ECLI:NL:RBNNE:2019:2905
Rechtbank Noord-Nederland
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van huishoudelijke hulp op basis van de Wmo 2015 en de rol van de oudste zoon in de zorgverlening
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiseres, die kampt met diverse gezondheidsproblemen, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, waarin haar vier uur huishoudelijke hulp per week werd toegekend. Eiseres stelde dat haar oudste zoon, die thuis woont, niet in staat is om de gebruikelijke zorg te leveren, en dat er meer uren huishoudelijke hulp nodig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college voldoende onderzoek heeft gedaan naar de situatie van eiseres en de rol van haar oudste zoon. Het college had in zijn besluit rekening gehouden met de gezondheid en inzetbaarheid van de oudste zoon, die ook een baan heeft en zich voorbereidt op een opleiding. De rechtbank oordeelde dat de oudste zoon in staat is om twee uur per week bij te dragen aan de huishoudelijke taken, en dat de toekenning van vier uur huishoudelijke hulp per week dus gerechtvaardigd was.
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat er meer uren nodig waren voor zowel lichte als zware huishoudelijke taken, maar de rechtbank oordeelde dat het college voldoende gemotiveerd had waarom de indicatie van vier uur per week toereikend was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.