ECLI:NL:RBNNE:2019:2759

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 juni 2019
Publicatiedatum
26 juni 2019
Zaaknummer
18/850074-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging doodslag en poging afpersing na onvoldoende bewijs van ontmoeting tussen verdachte en aangevers

Op 26 juni 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1997, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot afpersing. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 20 december 2017 in Groningen, waar de verdachte en een handlanger zouden hebben geprobeerd twee slachtoffers te beroven. Tijdens deze poging zou de verdachte met een vuurwapen op een van de slachtoffers hebben geschoten, wat resulteerde in een schotwond in het been van het slachtoffer.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van bewijs dat door de officier van justitie was aangedragen, waaronder telefoongegevens, camerabeelden en getuigenverklaringen. De officier van justitie stelde dat de verdachte en zijn handlanger de slachtoffers in de Folkingestraat hadden ontmoet en hen naar een afgelegen plek hadden geleid om hen te beroven. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de ontmoeting tussen de verdachte en de slachtoffers vast te stellen.

De rechtbank concludeerde dat de bewijsconstructie van de officier van justitie niet overtuigend was. De getuigenverklaring van een vriend van de verdachte, die hem op camerabeelden zou hebben herkend, was te vaag en niet voldoende onderbouwd. Ook de schoenen die bij de verdachte in beslag waren genomen, konden niet definitief worden gekoppeld aan de schoenen van de schutter op de camerabeelden.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen, waaronder een geldbedrag en een paar schoenen. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak om aan de eisen van wettigheid en overtuigingskracht te voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850074-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 juni 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 juni 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr B. Hartman, advocaat te Duivendrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 december 2017, in de gemeente Groningen, op de openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, met dat oogmerk tezamen en in vereniging met zijn, verdachtes, mededader, althans alleen,
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben meegenomen/geleid naar een afgelegen plek, en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen gericht op en/of getoond aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden: "give me your money" heeft/hebben toegevoegd, en/of - die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geslagen, en/of
- met een vuurwapen meerdere, althans een kogel(s) in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben afgevuurd, door welke kogel(s) voornoemde [slachtoffer 1] is getroffen in diens been, althans in diens lichaam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, zulks terwijl het plegen van voormeld feit zwaar lichamelijk letsel voor genoemde [slachtoffer 1] , te weten een schotwond in diens been, althans in diens lichaam, ten gevolge heeft gehad;
2.
primair
hij op of omstreeks 20 december 2017, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen meerdere, althans een kogel(s) in de richting van die [slachtoffer 1] heeft/hebben afgevuurd, door welke kogel(s) voornoemde [slachtoffer 1] is getroffen in diens been, althans in diens lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 20 december 2017, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een schotwond in het been, heeft toegebracht, door met een vuurwapen meerdere, althans een kogel(s) in de richting van die [slachtoffer 1] af te vuren, door welke kogel(s) voornoemde [slachtoffer 1] is getroffen in diens been, althans in diens lichaam;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 20 december 2017, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een vuurwapen meerdere, althans een kogel(s) in de richting van die [slachtoffer 1] heeft/hebben afgevuurd, door welke kogel(s) voornoemde [slachtoffer 1] is getroffen in diens been, althans in diens lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van de op de terechtzitting opgegeven bewijsconstructie, geconcludeerd dat feiten 1 en 2 (primair) wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat aangevers verdachte en een handlanger hebben ontmoet in de Folkingestraat te Groningen, waarna zij gezamenlijk zijn vertrokken naar [straatnaam] te Groningen. Daar wilden verdachte en zijn handlanger aangevers van contant geld beroven. Aangevers verdedigden zich tegen deze aanval, waarna verdachte aangever [slachtoffer 1] van dichtbij in het been schoot met een vuurwapen.
Uit een telefoonnummeronderzoek is gebleken dat [slachtoffer 1] vlak voor de ontmoeting telefonisch contact heeft gezocht met het telefoonnummer [mobielnummer] , dat in de telefoon van [slachtoffer 1] staat opgeslagen onder de naam [naam]. Dit telefoonnummer behoort verdachte toe. Het telefoonnummer [mobielnummer] is na de schietpartij en de poging tot beroving aan [straatnaam] niet meer gebruikt.
De ontmoeting van de vier mannen in de Folkingestraat is geregistreerd door een beveiligingscamera. Een vriend van verdachte, [getuige] , heeft in een getapt telefoongesprek tegen zijn vriendin gezegd dat hij verdachte heeft herkend op de camerabeelden.
Op de camerabeelden is te zien dat één van de mannen zwarte schoenen van het merk en type Nike Air Presto draagt. Aangevers hebben bij de politie deze man aangewezen als degene die op [slachtoffer 1] schoot. Bij verdachte is een paar schoenen van dit merk, type en kleur in beslag genomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om verdachte te kunnen veroordelen.
Verdachte sluit niet uit dat hij telefoonnummer [mobielnummer] heeft gebruikt; verdachte kan zich niet herinneren welke telefoonnummers hij in gebruik heeft (gehad). Zeer waarschijnlijk werd dit telefoonnummer gebruikt als drugslijn, en was verdachte mogelijk één van de gebruikers van dit nummer. Aan dit gegeven kan niet de conclusie worden verbonden dat verdachte de telefoon met dit telefoonnummer ten tijde van de pleegdatum in bezit heeft gehad.
Uit de tapgesprekken blijkt niet onomstotelijk dat verdachte betrokken is geweest bij het hem ten laste gelegde.
De camerabeelden tonen aan dat de persoon die aangevers hebben aangewezen als de schutter andere Nike Air Presto's draagt dan het paar dat bij verdachte in beslag is genomen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Het startpunt van de verdenking tegen verdachte is een ontmoeting tussen aangevers en verdachte en een andere persoon op 20 december 2017 in de Folkingestraat te Groningen. De rechtbank zal daarom eerst de vraag beantwoorden, of deze ontmoeting tussen aangevers en verdachte, als door de officier van justitie gesteld, naar haar oordeel heeft plaatsgevonden. Dit doet de rechtbank aan de hand van drie pijlers van de verdenking: telefoongegevens, de verklaring van getuige [getuige] betreffende de herkenning van verdachte op camerabeelden en de (beelden van) schoenen. De rechtbank betrekt daarbij de camerabeelden, waarop te zien is dat aangevers een ontmoeting hebben met twee mannen in de Folkingestraat te Groningen. Niet ter discussie staat dat aangevers met deze mannen zijn meegegaan naar [straatnaam] te Groningen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat, indien de voormelde vraag bevestigend beantwoordt wordt, de vervolgvraag of verdachte het hem ten laste gepleegd zou hebben aan de orde kan komen.
pijler 1: telefoongegevens
Het dossier bevat volgens de rechtbank voldoende aanknopingspunten die er op duiden dat verdachte het telefoonnummer [mobielnummer] in exclusief gebruik heeft gehad. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat verdachte het toestel met dit nummer heeft uitgeleend of dat een ander daarover kon beschikken op of omstreeks de datum als genoemd in de ten laste legging. In dit verband is met name van belang dat uit het onderzoek naar andere telefoonnummers die aan verdachte gekoppeld konden worden, nimmer is gebleken dat iemand anders dan verdachte van die nummers gebruik maakte, ook niet van nummers die blijkens de gesprekken die daarmee zijn gevoerd zeer waarschijnlijk bedoeld waren voor de handel in drugs. De rechtbank gaat er daarom van uit dat [slachtoffer 1] telefonisch contact met (het toestel van) verdachte heeft gezocht en gekregen op 20 december 2017, hetgeen blijkens de tijdsaanduiding op de camerabeelden van de Nieuwstad plaats heeft gevonden enkele minuten voordat aangevers in de Folkingestraat te Groningen in gesprek raakten met twee mannen. Hoewel de veronderstelling dat verdachte daarom één van die twee mannen moet zijn geweest niet onlogisch is, staat dat daarmee nog niet buiten redelijke twijfel vast. Daarvoor is een nadere onderbouwing nodig, bijvoorbeeld in de vorm van een herkenning van verdachte op de camerabeelden.
pijler 2: verklaring van getuige [getuige]
Over de verklaring van getuige [getuige] overweegt de rechtbank het volgende. In een afgetapt gesprek zegt [getuige] over aan hem getoonde camerabeelden 'Je ziet gewoon live live hem daar staan zo.' [1] Ter zitting heeft verdachte verklaard dat [getuige] een goede bekende van hem is. Het is daardoor aannemelijk dat [getuige] verdachte kan herkennen op camerabeelden. In dit geval acht de rechtbank een nadere duiding van die herkenning noodzakelijk: op de camerabeelden is het gezicht van de persoon waarvan aangevers hebben verklaard dat dit de schutter is niet zichtbaar, omdat de persoon een capuchon draagt. De wetenschap dat deze persoon verdachte is, kan daarom slechts worden afgeleid uit andere omstandigheden zoals houding, postuur en kleding. [getuige] heeft hierover in het tapgesprek echter niets gezegd en hij is hierover door de politie later niet nader ondervraagd. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [getuige] te weinig feitelijk en concreet is waar het gaat om de redenen van wetenschap om als –vrijwel- vaststaand te kunnen aannemen dat [getuige] verdachte heeft herkend op de camerabeelden. De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat [getuige] de camerabeelden op uitnodiging van de politie heeft gezien, terwijl [getuige] wist dat verdachte door de politie in verband werd gebracht met het tenlastegelegde. De rechtbank sluit niet uit dat hierdoor de waarneming van [getuige] is beïnvloed. De verklaring van [getuige] kan derhalve geen nadere onderbouwing zijn voor een ontmoeting op de ten laste gelegde datum tussen aangevers en verdachte.
pijler 3: (beelden van) schoenen
In het dossier bevinden zich beelden en afbeeldingen van schoenen van een persoon die aangevers ontmoet hebben. Deze schoenen tonen grote overeenkomsten met de schoenen van het merk en type Nike Air Presto. Onder verdachte zijn schoenen van ditzelfde merk en type in beslag genomen. Op de beelden van de schoenen is enige reflectie van omgevingsverlichting te zien. Naar het oordeel van de rechtbank is niet uit te sluiten dat de reflectie op de neus van een van de schoenen veroorzaakt wordt door een Nike-teken. Een dergelijk teken ontbreekt op de bij verdachte in beslag genomen schoenen. Voorts merkt de rechtbank op dat schoenen van dit merk en type volop verkrijgbaar zijn in (online-)winkels, en dat derhalve het dragen van dergelijke schoenen niet bijzonder onderscheidend is. Er zijn derhalve onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat de onder verdachte in beslag genomen schoenen dezelfde zijn als die op de beelden. Hieruit kan derhalve evenmin een nadere onderbouwing afgeleid worden voor een ontmoeting tussen aangevers en verdachte.
Op grond van het voorgaande constateert de rechtbank dat niet overtuigend gebleken is van een ontmoeting tussen aangevers en verdachte op 20 december 2017. Gelet hierop kan evenmin vastgesteld worden dat het verdachte is die zich vervolgens met aangevers naar [straatnaam] in Groningen, waar een van de aangevers als ten laste gelegd beschoten is, begeven heeft. De conclusie is derhalve dat verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Hetgeen onder verdachte in beslag is genomen, dient aan hem te worden teruggegeven.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en onder 2, primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een geldbedrag van € 530 en een paar schoenen (Nike Air Presto, kleur zwart).
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. H.J. Schuth, rechters, bijgestaan door mr. E.W. Jeuring, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 juni 2019.
Mrs. Jongsma en Schuth zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2018, p.187