Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte] ,
Tenlastelegging
Beoordeling van het bewijs
Categorie 1
Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Categorie 2
Bewezenverklaring
- in de zaak met parketnummer 18/930177-18 onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5,
- in de zaak met parketnummer 18/950051-18 onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair,
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van verdachte
Strafmotivering
Benadeelde partij
1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 335.000,- ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en € 2.500,- aan proceskosten;
2. [slachtoffer 6] , tot een bedrag van € 1.200,- ter vergoeding van materiële schade en € 1.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [slachtoffer 11] , tot een bedrag van € 30.000,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan
Toepassing van wetsartikelen
Uitspraak
De rechtbank
een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
een gedeelte, groot zes maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
335.000,-(zegge: driehonderdvijfendertigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2018.
[slachtoffer 6]in de vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
[slachtoffer 11]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
30.000,-(zegge: dertigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2018.
[slachtoffer 11]te betalen een bedrag van €
30.000,-(zegge: dertigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 185 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag betreft materiële schade.
[slachtoffer 11]daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[slachtoffer 15]in de vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
[slachtoffer 12]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
30.000,-(zegge: dertigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2018.
[slachtoffer 12]te betalen een bedrag van €
30.000,-(zegge: dertigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 180 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag betreft materiële schade.
[slachtoffer 12]daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.