ECLI:NL:RBNNE:2019:2621

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
19 juni 2019
Zaaknummer
18/730265-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, vernieling en verspreiding van kinderpornografisch materiaal

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een man die werd beschuldigd van belaging, vernieling en het verspreiden van kinderpornografisch materiaal. De verdachte is veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar en diverse bijzondere voorwaarden. De zaak kwam voort uit een reeks van incidenten waarbij de verdachte zijn ex-vriendin, [slachtoffer 1], stelselmatig lastigviel door haar ramen in te gooien en haar via sociale media te bedreigen. Daarnaast heeft hij ook [slachtoffer 3] belasterd en naaktfoto's van haar verspreid, terwijl zij nog minderjarig was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen waar onvoldoende bewijs voor was. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en legde een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, met als doel de verdachte te rehabiliteren en herhaling te voorkomen. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730265-18
ter berechting gevoegd parketnummer 18/730019-19
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/750091-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 juni 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 juni 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.C.J. Tuip, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 26 september 2018 tot en met 16 december 2018, te Leeuwarden, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door:
- stelselmatig de ramen van de woning van die [slachtoffer 1] te vernielen en/of
- haar lastig te vallen en/of
- haar (ongewenst) anoniem te bellen en/of
- haar (ongewenst) te benaderen via Whatsapp en/of SMS en/of Instagram en/of andere sociale media en/of
- foto's van haar op sociale media te plaatsen
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van [geboortedatum] 2018 tot en met 30 november 2018, te Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk
een of meer ruiten en/of de balkondeur van de woning [straatnaam] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of
een ruit van de woning [straatnaam] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of
de verlichting en/of het camerasysteem in een arrestantenbus, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan politie Eenheid Noord Nederland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij, in of omstreeks de periode van 17 november 2018 tot en met 30 november 2018, te Leeuwarden, meerdere malen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 30 september 2018 gegeven door de officier van justitie Arrondissementsparket Noord-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, niet zich op mocht houden in en om het gebied [straatnaam] in Leeuwarden;
4.
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2016 tot en met 12 juli 2017, te Leeuwarden, Heerenveen en/of Arnhem. in ieder geval in Nederland, meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk de eer en/of de goede naam van een persoon, genaamd [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] -1997), heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, door via sociale media (Facebook/Whatsapp/Instagram) en/of
anderszins via internet en/of telefonisch haar te bestempelen als een hoer en/of slet en/of (daarbij) (een) naaktfoto(s) en/of (een) seksfilmpje(s) van die [slachtoffer 3] , te versturen aan haar familie, vrienden, groepsgenoten van Fier Fryslân en/of schoolgenoten van het [naam school];
5.
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2016 tot en met 12 juli 2017, te Leeuwarden, Heerenveen en/of Arnhem, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een of meer afbeeldingen, te weten (digitale) fotobestanden en/of (digitale) filmbestanden, onder andere aangetroffen op een gegevensdrager (goednummer 896623 Laptop/Computer Lenovo), heeft verspreid en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of vervaardigd en/of verworven en/of in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, terwijl op die afbeelding(en) een of meer seksuele gedragingen zichtbaar was/waren, waarbij (telkens) een persoon, genaamd [slachtoffer 3] , die kennelijk op die afbeeldingen de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken welke voornoemde seksuele gedraging(en) -zakelijk weergegeven- bestonden uit:
het geheel naakt poserend staan tegen de muur, voor een bed, tegen een tafel of op een tafel, waarbij haar blote borsten en blote vagina duidelijk in beeld zijn en/of
het voorovergebogen staan voor een bed waarbij haar billen duidelijk in beeld zijn van de achterzijde en/of
het poserend staan en/of liggen, gekleed in een bh en slip, waarbij zij haar borsten vasthoudt en/of
het met de penis vaginaal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer 3] en/of
het betasten van de clitoris van die [slachtoffer 3] en/of
het laten brengen van een vibrator in de vagina van die [slachtoffer 3] en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van die [slachtoffer 3] , waarbij nadrukkelijk de (ontblote) borsten en/of vagina in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/of strekte(n) tot seksuele prikkeling.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Standpunt van de verdediging
De raadsman is ten aanzien van het onder het 2e gedachtenstreepje genoemde, te weten "haar lastig te vallen", van mening dat van dit onderdeel vrijspraak dient te volgen, nu dit onderdeel onvoldoende feitelijk is omschreven. Het is niet duidelijk wat daarmee wordt bedoeld.
Tevens dient vrijspraak te volgen van het onder het 3e gedachtenstreepje genoemde, te weten: "haar (ongewenst) anoniem te bellen", nu het anoniem bellen alleen gebaseerd is op de aangifte. Deze stelling wordt voor het overige niet onderbouwd door andere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder het 4e gedachtenstreepje genoemde, te weten: "haar (ongewenst) te benaderen via WhatsApp en/of SMS en/of Instagram en/of andere sociale media" is de raadsman van mening dat aangeefster meermalen zelf degene is geweest die als eerste contact heeft gezocht met verdachte. De vraag is dan of onder die omstandigheden sprake is geweest van het wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maken.
Ten aanzien van het onder het 5e gedachtenstreepje genoemde, te weten: "foto's van haar op sociale media te plaatsen" kan niet worden bewezen wanneer deze foto's zijn verzonden of ontvangen.
De raadsman heeft zich gerefereerd ten aanzien van de onder het 1e gedachtenstreepje genoemde stelselmatige vernieling van de ramen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat verdachte van het onder het 2e gedachtenstreepje genoemde moet worden vrijgesproken, nu dit onderdeel onvoldoende feitelijk is omschreven.
De rechtbank is eveneens met de raadsman van oordeel dat verdachte van het onder het 3e gedachtenstreepje genoemde moet worden vrijgesproken, nu hiervoor onvoldoende ondersteunend bewijs voorhanden is.
Met betrekking tot de overige onderdelen oordeelt de rechtbank als volgt. Bij de beoordeling of er sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Sr zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank stelt op grond van de na te noemen tot het bewijs te gebruiken bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft ruim een jaar een relatie gehad met aangeefster [slachtoffer 1] . Deze relatie is door aangeefster beëindigd. Verdachte heeft daarna op allerlei manieren geprobeerd om contact met aangeefster op te nemen. Dat er sprake was van een stelselmatige benadering blijkt wel uit het feit dat er tussen verdachte en aangeefster in een kort tijdsbestek 1245 berichten via SMS /WhatsApp over en weer zijn verzonden. De inhoud van diverse door verdachte verzonden berichten konden door aangeefster als bedreigend worden ervaren.
De rechtbank verwijst daarbij onder meer naar een door verbalisant op 9 december 2018 via aangeefster ontvangen bericht op Instagram, dat onder meer inhoudt:
"Ik heb teveel haat voor jou. Ik ga je kapot maken".
Tevens werd door verbalisant op 12 december 2018 om 6.55 uur, via aangeefster een WhatsApp bericht ontvangen waarin verdachte onder meer via de zus van aangeefster meldt:
"Zeg je zus kan beter snel weg gaan, want ik vermoord je zus" en "Ik heb veel haat".
Daarnaast heeft verdachte een groot aantal malen de ramen van het appartement van aangeefster ingegooid en heeft hij foto's van aangeefster op sociale media geplaatst, wat hij ook ter zitting heeft erkend.
De rechtbank is van oordeel dat de handelwijze van verdachte bedoeld was om aangeefster vrees aan te jagen en haar te dwingen bij hem terug te komen.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer naar objectieve maatstaven bezien zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
Uit de grote hoeveelheid Instagram / SMS / WhatsApp-gesprekken, de vernieling van de ramen en het plaatsen van foto's van aangeefster op sociale media, komt naar voren dat verdachte op indringende en intensieve wijze heeft geprobeerd direct, maar ook via derden met aangeefster in contact te komen, waarbij hij zich in krenkende en dreigende bewoordingen over haar heeft uitgelaten, terwijl aangeefster herhaaldelijk aan verdachte te kennen heeft gegeven van zijn verdere toenaderingen niet gediend te zijn. Deze gedragingen hebben een grote impact gehad op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster.
Naar het oordeel van de rechtbank is het geheel van de door verdachte uitgevoerde handelingen gedurende een periode van een maand, gelet op de hoge intensiviteit van de contacten als stelselmatig aan te merken. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zich aan de onder 1 ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt, met dien verstande dat zij de ten laste gelegde periode zal beperken van 18 november 2018 tot en met 16 december 2018.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vernieling van de balkondeur niet bewijsbaar is. Weliswaar heeft aangeefster verdachte zien lopen met een koevoet, maar zij heeft niet gezien dat verdachte daadwerkelijk degene is geweest die met die koevoet de balkondeur heeft vernield. Evenmin is de vernieling van het raam van de benedenbuurman van aangeefster bewijsbaar, nu hiervoor enkel de aangifte voorhanden is en verdachte ontkent dat hij dit raam heeft ingegooid.
De raadsman is tevens van mening dat niet bewezen kan worden dat verdachte het camerasysteem en het licht van de arrestantenbus, waarin hij werd vervoerd, heeft vernield en beschadigd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met -de raadsman- van oordeel dat de onder 2 ten laste gelegde vernieling van de balkondeur niet bewezen kan worden en dat vrijspraak voor dit onderdeel dient te volgen. Weliswaar heeft aangeefster verdachte zien lopen met een koevoet, maar zij heeft niet gezien dat hij daarmee de balkondeur heeft vernield. Voor het overige biedt het proces-verbaal geen ondersteuning voor een bewezenverklaring van dit deel van de tenlastelegging.
De rechtbank acht evenmin bewezen dat verdachte de ruit van de woning van
[slachtoffer 2] aan de [straatnaam] heeft vernield. Naast een aangifte zijn er geen bewijsmiddelen die de aangifte kunnen ondersteunen, zodat ook van dit onderdeel vrijspraak dient te volgen.
Anders dan de raadsman acht de rechtbank wél bewezen dat verdachte de verlichting en het camerasysteem in de arrestantenbus heeft beschadigd. Verdachte heeft ter zitting erkend dat hij tegen het dak van de bus heeft getrapt. Daarnaast bevindt zich bij de stukken een proces-verbaal waarin door agenten gedetailleerd wordt beschreven wat de gang van zaken is geweest rondom de vernieling door verdachte van de verlichting en camerasystemen van de arrestantenbus en dat deze ook daadwerkelijk niet meer functioneerden.
Ten aanzien van het onder 4 en 5 ten laste gelegde
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte de foto's via zelf door hem opgemaakte valse facebookaccounts heeft verspreid. Weliswaar is vastgesteld dat er op het IP adres, toebehorende aan het adres waar verdachte woonde een vals facebookaccount is opgesteld en dat een vals facebookaccount op Curaçao is opgesteld, maar niet kan worden bewezen dat verdachte degene is geweest die deze valse accounts heeft aangemaakt.
Daarnaast kan niet worden bewezen dat verdachte wist dat aangeefster [slachtoffer 3] nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat de valse facebookaccounts door verdachte zijn aangemaakt. Blijkens het onderzoek is er een vals facebookaccount aangemaakt met gebruikmaking van een IP-adres behorende bij het adres van de moeder van verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de enige was die gebruik maakte van de aldaar aanwezige computer. Daarnaast is er een vals facebookaccount aangemaakt op Curaçao, ten tijde dat verdachte daar verbleef. Daarbij is er op beide facebookaccounts specifieke content geplaatst, te weten privé-foto’s van aangeefster, waarvan uit het onderzoek is gebleken dat verdachte die foto’s op het moment dat de accounts zijn aangemaakt voorhanden had. Naar het oordeel van de rechtbank kan het, gelet op het vorenstaande, niet anders zijn dan dat verdachte deze valse facebookaccounts heeft aangemaakt en daarop de foto’s van aangeefster heeft geplaatst.
Het verweer dat verdachte niet wist dat aangeefster [slachtoffer 3] op de door verdachte verspreide foto’s nog minderjarig was wordt verworpen, nu het voor toepassing van artikel 240b Wetboek van Strafrecht niet noodzakelijk is dat de werkelijke leeftijd van de afgebeelde persoon onder de achttien jaren ligt. Naar de tekst en strekking van deze bepaling gaat het er om of, gelet op de afbeelding, de persoon er jonger dan achttien jaren uitziet. Het bewijs van de werkelijke leeftijd behoeft niet te worden geleverd.
Voor zover er getwijfeld wordt aan de leeftijd van het slachtoffer [slachtoffer 3] op de betreffende foto’s, verwijst de rechtbank naar de verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] , waarin zij verklaart dat de foto’s zijn gemaakt voor haar 18e verjaardag, hetgeen steun vindt in verklaringen van enkele getuigen. Tevens neemt de rechtbank daarbij in ogenschouw dat de moeder van aangeefster [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij op 16 jarige leeftijd in contact kwam met verdachte en dat zij toen een relatie hebben gehad, hetgeen ook weer een bevestiging is van de verklaring van aangeefster.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 4 juni 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb een relatie gehad met [slachtoffer 1] . Toen deze relatie werd beëindigd heb ik haar een grote hoeveelheid berichten via WhatsApp, SMS en Instagram gestuurd. Ook heb ik meerdere malen de ramen van haar woning ingegooid. Daarnaast heb ik foto's van haar op sociale media geplaatst.
Op [geboortedatum] 2018 heb ik opzettelijk tegen het camerasysteem en het licht in een arrestantenbus getrapt.
Op 30 september 2018 is aan mij een gedragsaanwijzing van de officier van justitie overhandigd waarin stond dat ik niet in het gebied van de [straatnaam] in Leeuwarden mocht komen. Ik heb mij niet aan die aanwijzing gehouden. Ik ben in de periode van 17 november 2018 tot en met 30 november 2018 meerdere keren naar die straat gegaan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 november 2018, opgenomen op pagina 20 - 22 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018316989 d.d. 28 januari 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van stalking. Ik word stelselmatig lastiggevallen en beperkt in mijn vrijheid.
Op 11 juli 2017 kreeg ik een relatie met [verdachte] . De relatie ontwikkelde zich prima, tot ik mijn eigen woning kreeg. Hij kwam regelmatig bij mij thuis, begon mij te mishandelen, en vernielde dingen in mijn huis. Hij sloeg dingen kapot en wilde dat ik niet meer uitging.
Ik beëindigde de relatie op 26 september 2018 definitief nadat hij mijn huis had gesloopt.
[verdachte] vernielt stelselmatig mijn ramen en hij valt mij lastig. Ik weet dat hij mijn ramen vernielt, omdat ik hem weleens heb gezien en hij mij daar ook mee heeft bedreigd.
Omdat hij dit 's nachts doet of aan het einde van de nacht, lig ik te slapen. Het feit dat hij mijn raam vernielt door een steen te gooien, maakt dat ik bang ben dat hij met de steen mij raakt, maar ook dat hij mijn woning binnendringt en mij iets aandoet. Ik ben constant op mijn hoede en voel mij nergens meer veilig, ik kan niet eens veilig zijn in mijn eigen huis. Ik heb een trauma, kan niet slapen, ben de hele nacht wakker omdat ik hem verwacht. Ik ben bang dat hij mij gaat vermoorden. Sinds het uit is ben ik constant bij de politie. Het beheerst mij dagelijks, naast dat hij dingen vernielt, houdt het mij ook praktisch constant bezig. Ik kan na de aangifte weer wachten op het volgende incident. Het is verschrikkelijk om hiermee om te gaan, het beheerst mijn leven en zorgt voor spanning, die ik niet kan omschrijven. De WhatsApp, waar ik hem op heb kunnen blokkeren, stuur ik u via de mail toe.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 december 2018, opgenomen op pagina 26, 27 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 30 november 2018 deed aangever [slachtoffer 1] aangifte van stalking tegen haar ex-vriend [verdachte] . Bij deze aangifte voegde ze WhatsApp gesprekken tussen [verdachte] en haar.
Ik zag dat deze gesprekken tussen 18 november 2018 en 25 november 2018 waren en
betroffen 24 pagina’s. Ik zag dat er over en weer korte berichten waren geplaatst.
Op een pagina zijn 54 regels afgedrukt en op de laatste pagina zijn slechts 3. Oftewel
23 x 54 regels + 3 berichten; zijn er in totaal ongeveer 1245 berichten in deze periode naar elkaar gestuurd.
Samengevat wil [verdachte] met aangeefster [slachtoffer 1] afspreken en met elkaar praten.
[slachtoffer 1] geeft echter telkens aan dat zij dit niet wil en dat ze met rust gelaten wil worden.
Op 18 november 2018 werd bij aangeefster [slachtoffer 1] een raam vernield.
Het laatste bericht voor dit incident was op 18 november 2018 te 1.33 uur van [verdachte] . Het laatste WhatsApp contact voor dit incident tussen [slachtoffer 1] en [verdachte] was op
23 november om 9:52 uur.
In de gesprekken bericht [verdachte] het volgende: “Kijk jou, gestoorde, je blijft stoer doen, je gaat zien wat ik met je ga doen, als ik je tegen kom blijf maar blij doen, me voor de gek houden, je gaat wel zien, niks benj”.
Het eerst volgende bericht na dit incident was van [slachtoffer 1] . Ik zag dat zij op 25 november 2018 te 08:27 uur een bericht stuurt naar [verdachte] met drie “smilies’.
Daarna stuurt ze: “wat een idiota zeg, enigste wat j kan?stenan gooien?, dit voor j,
gestoord ben j, egt zielig om te zien. Hierop reageert [verdachte] op 25 november te 10:07 uur:”Denk maar wat je wil kanker hoere slet”.
Hierna ontstaat er wederom een gesprek tussen beide.
Op 20 november 2018 te 21:09 uur stuurt [verdachte] het bericht:”Ik was net lanks je huis”.
Op 20 november 2018 te 23:06 uur stuurt [verdachte] het bericht:”Ik zag je bent thuis reed lanks”.
Op 20 november 2018 te 23:57 uur stuurt [verdachte] het bericht:”Ik ben bij huis vlakbij, als ja uit het raam kijkt kanj me zien”.
Op 22 november 2018 te 17:04 uur stuurt [verdachte] het bericht: ”Dan ben ik in cura”.
Op 23 november 2018 te 00:28 uur stuurt [verdachte] het bericht: ’Ik ben nu vlakbij”.
Op 23 november 2018 te 00:47 uur stuurt [verdachte] het bericht: ”Ik rij nu lanks je”.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 december 2018, opgenomen op pagina 58, 59 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Ik ontving een aantal mails van de aangeefster ten aanzien van het contact dat [verdachte] met haar zocht.
Op 9 december 2018 om 11:50 ontving ik een mail van de aangeefster met daarin een
screenshot van Instagram en de volgende begeleidende tekst:
goeiemorgen ik heb dit bericht van [verdachte] ontvangen op instagram.
“Kon het allang goed maken maar ik heb te veel haat voor jou ik ga j kapot maken”
Op 9 december 2018 om 18:00 ontving ik een mail van de aangeefster met daarin 3
screenshots van Instagram en de volgende begeleidende tekst:
nu is hij bezig met me neef. . . op instagram me neef heeft me screenshot gestuurd
“Ik weet niet wie je ben vriend van [slachtoffer 1] neef maakt me geen fuck uit die kanker
hoertje dat liet is ik heb haar zo behandeld omdat ze zo is vieze slet en als je een
grote smoel heb kom. ik ben klaar voor jou”. “Kom me niet uitschelden over de telefoon als een flikker kom deze kant als een man of stuur je adres” “Dan gaan we zien wat gebeurd”
“Kijk hier deze hoertj neukt voor geld”
“Vieze hond kom deze kant stuur je adres ik maak geen grap ik kom bij je huis kom
stoer doen in mijn gezicht”
Op 12 december 2018 om 06:55 uur ontving ik een mail van de aangeefster met daarin 2
screenshots van Whatsapp en de volgende begeleidende tekst:
goeiemorgen...
hij blijft niewe nummers kopen en me zus en mama lastig vallen
[verdachte] :
“wat denk j kleine kind dat ik jou zus wil ze is een schande een vieze slet is je zus
ze kan niet met een man zijn ik heb jou kanker zus veel kansen gegeven ze wil niet
luisteren onthoud dit goed ik wil jou kanker vieze zus niet ze is niks en geloof me
ik pak jou zus ik maak haar dood mijn voor mijn tijd te verspelen en gebruik van mij
maken”
“dat duidelijk is”
“zeg je zus ze kan beter snel weg gaan want ik vermoord je zus”
“ik heb veel haat”
5. Een schriftelijk stuk, te weten een op 30 september 2018 door de officier van justitie gegeven beslissing gedragswijziging ter beëindiging van ernstige overlast.
6. De door verdachte ter zitting van 4 juni 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb kennis aan [slachtoffer 3] . Het is juist dat ik in de periode van 1 juli 2016 tot en met 12 juli 2017 meermalen naaktfoto's en seksfilms heb verspreid door deze te sturen aan familie, vrienden, groepsgenoten van Fier Fryslân en schoolgenoten van het [naam school] van [slachtoffer 3] . Ik kon die foto's en filmpjes verspreiden doordat ik een oude simkaart van [slachtoffer 3] had gevonden.
Mijn straatnaam is [verdachte] .
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 december 2016, opgenomen op pagina 22 -25 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016350984-Z-01, d.d. 7, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik doe aangifte van smaadschrift/laster. Toen ik 16 jaar oud was ben ik in handen gevallen van [verdachte] . Tijdens de relatie heeft hij diverse pornografische foto’s van mij gemaakt. Ik heb voor [verdachte] in de prostitutie gewerkt. [verdachte] heeft heel veel beeldmateriaal over mij in zijn bezit. Deze foto’s zijn pornografisch en gemaakt toen ik nog minderjarig was.
Op 12 november 2016 kreeg ik een WhatsApp bericht van [getuige 1] . In dit gesprek stond dat zij een bericht had ontvangen van nummer [mobielnummer] . In dit bericht stonden een tweetal naaktfoto’s van mij. [getuige 1] heeft dit bericht aan mij doorgezonden. Ik herkende de foto’s, want het is mijn lichaam. Duidelijk zijn mijn borsten te zien en mijn vagina.
Het nummer [mobielnummer] is in het verleden van mij geweest. Ik heb dit nummer al heel lang niet meer. Ik had het kaartje weggegooid. Het is wel weggegooid in de periode dat ik bij [verdachte] was.
Vanaf dat moment ben ik heel sociaal media gaan controleren op mijn naam en voornaam.
Ik kwam een account tegen van [slachtoffer 3] op facebook. Ik heb geen facebook account. Ik
zag op de facebookpagina mijn naam [slachtoffer 3] , een foto van mijn gezicht en een foto
van mijn naakte achterzijde. Ik herken de foto, ik weet dat deze gemaakt zijn door [verdachte] en ik heb een tatoeages op mijn rug. Ik weet zeker dat dit mijn foto’s zijn. Ik heb [verdachte] nooit toestemming gegeven mijn foto’s te gebruiken of een facebookpagina op te starten onder mijn naam. Ik heb nog steeds geen facebookaccount. Vanaf dat moment kwamen er bij de instelling waar ik woonde ook berichten binnen afkomstig van mijn oude telefoonnummer. Op 12 november werden er wederom naaktfoto’s van mij verzonden aan de groepstelefoon. Op de telefoon wordt mijn ontblote lichaam afgebeeld.
Op 27 november 2016 kwamen er wederom naaktfoto’s van mij op de groepstelefoon binnen. Ditmaal afkomstig van telefoonnummer [mobielnummer] .
Op 28 november 2016 ontvangt [getuige 1] op haar mobiele telefoonnummer een WhatsApp met een viertal naaktfoto’s van mij afkomstig van telefoonnummer [mobielnummer] . De foto’s zijn door [getuige 1] aan mij doorgezonden en wederom herken ik de foto’s als zijnde van mij, gemaakt door [verdachte] .
Op het kaartje behorende bij mijn nummer [mobielnummer] stonden al mijn contacten nog. Ik heb van de instelling Fier Fryslân gehoord dat vanaf mijn oude nummer naaktfoto’s van mij worden gezonden naar mijn contacten welke staan op het oude kaartje.
Inmiddels komen er ook foto’s van mij, afkomstig van het nieuwe nummer [mobielnummer] , binnen bij dezelfde groep mensen.
Ook van het [naam school] in Heerenveen heb ik gehoord dat medeleerlingen, maar ook docenten de foto’s van mijn naakte lichaam hebben mogen ontvangen. De foto’s worden verspreid door genoemde telefoonnummers.
Van mijn vader heb ik gehoord dat hij op 28 oktober 2016 een bericht op WhatsApp
heeft ontvangen van nummer [mobielnummer] . Over en weer kwam er een WhatsApp gesprek op
gang. In eerste instantie gaf diegene zich uit voor [slachtoffer 3] . Mijn vader geloofde dat niet, maar speelde het spel even mee.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 februari 2017, opgenomen op pagina 28,29 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[slachtoffer 3] :
Ik ben erachter gekomen dat er meerdere facebookaccounts op mijn naam zijn aangemaakt
die waarvan er 1 gelinkt is aan Instagram.
Betreft de volgende accounts:
[slachtoffer 3] met een koppeling naar Instagram [acccountnaam] .
Op het account van Instagram waren zeker 12 aà 13 naaktfoto’s van mij te zien. Hiermee
bedoel ik dat ik geheel naakt zichtbaar was van hoofd tot teen. Diegene die het account op facebook had aangemaakt benaderde meerdere mensen om het account op Instagram toe te voegen. Dit maakte het mogelijk om de naaktfoto’s te zien.
Ook was er 1 filmpje van mij zichtbaar op Instagram. Dit filmpje duurt ongeveer 30 seconden. Ik heb een screenshot gekregen van wat er ongeveer te zien is. Te zien dat er een stijve penis zichtbaar is en dat ik daar achterste voren op zit. Ik ben daar in vol ornaat op te zien, van hoofd tot teen. Inmiddels is dit account op Facebook en Instagram verwijderd.
Het mobiele nummer + [mobielnummer] heeft 9 januari 2017 een viertal foto’s verzonden
naar een kennis van mij, [getuige 2] .
Zij ontving een foto van mij, één daarvan in bh en één daarvan dat ik mijn shirt omhoog heb getrokken en mijn borsten vasthoudt. Daarop is mijn gezicht goed te herkennen. Die andere stond ik met mijn rug naar de foto gekeerd en met mijn gezicht keek ik naar de zijkant, dus duidelijk herkenbaar. De andere stond ik in mijn lingerie en de foto werd van achteren genomen.
Ook op 9 januari 2017 werd naar een oude begeleidster van mij foto’s gestuurd met de tekst: “Hello, wie is dit?” tezamen met twee naaktfoto’s, op één daarvan in bh en één daarvan dat ik mijn shirt omhoog heb getrokken en mijn borsten vasthoudt. Daarop is mijn gezicht goed te herkennen. Dit zijn allemaal foto’s die genomen zijn toen ik de leeftijd van 16 jaar had.
De foto’s zijn destijds genomen door [verdachte] . Destijds was hij mijn vriend.
Daarnaast is met hetzelfde bovenstaande mobiele nummer de volgende tekst naar mijn
vader gestuurd: “Vieze vieze meldt haar de straf is nog niet klaar ze gaat zien.
Vieze kankerslet dat het is de straf is nog lang niet klaar. Held het iedereen haha.
Hierna is er nog een facebookaccount aangemaakt waar geen naaktfoto’s van mij op
geplaatst zijn. Dit account heette [slachtoffer 3] . 6 mensen waren hier als ‘vriend’ aan
toegevoegd. Dit account is inmiddels ook verwijderd.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 maart 2017, opgenomen op pagina 30, 31 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik doe aangifte van smaad, belaging en identiteitsfraude. Mijn naam en foto's van mijzelf zijn gebruikt om een Facebook account aan te maken. Op 23 maart 2017 hoorde ik van mijn zus dat er een nieuwe Facebookaccount op mijn naam was.
Dat betreft:
https://www. [pagina-adres]
Ik heb deze account niet aangemaakt.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2017, opgenomen op pagina 32 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 24 maart 2017 werd telefonisch contact met mij opgenomen door aangeefster [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] verklaarde mij dat zij van haar zus had gehoord dat er weer een Facebookaccount op haar naam “ [slachtoffer 3] ” was aangemaakt.
De account betreft:
https: //www. [pagina-adres] .
Voor zover duidelijk is deze account gemaakt op 23 maart 2017. Op deze Facebookaccount staan meerdere foto’s van [slachtoffer 3] . Hierbij zijn een aantal seksueel getinte foto’s.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 3 januari 2017, opgenomen op pagina 33 - 35 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3] :
Ik ben de moeder van [slachtoffer 3] . Mijn dochter is op haar zestiende in handen gevallen van een loverboy met de naam “ [verdachte] ”. Dit betreft: [verdachte] .
0p 1 januari 2017 kreeg een WhatsApp bericht van een vriendin van mij. In dit bericht stonden twee naaktfoto’s van mijn dochter. Ik hoorde van mijn vriendin dat deze foto’s op een Facebook profiel geplaatst waren.
Dit was een Facebook profiel op mijn naam. Ik heb dat zelf niet aangemaakt, dit heeft
[verdachte] gedaan. Hij heeft de foto’s van mijn dochter openbaar gemaakt.
V: Hoe weet u zo zeker dat het [verdachte] is?
A: Mijn dochter heeft mij verteld dat [verdachte] een simkaart van haar heeft. Op die simkaart stonden de foto’s die nu op Facebook staan. Dit betreft de simkaart met het telefoonnummer [mobielnummer] . Middels dit nummer zijn de afgelopen vijf of zes maanden regelmatig naaktfoto’s van mijn dochter verstuurd. Ze werden verstuurd naar de familie en naar vrienden. Ikzelf heb al deze berichten verwijderd en kan u deze dus niet laten zien. Mijn dochter heeft mij verzekerd dat [verdachte] de enige is die deze foto’s heeft. Hij moet het dus wel zijn geweest die dit valse Facebook account heeft gemaakt. Bovendien heeft hij al eerder, middels de appjes met foto’s waar ik net over sprak, laten zien dat hij niet schuwt om die foto’s openbaar te maken.
Twee weken geleden heeft [verdachte] overigens precies hetzelfde gedaan bij mijn dochter;
Hij heeft een vals Facebook account aangemaakt en op die manier slechte foto’s onder
haar contacten verspreid. Doordat er zulke vreselijke foto’s van mijn dochter zijn verspreid onder mijn familie en vrienden voel ik me in mijn goede naam en eer aangetast.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor, d.d.
6 april 2017, opgenomen op pagina 62 - 65 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 4] :
Ik was het contact van [slachtoffer 3] bij FIER Fryslân. Op 12 november 2016 rond 8 uur ‘s morgens kwamen er op onze groepstelefoon naaktfoto’s binnen.
Op 12 november 2016 kwamen er weer twee naaktfoto’s binnen. Op 27 november 2016 komen er weer nieuwe foto’s. Dat wordt met een ander nummer gestuurd, nr. [mobielnummer] . Dat zijn 5 naaktfoto’s. Op de profielfoto van WhatsApp kun je wel zien dat het [slachtoffer 3] is.
Op 9 januari 2017 kwam van nummer [mobielnummer] weer twee naaktfoto’s via WhatsApp.
Op één van die foto’s is [slachtoffer 3] te zien.
V: Hoe weet jij zeker dat het [slachtoffer 3] is?
A: Omdat ik haar gezicht herken, ik heb haar een half jaar begeleid bij FIER, dus ik weet hoe ze eruit ziet.
V: Verder nog?
A: Toen [slachtoffer 3] bij ons kwam had ze een tatoeage onder haar linker borst. Op de foto’s kun je zien dat daar geen tatoeage zit. Daardoor weet ik dat de foto’s zijn van voor december 2015.
V: Wanneer is zij 18 geworden?
A: Zij is [geboortedatum] 2015 18 jaar geworden.
V: Vanaf welk telefoonnummer kreeg jij deze berichten?
A: Van de drie genoemde telefoonnummers.
V: Hoeveel berichten/foto’s/films heb jij ontvangen?
A: Negen foto’s.
V: Alleen foto’s of ook films?
A: Alleen foto’s.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, d.d. 18 april 2017, opgenomen op pagina 110,111 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Facebook account [account ID] is in gebruik geweest van 14 november 2016 tot 19 november 2019.
Facebookaccount ID: [account ID] is in gebruik geweest van 23 maart 2017 tot 25 maart 2017. Dit IP nummer staat op naam van [naam 1] , [straatnaam] te Leeuwarden, zijnde de moeder van verdachte.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, d.d.
13 september 2017, opgenomen op pagina 138 - 140 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Vanaf 25 juli 2017 werd door mij op verzoek onderzoek verricht aan de volgende geautomatiseerde systemen
Omschrijving Inbeslagname nummer
Notebook Lenovo 004 896623
USB stick Intergral 005 896629
Op de harde schijf van de Lenovo laptop (goednummer 004-896623) trof ik in de map
[mapnaam]
het bestand: [bestandsnaam]
Op deze film herken ik aangeefster. Op haar rug zie ik de tatoeages welke ik op de foto
toegezonden kreeg. Aangeefster zit met haar rug naar de camera maar zo nu en dan kijk ze
in de richting van de camera. Aangeefster is naakt en zit op haar knieën op en bed en tussen
haar benen ligt een man op zijn rug op bed. Deze man heeft met een donkere huidskleur.
De man heeft zijn penis in haar vagina. De man en aangeefster hebben op deze wijze
geslachtsgemeenschap. De film duurt 49 seconden en heeft een bestandsdatum van 24-08-
2015.
Op dezelfde harde schijf al bovengenoemd trof ik in de map:
[mapnaam]
het bestand [bestandsnaam] aan.
Op deze film herken ik weer de tatoeage van aangeefster. Ze zit naakt op haar knieën op een
bed. Achter haat zit een man met donkere huidsleur. Van deze man is alleen de penis in
beeld. De man zoomt in op de vagina van aangeefster en stopt vervolgens zijn penis in haar
vagina. De film duurt 25 seconden en heeft een bestanddatum van 01-07-2015
In de map [mapnaam]
Trof ik ook nog de filmpjes [bestandsnaam] en [bestandsnaam] aan. Op [bestandsnaam] is gezien de omgeving en de afgebeelde personen hier zeer vermoedelijk weer sprake van
aangeefster die geslachtgemeenschap heeft met een man. Ook nu is het weer een man met
donkere huidskleur. De film toont alleen een close-up, in beeld is de vagina van vermoedelijk aangeefster en de penis van de man te zien.
Op [bestandsnaam] is het naakte onderlichaam van een vrouw te zien. Een persoon met een
donkere huidskleur betast de clitoris van de vrouw. Een vrouw stopt vervolgens een roze
vibrator in haar vagina. Op deze film is een deel van een dekbed te zien. Gezien het dekbed
wat ook te zien is op de film [bestandsnaam] en waarop ik aangeefster herken, betreft het
hier vermoedelijk ook weer aangeefster die op deze film te zien is.
Aantreffen foto’s
Op de usb stick 005 896629 trof ik een 50 tal foto’s aan waarop aangeefster vaak naakt staat
afgebeeld en waarop vaak de nadruk op haar borsten en haar vagina ligt. De foto’s waren
gewist doch de mij gebruikte software toon de deze foto’s echter wel.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij, in de periode van 18 november 2018 tot en met 16 december 2018, te Leeuwarden, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door:
- stelselmatig de ramen van de woning van die [slachtoffer 1] te vernielen en
- haar ongewenst te benaderen via WhatsApp en/of SMS en/of Instagram en
- foto's van haar op sociale media te plaatsen
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen of vrees aan te jagen;
2.
hij, op verschillende tijdstippen in de periode van [geboortedatum] 2018 tot en met 30 november 2018, te Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk ruiten van de woning [straatnaam] , toebehorende aan een ander dan verdachte
en
de verlichting en het camerasysteem in een arrestantenbus, toebehorende aan politie Eenheid Noord Nederland, heeft vernield en beschadigd;
3.
hij, in de periode van 17 november 2018 tot en met 30 november 2018, te Leeuwarden, meerdere malen, telkens opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 30 september 2018 gegeven door de officier van justitie Arrondissementsparket Noord-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, niet zich op mocht houden in en om het gebied [straatnaam] in Leeuwarden;
4.
hij in de periode van 1 juli 2016 tot en met 12 juli 2017, te Leeuwarden, Heerenveen en/of Arnhem, meerdere malen, telkens opzettelijk de eer en de goede naam van een persoon, genaamd [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] -1997), heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, door via sociale media (Facebook/WhatsApp/Instagram) en anderszins via internet en/of telefonisch haar te bestempelen als een hoer en/of slet en daarbij naaktfoto's en seksfilmpjes van die [slachtoffer 3] , te versturen aan haar familie, vrienden, groepsgenoten van Fier Fryslân en schoolgenoten van het [naam school];
5.
hij in de periode van 12 november 2016 tot en met 11 mei 2017, te Leeuwarden, Heerenveen en Arnhem, meermalen, telkens een of meer afbeeldingen, te weten digitale fotobestanden en digitale filmbestanden, onder andere aangetroffen op een gegevensdrager (goednummer 896623 Laptop/Computer Lenovo), heeft verspreid en aangeboden en verworven en in bezit heeft gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, terwijl op die afbeeldingen een of meer seksuele gedragingen zichtbaar waren, waarbij telkens een persoon, genaamd [slachtoffer 3] , die kennelijk op die afbeeldingen de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken welke voornoemde seksuele gedragingen -zakelijk weergegeven- bestonden uit:
het geheel naakt poserend staan tegen de muur, voor een bed, tegen een tafel of op een tafel, waarbij haar blote borsten en blote vagina duidelijk in beeld zijn
en
het voorovergebogen staan voor een bed waarbij haar billen duidelijk in beeld zijn van de achterzijde
en
het poserend staan en/of liggen, gekleed in een bh en slip, waarbij zij haar borsten vasthoudt en
het met de penis vaginaal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer 3]
en
het betasten van de clitoris van die [slachtoffer 3]
en
het laten brengen van een vibrator in de vagina van die [slachtoffer 3]
en
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van die [slachtoffer 3] , waarbij nadrukkelijk de ontblote borsten en vagina in beeld gebracht worden waarbij de afbeeldingen aldus een onmiskenbaar seksuele strekking hadden en strekten tot seksuele prikkeling.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Belaging.

2. Ten aanzien van de bewezenverklaarde ruiten:

Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd
en
ten aanzien van de bewezenverklaarde verlichting en camera:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
3. Handelen in strijd met een gedragswijziging gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd.
4. Smaadschrift, meermalen gepleegd.
5. Een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan
6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 5 jaren met oplegging van reclasseringstoezicht en als bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling, contactverbod, locatieverbod met elektronische controle, locatiegebod met elektronische controle en meewerken aan middelencontrole,
De officier van justitie vordert ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 1] voorts oplegging van de maatregel van een contactverbod en een locatieverbod voor de duur van vijf jaren (art. 38v Wetboek van Strafrecht).
De officier van justitie vordert tevens ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 3] en haar ouders oplegging van de maatregel van een contactverbod voor de duur van vijf jaren (art. 38v Wetboek van Strafrecht).
De officier van justitie vordert daarbij dat voor iedere overtreding van het contactverbod en/of locatieverbod één maand vervangende hechtenis zal volgen, met een maximum van zes maanden.
De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat de bijzondere voorwaarden en op te leggen maatregel dadelijk uitvoerbaar zullen worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Daarnaast heeft de raadsman gepleit voor oplegging van een taakstraf.
De raadsman heeft zich niet verzet tegen oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij de voorwaarden zoals door de reclassering is voorgesteld, met dien verstande dat de raadsman zich heeft verzet tegen de oplegging van het omgevingsverbod ten opzichte van [slachtoffer 3] .
De raadsman heeft zich gerefereerd ten aanzien van oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht, met dien verstande dat de raadsman heeft verzocht de vervangende hechtenis te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de psychologische rapportage, de voorlichtingsrapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van een maand schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-vriendin. Verdachte heeft door in korte tijd, diverse malen, de ramen van haar appartement te vernielen stelselmatig inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Een woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Door aldus te handelen heeft verdachte de privacy van aangeefster in ernstige mate geschonden.
Verdachte handelde vanuit zijn eigen behoefte om contact met aangeefster te hebben, terwijl zij hem uitdrukkelijk te kennen had gegeven dat niet te willen. Verdachte heeft gehandeld vanuit een vorm van gekrenktheid door de beëindiging van de relatie. Daarbij heeft hij zichzelf voorop gesteld en geen rekening gehouden met de wensen en belangen van aangeefster. Door de stelselmatige inbreuk op haar levenssfeer te maken heeft verdachte aangetoond over onvoldoende zelfreflectie te beschikken, waardoor gevreesd moet worden voor herhaling van dit soort feiten in de toekomst.
Verder heeft verdachte zich niet gehouden een aan een door de officier van justitie gegeven gedragsaanwijzing inhoudende dat hij zich niet in de straat waar aangeefster [slachtoffer 1] woonde mocht ophouden. Verdachte heeft zich niet aan deze aanwijzing gehouden. Verdachte heeft met zijn handelen de persoonlijke integriteit en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer aangetast. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Tevens heeft verdachte de verlichting en het camerasysteem van een arrestantenbus waarin hij werd vervoerd, beschadigd.
Verdachte heeft zich naast deze feiten in 2016 en 2017 schuldig gemaakt aan smaadschrift tegen zijn ex-vriendin aangeefster [slachtoffer 3] en aan het verspreiden van kinderpornografisch beeldmateriaal, waarop aangeefster te zien is. Verdachte heeft op enig moment tijdens zijn relatie met aangeefster naaktfoto's en seksfilmpjes van haar gemaakt.
Verdachte heeft dit precaire privé materiaal via groepsgesprekken op WhatsApp en Instagram verspreid, naar onder meer mede-leerlingen van school, medewerkers van FIER Fryslân en de familie van aangeefster. Verdachte heeft het vertrouwen van aangeefster door zijn handelen ernstig beschaamd en heeft een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster, die op de door verdachte verspreide filmpjes en foto’s nog minderjarig was. Het is algemeen bekend dat dergelijke gebeurtenissen door slachtoffers als intimiderend, maar ook als beschamend, worden ervaren en dit is in het bijzonder het geval bij minderjarige slachtoffers. Aangeefster heeft het gedrag van verdachte als zeer beangstigend en bedreigend ervaren en heeft zich daarnaast ontzettend geschaamd voor de foto’s en filmpjes die van haar verspreid werden.Aangeefster heeft, zo blijkt uit een namens haar voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring, tot op heden nog dagelijks last van wat verdachte haar heeft aangedaan.
De rechtbank rekent verdachte al deze feiten zwaar aan.
Uit de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 25 maart 2019, opgemaakt door
drs. W. Groen, blijkt dat veroordeelde functioneert op een licht verstandelijk beperkt niveau. Veroordeelde heeft door zijn licht verstandelijke beperking moeite met intellectuele functies als logisch redeneren, problemen oplossen, plannen, abstract denken, oordeel vormen, van instructies en ervaringen leren en praktisch inzicht verwerven.
In het sociale domein heeft hij door de verstandelijke beperking moeite met het besef van de gedachten, gevoelens en ervaringen van anderen (beperkte empathische vermogens),
beperkte interpersoonlijke communicatieve vaardigheden (weinig initiatief name in gesprek) en het sociale oordeelsvermogen. In het praktische domein heeft hij moeite met de verantwoordelijkheden van een baan en vrijetijdsbesteding (passief gedrag).
De beperkte copingvaardigheden, gebrekkige emotieregulatie en impulscontrole voortkomend uit de licht verstandelijke beperking hebben doorgewerkt in de gedragskeuzes van verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt om verdachte de tenlastegelegde feiten verminderd toe te rekenen.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies van de psycholoog en maakt die tot de hare. De rechtbank is van oordeel dat het hiervoor bewezenverklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
In het reclasseringsrapport van 9 april 2019, is door de reclassering geadviseerd om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod met aangeefster [slachtoffer 1] , een locatieverbod terzake de woonomgeving van [slachtoffer 1] , een locatiegebod voor verdachte, een en ander ter controle door elektronisch toezicht en meewerken aan middelencontrole. De kans op herhaling schat de reclassering in als hoog.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel er sprake is van verminderde toerekeningsvatbaarheid, gelet op de ernst van de feiten een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende sanctie is.
De rechtbank ziet, gelet op de ernst van de feiten, geen ruimte tot het opleggen van een taakstraf, zoals door de raadsman is bepleit.
De rechtbank acht de door de officier van justitie geformuleerde eis passend en geboden bij het door de rechtbank bewezen en strafbaar verklaarde en zij zal dan ook verdachte, conform deze eis, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, met daaraan verbonden reclasseringstoezicht en als bijzondere voorwaarden naast een meldplicht, een ambulante behandeling en het meewerken aan middelencontrole, tevens een contactverbod, locatieverbod en locatiegebod met betrekking tot aangeefsters [slachtoffer 1] , aangeefster [slachtoffer 3] en haar ouders. Een en ander ter controle door elektronische controle.
De door de officier van justitie gedane vordering tot dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden zal worden toegewezen, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank baseert zich voor dit oordeel op de hiervoor genoemde rapporten van de deskundige en de reclassering, waaruit blijkt dat de kans op herhaling hoog is.
De rechtbank ziet geen aanleiding om, nu de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld aan een voorwaardelijke gevangenisstraf, dezelfde voorwaarden op te leggen in het kader van de maatregel van artikel 38v Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft, zoals ter zitting reeds is aangegeven, het proces-verbaal onder parketnummer 18/720397-18 bij zowel de behandeling als de beoordeling van de feiten buiten beschouwing gelaten.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een laptop, merk Lenovo, type Flex Name en 1 USB-stick, merk Integral, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu de feiten 4 en 5 hiermee zijn begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- mobiele telefoon, merk Samsung 5;
- mobiele telefoon, Iphone 6;
- mobiele telefoon, merk Apple, type Iphone;
- mobiele telefoon, merk Sony, type CMD-J70;
- mobiele telefoon, merk Sony Ericsson;
- mobiele telefoon, merk Blackberry;
- tablet, merk Apple, type Ipad;
- geheugenkaart, merk Seagate, type SRD00F1;
moeten worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 3.244,64 ter zake van materiële schade en
€ 1.225,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 1.750,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. Politie Noord Nederland, tot een bedrag van € 206,91 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] :
De raadsman is van mening dat de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schade niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, nu dit deel van de vordering onvoldoende onderbouwd is. Aangeefster woont in een huurhuis. De verhuurder van deze woning is middels de opstalverzekering verzekerd en verplicht om de schade te dekken.
De raadsman heeft voorts verzocht de gevorderde immateriële schade verzocht
te matigen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiele schade ad € 3.244,64 voor toewijzing vatbaar is. De benadeelde partij heeft dit deel van de vordering onderbouwd middels een uitgebreide specificatie van kosten, welke nota aan haar is gericht, zodat de rechtbank dit deel van de vordering toewijsbaar acht.
De rechtbank acht daarnaast de gevorderde immateriële schade ad € 1.225,-- voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank komt derhalve tot het oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 30 november 2018.
Standpunt van de verdediging ten aanzien van de vordering van de Politie Noord-Nederland
De raadsman is primair van mening dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, nu een machtiging waaruit kan blijken dat de schadecoördinator wordt gemachtigd om namens de Politie Noord-Nederland schadevergoeding te vorderen.
Subsidiair is de raadsman van mening dat eveneens niet ontvankelijk verklaring dient te volgen, nu de betreffende herstelnota is verzonden aan [benadeelde partij] , zodat onvoldoende is gebleken dat de Politie Noord Nederland deze schade dient te vergoeden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering, nu de
machtiging waaruit kan blijken dat schadecoördinator [naam 2] bevoegd is namens de benadeelde partij schade te vorderen ontbreekt.
Standpunt van de verdediging ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] :
De raadsman is van mening dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Aangeefster is een jonge vrouw die reeds vele problemen heeft gehad en derhalve is het heel moeilijk vast te stellen wat de schade is geweest als gevolg van het aan verdachte tenlastegelegde.
Subsidiair heeft raadsman verzocht de vergoeding terzake immateriële schade te matigen..
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 4 en 5 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf
12 mei 2017.
Nu vast staat dat verdachte tot de hiervoor genoemde bedragen aansprakelijk is, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 8 oktober 2018 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 23 oktober 2018. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 21 mei 2019 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten onder 1, 2 en 3 heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 36b, 36c, 36f, 57, 63, 184a, 240b, 261, 285b en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot zes maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op vijf jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 5 dagen na ingang van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden.
Daarna moet veroordeelde zich zo vaak en zolang blijven melden als de reclassering Leeuwarden dat nodig acht.
2. dat de veroordeelde zich onder (dag)behandeling zal stellen van de Forensische Polikliniek of een soortgelijke zorgverlener op de tijden en plaatsen als door of namens de zorgverlener of reclassering aan te geven. Veroordeelde dient zich daarbij te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
3. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
4. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in het woongebied van [slachtoffer 1] , te weten het woongebied tussen de [straatnaam] , [straatnaam] ,
[straatnaam] , [straatnaam] , [straatnaam] en [straatnaam] te Leeuwarden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich gedurende het eerste jaar van de proeftijd onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarde.
5. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd aanwezig zal zijn op het navolgende verblijfsadres, te weten: [straatnaam] , [woonplaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met veroordeelde en afhankelijk van de dagbesteding.
Op doordeweekse dagen met dagbesteding heeft veroordeelde een aaneengesloten blok van 12 uur dat hij niet op het verblijfadres hoeft te zijn. Zonder dagbesteding is dat 2 uur. In de weekenden heeft veroordeelde een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft, waarbij de veroordeelde zich gedurende het eerste jaar van de proeftijd onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarde.
6. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 1997,
- [getuige 3] , geboren [geboortedatum] 1967, en
- [naam 3] , geboren op [geboortedatum] 1963,
zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
7. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van verdovende middelen en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Verklaart onttrokken aan het verkeerde in beslag genomen laptop, merk Lenovo, type Flex Name en USB-stick, merk Integral.
Gelast de teruggaveaan [verdachte] van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven, te weten:
- mobiele telefoon, merk Samsung 5;
- mobiele telefoon, type Iphone 6;
- mobiele telefoon, merk Apple, type Iphone;
- mobiele telefoon, merk Sony, type CMD-J70;
- mobiele telefoon, merk Sony Ericsson;
- mobiele telefoon, merk Blackberry;
- tablet, merk Apple, type Ipad;
- geheugenkaart, merk Seagate, type SRD00F1.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 4.469,64 (zegge: vierduizendvierhonderdnegenenzestig euro en vierenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 december 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 4.469,64 (zegge: vierduizendvierhonderdnegenenzestig euro en vierenzestig eurocenteuro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 december 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 54 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 3.244,64 aan materiële schade en € 1.225,-- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
1.750,--(zegge: zeventienhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2017.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van € 1.750,-- (zegge: zeventienhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 27 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit 1.750,-- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij
Politie Noord-Nederlandniet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/750091-16:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in het arrondissement Noord-Nederland van 8 oktober 2018, te weten:

gevangenisstraf voor de duur van drie weken.

Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Janssen, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en
mr. C.H. Beuker, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juni 2019.
Mr. L.W. Janssen en mr. J.Y.B. Jansen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.