Met betrekking tot de ad informandum gevoegde feiten:
Ten aanzien van ad info feit 1:
17. [slachtoffer 23] , tot een bedrag van € 300,-- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente sinds de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 3:
18. [benadeelde partij 4] t.a.v. [slachtoffer 24] , tot een bedrag van € 597,44 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 4:
19. [benadeelde partij 5] t.a.v. [slachtoffer 25] , tot een bedrag van € 470,15 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente sinds de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 6:
20. [slachtoffer 26] , tot een bedrag van € 470,-- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente sinds de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 7:
21. [slachtoffer 27] , tot een bedrag van € 168,95 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 9:
22. [benadeelde partij 6] t.a.v. [slachtoffer 28] , tot een bedrag van € 300 ter vergoeding van materiele schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 10:
23. [slachtoffer 29] ( [benadeelde partij 7] te Boxmeer) , tot een bedrag van € 482,50 ter vergoeding van materiele schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 13:
24. [benadeelde partij 8] t.a.v. [slachtoffer 30] , tot een bedrag van € 538,-- ter vergoeding van materiele schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 14:
25. [benadeelde partij 9] t.a.v. [slachtoffer 31] , tot een bedrag van € 265,51 ter vergoeding van materiele schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 15:
26. [slachtoffer 32] , tot een bedrag van € 717,20 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 16:
27. [slachtoffer 33] , tot een bedrag van € 387,59 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente sinds de schade is ontstaan en proceskosten ter hoogte van € 35,--;
Ten aanzien van ad info feit 18:
28. [slachtoffer 34] , tot een bedrag van € 50,-- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 19:
29. [slachtoffer 35] , tot een bedrag van € 250,-- ter vergoeding van materiële schade en ter vergoeding van € 250,-- van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 20:
30. [slachtoffer 36] , tot een bedrag van € 100,-- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 21:
31. [slachtoffer 37] , tot een bedrag van € 200,-- ter vergoeding van materiële schade en ter vergoeding van € 150,-- van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 22:
32. [slachtoffer 38] , tot een bedrag van € 65,-- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 25:
33. [slachtoffer 39] , tot een bedrag van € 50,-- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 27:
34. [slachtoffer 40] , tot een bedrag van € 2.830,-- ter vergoeding van materiële schade en
€ 1.000.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 28:
35. [slachtoffer 41] , tot een bedrag van € 100,-- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 29:
36. [slachtoffer 42] , tot een bedrag van € 100,-- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 30:
37. [slachtoffer 43] , tot een bedrag van € 100,--ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 31:
38. [slachtoffer 44] , tot een bedrag van € 80,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 32:
49. [slachtoffer 45] , tot een bedrag van € 30, -- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 33:
40. [slachtoffer 46] , tot een bedrag van € 150,-- ter vergoeding van materiële schade en € 150,-- ter vergoeding van immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 35:
41. [slachtoffer 47] , tot een bedrag van € 250,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 36:
42. [slachtoffer 48] , tot een bedrag van € 150,-- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 37:
43. [slachtoffer 49] , tot een bedrag van € 150,-- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 38:
44. [slachtoffer 50] , tot een bedrag van € 100,-- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 40:
45. [slachtoffer 51] , tot een bedrag van € 100,-- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 41:
46. [slachtoffer 52] , tot een bedrag van € 25,-- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 42:
47. [slachtoffer 53] , tot een bedrag van € 40,-- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 43:
48. [slachtoffer 54] , tot een bedrag van € 150,-- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 44:
49. [slachtoffer 55] , tot een bedrag van € 10,-- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 45:
50. [slachtoffer 56] , tot een bedrag van € 60,-- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ten aanzien van ad info feit 47:
51. [slachtoffer 57] , tot een bedrag van € 200,-- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat – behoudens de hieronder genoemde vorderingen – de vorderingen (hoofdelijk) kunnen worden toegewezen.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 17] (nr. 13) kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1020,-- bestaande uit het bedrag van de overnachtingen en een niet betaalde lening van € 600,--, en dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 19] (nr. 15) kan de vordering worden toegewezen tot een bedrag van € 1805,--. Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 20] (nr. 16) dient de vordering te worden toegewezen tot een bedrag van € 799.--, en voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard. De officier van justitie is van mening dat de vordering van [slachtoffer 40] (nr. 34) kan worden toegewezen voor een bedrag van € 180,--, nu de reiskosten niet zijn onderbouwd en het koopcontract voor het schilderij geen schadepost is, omdat verdachte het schilderij niet geleverd heeft gekregen. Daarnaast acht de officier van justitie de door de benadeelde partijen [slachtoffer 15] (nr. 11), [slachtoffer 35] (nr. 29), [slachtoffer 37] (nr. 31), [slachtoffer 40] (nr. 34), [slachtoffer 46] (nr. 40) en [slachtoffer 47] (nr. 41) gevorderde immateriële schades niet voor toewijzing vatbaar, nu deze schades onvoldoende zijn onderbouwd. De officier van justitie acht voorts ten aanzien van [slachtoffer 47] (nr. 41) een materiële schadevergoeding toewijsbaar ter hoogte van € 200,--.
Voor zover een vordering benadeelde partij betrekking heeft op een niet natuurlijke persoon waarbij geen uittreksel van de Kamer van Koophandel of een machtiging is overgelegd heeft de officier van justitie gevorderd om het gehele gevorderde bedrag ambtshalve op te leggen als schadevergoedingsmaatregel.
Tevens wordt – waar de officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering – door de officier van justitie de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat – behoudens de hieronder genoemde vorderingen – de vorderingen (hoofdelijk) kunnen worden toegewezen. De raadsvrouw heeft daarbij drie kanttekeningen geplaatst. Indien en voor zover benadeelde partijen rechtspersonen zijn, dient er bij het voegingsformulier een uittreksel van de Kamer van Koophandel te zijn gevoegd. Indien een degelijk uittreksel ontbreekt dient de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard. Indien en voor zover er materiële schade wordt gevorderd dient deze schade te zijn voorzien van bewijsstukken (nota’s). Indien deze bewijsstukken ontbreken dient de vordering (partieel) niet ontvankelijk te worden verklaard. Tot slot meent de raadsvrouw dat immateriële schadevergoedingen niet ontvankelijk dienen te worden verklaard. In enkele gevallen worden deze geclaimd. In de visie van de raadsvrouw is dit deel van de vorderingen onvoldoende onderbouwd. De raadsvrouw meent dat alle benadeelde partijen in dit opzicht gelijk dienen te worden behandeld.
De raadsvrouw onderschrijft het standpunt van de officier van justitie met betrekking tot de benadeelde partijen [slachtoffer 15] (nr. 11), [slachtoffer 35] (nr. 29), [slachtoffer 37] (nr. 31) [slachtoffer 40] (nr. 34), [slachtoffer 46] (nr. 40) en [slachtoffer 47] (nr. 41).
Anders dan de officier van justitie heeft de raadsvrouw tot het navolgende geconcludeerd met betrekking tot de hieronder genoemde benadeelde partijen.
De vordering benadeelde partij van [slachtoffer 2] (nr. 2) kan worden toegewezen tot € 1065,--. De gevorderde opslagkosten ter hoogte van € 70,-- komen niet voor toewijzing in aanmerking.
De raadsvrouw acht de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 17] (nr. 13) toewijsbaar tot een bedrag van € 600,-- en voor het overige niet-ontvankelijk. De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 20] (nr. 16) kan worden toegewezen tot een bedrag van € 842. De vordering met betrekking tot [slachtoffer 21] (nr. 17) kan tot een bedrag van € 796,63 worden toegewezen, nu de reiskosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. De vordering benadeelde partij van [slachtoffer 24] (nr. 18) kan worden toegewezen met uitzondering van de nieuwe sleutels ten bedrage van € 133,54, nu deze niet zijn onderbouwd met een nota. De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 29] (nr. 23) is toewijsbaar tot een bedrag ter hoogte van €164, --, nu het bedrag fors afwijkt van het opgegeven bedrag in de aangifte en de vordering bovendien niet is onderbouwd met een nota. De vordering ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 31] (nr. 25) is toewijsbaar tot een bedrag ter hoogte van € 166,30, omdat het bedrag zoals opgegeven in de aangifte als uitgangspunt genomen dient te worden. De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 55] (nr. 49) dient niet-ontvankelijk verklaard te worden vanwege het vormgebrek, bestaande uit het ontbreken van een handtekening.
Voor zover vastgesteld kan worden dat het bij de benadeelde partij mogelijk om een rechtspersoon gaat, en een uittreksel van de Kamer van Koophandel ontbreekt en/of een machtiging ontbreekt, zal de rechtbank de vordering ambtshalve als schadevergoedingsmaatregel toewijzen. Voor zover bewijsstukken ontbreken van (bijvoorbeeld) aan verdachte (en medeverdachte) geleende bedragen zal de rechtbank het bedrag naar redelijkheid vaststellen op het bedrag dat de benadeelde partij vordert en door verdachte niet is betwist. Indien en voor zover een benadeelde partij immateriële schade claimt zal de rechtbank dit deel van de vordering niet ontvankelijk verklaren, als zijnde onvoldoende onderbouwd. Het is op zichzelf begrijpelijk dat het handelen van verdachte gevoelens van teleurstelling en boosheid heeft opgewekt in combinatie met een geschaad vertrouwen in de medemens, maar niet is komen vast te staan dat bij de benadeelden die immateriële schade vorderen sprake is van concreet psychisch lijden waarvoor schadevergoeding gerechtvaardigd is.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de hiervoor genoemde benadeelde partijen:
1. [slachtoffer 1] , 3. [slachtoffer 4] , 4. [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , 5. [slachtoffer 7] , 6. [slachtoffer 8] , 7. [slachtoffer 9] , 8. [slachtoffer 10] , 9. [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] , 12. [slachtoffer 16] , 14. [slachtoffer 19] , 16. [slachtoffer 21] , 17. [slachtoffer 23] , 18. [benadeelde partij 4] t.a.v. [slachtoffer 24] , 20. [slachtoffer 26] , [benadeelde partij 5] t.a.v. [slachtoffer 25] , 21. [slachtoffer 27] , 22. [benadeelde partij 6] t.a.v. [slachtoffer 28] , 23. [slachtoffer 29] , 24. [benadeelde partij 8] t.a.v. [slachtoffer 30] , 25. [benadeelde partij 9] t.a.v. [slachtoffer 31] , 26. [slachtoffer 32] , 27. [slachtoffer 33] , 28. [slachtoffer 34] , 30. [slachtoffer 36] , 32. [slachtoffer 38] , 33. [slachtoffer 39] , 35. [slachtoffer 41] , 36. [slachtoffer 42] , 37. [slachtoffer 43] , 38. [slachtoffer 44] , 39. [slachtoffer 45] , 42. [slachtoffer 48] , 43. [slachtoffer 49] , 44. [slachtoffer 50] , 45. [slachtoffer 51] , 46. [slachtoffer 52] , 47. [slachtoffer 53] , 48. [slachtoffer 54] , 49. [slachtoffer 55] , 50. [slachtoffer 56] en 51. [slachtoffer 57] ,
de gestelde materiële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit dan wel dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het door verdachte erkende en door de rechtbank bij de strafoplegging meegewogen ad informandum gevoegde feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht deze vorderingen, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en zijn raadsvrouw zijn weersproken, derhalve gerond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de vordering van benadeelde partijen [slachtoffer 1] (nr. 1), [slachtoffer 29] , (nr. 23), [slachtoffer 24] (nr. 18), [slachtoffer 27] (nr. 21), [slachtoffer 31] (nr. 25) en [slachtoffer 30] (nr. 24), dat deze weliswaar niet zijn voorzien van een uittreksel van de Kamer van Koophandel of een machtiging, maar dat uit de op deze vordering betrekking hebbende stukken kan worden afgeleid dat benadeelde partijen schade hebben geleden en deze vergoed willen hebben. Voorts staat onvoldoende vast dat het hierbij gaat om rechtspersonen. De rechtbank acht deze benadeelde partijen dan ook ontvankelijk in haar vorderingen.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de hiervoor genoemde benadeelde partij:
2. [benadeelde partij 2] t.a.v. [slachtoffer 2] ,
de gestelde schade tot een bedrag van € 995,-- voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht dit deel van de vordering, dat niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, te weten € 70,-- inhoudende opslagkosten, niet-ontvankelijk is, nu dit deel onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de hiervoor genoemde benadeelde partij:
13. [slachtoffer 17] ,
de gestelde schade tot een bedrag van € 600,-- (uitgeleend geld) voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht dit deel van de vordering, dat niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar. Voorts vordert [slachtoffer 17] een bedrag van € 199,95 voor ontvreemde schoenen. Dit feit is niet tenlastegelegd of ad info gevoegd. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Tot slot vordert [slachtoffer 17] € 420,-- voor 7 niet betaalde overnachtingen. Daarvan zal de rechtbank € 340,-- euro toewijzen, nu [slachtoffer 17] dat bedrag noemt in de aangifte. Opgeteld zal de rechtbank € 1.139,95 toewijzen en de vordering voor het overige niet ontvankelijk verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de hiervoor genoemde benadeelde partij:
16. [slachtoffer 20] ,
de gestelde schade tot een bedrag van € 899,-- voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank stelt het bedrag van de fietsen – mede gelet op de afschrijving vanwege de ouderdom van de fietsen – vast op € 450,-- respectievelijk € 50,-- . De gevorderde verblijfskosten, ter hoogte van € 399,-- zijn voorts niet onaannemelijk. De rechtbank acht dit deel van de vordering, dat niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, te weten € 425,-- niet-ontvankelijk is, nu dit deel onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de hiervoor genoemde benadeelde partij:
34. [slachtoffer 40] ,
de gestelde schade tot een bedrag van € 180,-- voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht dit deel van de vordering, dat niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is, nu dit deel onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de hiervoor genoemde benadeelde partijen:
10. [slachtoffer 14] , 11. [slachtoffer 15] , 29. [slachtoffer 35] , 31. [slachtoffer 37] , 40. [slachtoffer 46] en 41. [slachtoffer 47] ,
de gestelde materiële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit dan wel dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het door verdachte erkende en door de rechtbank bij de strafoplegging meegewogen ad informandum gevoegde feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht dit deel van de vordering, dat niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit dan wel het door hem erkende ad informandum gevoegde feit, waar de vordering van de benadeelde partijen onder nr. 1 t/m 10 en 14 t/m 26 betrekking op heeft, samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd.
De rechtbank zal verdachte tevens veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Ten aanzien van de toegewezen vorderingen en het toegewezen deel van de vorderingen acht de rechtbank telkens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade en om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank ziet geen aanleiding om de vervangende hechtenis telkens te bepalen op het minimum van 1 dag, zoals door de raadsvrouw is verzocht.
De rechtbank acht voorts geen termen aanwezig om daarbij een termijnbetaling te bepalen, zoals eveneens door de raadsvrouw is verzocht. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte - al dan niet vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder - in overleg met het CJIB tot een betalingsregeling kan komen.