoedingsvorderingen kunnen worden toegewezen. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 15] heeft de officier van justitie opgemerkt dat deze kan worden toegewezen voor zover die niet wordt betwist.
Standpunt van de verdediging
Tan aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de raadsman primair verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het strafproces zich niet leent voor afdoening van dit verzoek tot schadevergoeding, daar teveel civielrechtelijke vraagpunten (over de leveringstermijn, tekortkomingen, ingebrekestelling en overmacht) een belangrijke rol spelen. Subsidiair heeft de raadsman opgemerkt dat de uitgesplitste bedragen de onduidelijkheid van het geval bevestigen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 6] heeft de raadsman aangevoerd dat de gevorderde materiële schade al door verdachte is vergoed; ter zitting is het bewijs van betaling overhandigd. De raadsman heeft gesteld dat de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard in dit deel van de vordering. Ook voor wat betreft de immateriële schade heeft de raadsman niet-ontvankelijkheidsverklaring verzocht. Hij heeft daartoe primair gesteld dat voor dit feit geen smartengeld kan worden gevraagd en subsidiair dat de immateriële schade onvoldoende onderbouwd is.
Ook de benadeelde partijen [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] moeten volgens de raadsman niet ontvankelijk worden verklaard, dit gelet op de vrijspraak die de verdediging heeft bepleit.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 15] heeft de raadsman de niet-ontvankelijkheidsverklaring verzocht en daarbij aangevoerd dat door [slachtoffer 15] geen aangifte is gedaan en dat zijn zaak niet op de dagvaarding is geplaatst. Daarnaast leent ook deze vordering zich niet voor afdoening in dit strafproces omdat te veel civielrechtelijke aspecten aan de orde zijn.
Oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Door verdachte is niet betwist dat [slachtoffer 1] een vordering heeft in verband met wel betaalde maar niet geleverde auto’s van € 295.000,-. Door verdachte is bestreden dat er in dit verband sprake is geweest van strafbaar handelen. Nu de rechtbank tot een ander oordeel komt en het handelen van verdachte ten aanzien van [slachtoffer 1] als oplichting heeft aangemerkt kan dit deel van de vordering zonder meer worden toegewezen. Ook ten aanzien van de contant voldane som van € 40.000 heeft de rechtbank overwogen dat deze betaling moet worden gezien als gedaan op grond van de Binding Sales Contracten.
Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18930177-18 onder 1 primair bewezen verklaarde. De hoogte van de vordering wordt bevestigd door de bewijsmiddelen en het bewezen verklaarde. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 28 februari 2018.
veroordeling in de kosten
Kosten van rechtsbijstand komen in aanmerking voor vergoeding op grond van artikel
592a Sv. De rechtbank acht het aangewezen om bij de begroting van deze kosten in beginsel dezelfde maatstaf te hanteren als in civiele procedures.
Bij de toepassing van het liquidatietarief zal daarom aansluiting worden gezocht bij de competentieregels voor de civielrechtelijke procedure. Gelet op alle omstandigheden komt het de rechtbank redelijk voor uit te gaan van het tarief in kantonzaken. Op basis hiervan zal de rechtbank een punt á € 961,- toekennen voor de behandeling van de vordering ter zitting. Aldus worden de kosten van rechtsbijstand vastgesteld op € 961,- te vermeerderen met de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Anders dan gevorderd zal de rechtbank niet de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu blijkens de stukken [slachtoffer 1] deze schade heeft geleden in het kader van de uitoefening van zijn bedrijf te weten een naamloze vennootschap naar Belgisch recht, en deze in staat moet worden geacht zelfstandig de haar toegewezen vordering geldend te kunnen maken.
[slachtoffer 6]
Ter terechtzitting is gebleken dat de materiële schade van [slachtoffer 6] reeds door verdachte is vergoed, waardoor de benadeelde partij niet in dit deel van de vordering kan worden ontvangen. Ook ten aanzien van het deel van de vordering dat ziet op immateriële schade, zal de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard, nu - gelet op de onderbouwing ervan – onvoldoende verband bestaat tussen de gestelde schade en het bewezen verklaarde. De benadeelde partij wordt daarom niet ontvankelijk verklaard.
veroordeling in de kosten
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
[slachtoffer 11]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [slachtoffer 11] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/950051-18 onder 2 primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 30 april 2018.
veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden
[slachtoffer 15]
Door [slachtoffer 15] is een vordering ingediend welke betrekking heeft op schade die de vennootschap onder firma dan wel – zo begrijpt de rechtbank - [slachtoffer 15] als vennoot heeft opgelopen door de frauduleuze praktijken van verdachte. Verdachte was een medevennoot van deze vennootschap.
Vaststaat dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervalsen van de handtekening van [slachtoffer 15] . Gelet op de onderbouwing van de gestelde schade, heeft deze schade echter geen betrekking op de bewezen verklaarde valsheid van geschrifte. De gestelde schade is dus geen schade die het rechtstreekse gevolg is van enig aan verdachte tenlastegelegd en bewezen feit.
Op basis van het vorenstaande zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren.
veroordeling in de kosten
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
[slachtoffer 12]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [slachtoffer 12] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/950051-18 onder 4 primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 juli 2018.
veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het
- in de zaak met parketnummer 18/930177-18 onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5
en
- in de zaak met parketnummer 18/950051-18 onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair,
ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot zes maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/930177-18, feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
335.000,-(zegge: driehonderdvijfendertigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op € 961,- (zegge: negenhonderdéénenzestig euro).
Ten aanzien van 18/930177-18, feit 2 primair
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 6]in de vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van 18/950051-18, feit 2 primair
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 11]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
30.000,-(zegge: dertigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 11]te betalen een bedrag van €
30.000,-(zegge: dertigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 185 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag betreft materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 11]daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/950051-18, feit 3 primair
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 15]in de vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van 18/950051-18, feit 4 primair
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 12]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
30.000,-(zegge: dertigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 12]te betalen een bedrag van €
30.000,-(zegge: dertigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 180 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag betreft materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 12]daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter, mr. B.I. Klaassens en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. D.M.A. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juli 2019.
Mr. Klaassens en mr. Van der Veen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van de inhoud van het zaaksdossier met nummer 2018322422, gesloten op 19 december 2018, bestaande uit diverse schriftelijke stukken en processen-verbaal. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 9] , MAP 3, p 459 – 460 en Bijlage inhoudende WhatsAppberichten van 9 maart 2017 tussen verdachte en [slachtoffer 9] , p. 463 en 464.
3.Schriftelijk stuk, te weten een bankafschrift, MAP 3, p 462.
4.Proces-verbaal van bevindingen (analyse bankafschriften) d.d. 19 december 2018, p. 43 en 46.
5.Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel Kvk van [bedrijf 2] , Map 3, p. 523.
6.Proces-verbaal van bevindingen (analyse bankafschriften) d.d. 19 december 2018, p. 43 en 46.
7.Zie voetnoot 2
8.Proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 12] , Map 3, p. 600 – 601.
9.Proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 12] , Map 3, p. 600 – 601 en schriftelijke stukken, te weten drie Binding Sales Contract, Map 3 p. 622- 624.
10.Proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 15] , Map 3, p. 579 – 580.
11.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2019.
12.Proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] , Map 4, p. 838 – 843 en Bestelorder, Map 4, p. 877 -878.
13.Proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] , Map 4, p. 840 en schriftelijk stuk, te weten een Binding sales contract, Map 4, p. 860.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2018, Map 1, p. 49 en Schriftelijke stukken, te weten een bankafschrift en twee facturen van [bedrijf 3] , Map 6, pagina 1321 en 1323.
15.Schriftelijk stuk, binding sales contract, Map 4, p. 866 en verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2019
16.Proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] , Map 4, p. 840 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2018, Map 1, p. 49
17.Proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] , Map 4, p. 840 en een schriftelijk stuk, te weten een e-mailbericht d.d. 10 januari 2018, Map 4, p. 881-882.
18.Proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] , Map 4, p. 841 en schriftelijke, te weten een brief d.d. 9 februari 2018, Map 4, p. 901.
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2018, Map 1, p. 49 en 50.
20.Schriftelijk stuk, te weten een verklaring vermissing reisdocumenten d.d. 24 juli 2018, Map 4, p. 940 -941 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2018, Map 1, p. 36.
21.Schriftelijk stuk, te weten een Koopovereenkomst voor de Jaguar F-type, Map 2, p. 214 - 216
22.Proces verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 11] , Map 3, p. 525 – 527.
23.Schriftelijk stuk bevattende de WhatsAppberichten van 23 april tussen verdachte en [slachtoffer 11] , Map 3, p 536 – 541.
24.Schriftelijk stuk, te weten een contract tussen [slachtoffer 11] en [verdachte] , Map 3, p. 531.
25.Schriftelijke stuk, te weten een transactiebon van ING, Map 3, 530.
26.Proces verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 11] , Map 3, p. 527.
27.Proces-verbaal van bevindingen (analyse bankafschriften) d.d. 19 december 2018, p. 43 en 46
28.Proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 8] , Map 4, p. 767 – 768, schriftelijke stukken, te weten afbeeldingen behorende bij de WhatsAppberichten tussen [slachtoffer 8] en verdachte op 19 en 20 april 2018, p. 771-774, 776 en 778 en het contract van 20 april 2018, p 783.
29.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2018, Map 1, p. 48.
30.Proces verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 6] met bijlagen, Map 5, p 1205 – 1206 en Schriftelijke stukken, te weten twee bankafschriften p. 1208 – 1209.
31.Proces verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 14] met bijlagen, Map 5, p. 1080 – 1081 en proces verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] met bijlagen, Map 5, p. 1131 – 1132.
32.Proces verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] , Map 5, p. 1128-1128.
33.Proces verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] , Map 5, p. 1159-1160 en WhatsAppberichten tussen verdachte en [naam 5] , Map 5, p. 1171-1172.
34.Zie hiervoor de reeds genoemde verklaringen van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] .
35.Een e-mailbericht van de politie d.d. 11 september 2018, Map 5, p. 1129
36.Proces verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 7] , Map 5, p. 1216-1219 en WhatsAppberichten tussen verdachte en [slachtoffer 7] , Map 5, p. 1222-1223.
37.Een contract tussen verdachte en [bedrijf 4] , Map 2, p. 439.