Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiser 1],
NAM,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 13 juni 2018;
- het proces-verbaal van comparitie van 4 april 2019 en de voorafgaand daaraan door
2.De feiten
a) de ligging (hemelsbrede afstand) van het object t.o.v. de epicentra waarbij in acht genomen de zwaarte van de beving(en)
a) de ligging € 42.490,--
3.Het geschil
4.De beoordeling
Waardedaling
mogelijksprake van is. Uit de stellingen van NAM, verwijzend naar de kwaliteitscommissie, begrijpt de rechtbank dat NAM meent dat er sprake is van persoonsgerelateerde factoren, zodanig dat meer dan 70% van de waardevermindering daaraan is toe te schrijven. De meer algemene verwijzingen naar de "analyse van transactiegegevens" en de "indicatieve benadering" zeggen de rechtbank in dit verband weinig. Dat zijn overwegingen die ook de deskundigencommissie had kunnen maken, maar die zij kennelijk niet heeft willen maken. Opmerkelijk is in dit verband dat de kwaliteitscommissie stelt dat de deskundigencommissie heeft geconstateerd dat de waardedaling deels een gevolg
isvan persoonsgerelateerde factoren. Dat is onjuist: de deskundigencommissie heeft slechts geoordeeld dat dat
mogelijkzo is.
4.804,00(2,0 punten × tarief € 2.402,00)