ECLI:NL:RBNNE:2019:2610

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
18 juni 2019
Zaaknummer
18/030714-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak betreffende de Opiumwet en de bestemming van goederen voor hennepteelt

Op 18 juni 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het overtreden van artikel 11a van de Opiumwet. De verdachte werd verweten dat hij goederen had bereid, bewerkt, verwerkt, te koop had aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden had gehad, die bestemd waren voor de teelt van hennep. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een anonieme tip en observaties van de politie, waarbij goederen zijn aangetroffen die mogelijk gebruikt konden worden voor hennepteelt.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, hoewel de aangetroffen goederen konden worden aangewend voor het telen van hennep, niet bewezen kon worden dat deze goederen bestemd waren voor professionele of grootschalige teelt. De rechtbank benadrukte dat artikel 11a van de Opiumwet zich richt op de bestrijding van professionele/bedrijfsmatige teelt en dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat de goederen voor deze doeleinden bestemd waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen concrete aanwijzingen waren die een actieve onderzoeksplicht van de verdachte ten aanzien van zijn afnemers rechtvaardigden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging en gelast dat de in beslag genomen goederen aan de verdachte worden teruggegeven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 18 juni 2019.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/030714-19

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

18 juni 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [straatnaam] te [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting 4 juni 2019.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.H. Wormmeester, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 juni 2018, te [pleegplaats], (althans) in de gemeente De Wolden,
stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten steenwol stekblokken (Cultilene), steenwol stekpluggen (Cultilene), steenwol slabs (Cultilene), stekkentrays (van het merk Cultilene), Deense bodems, afzuigers (Can-Fan), droognetten,
cannabisvoeding (diverse soorten en merken), etyleenleiding, capillairen, strijkzakken, flexibele isolatiebuis, lampenkappen voor assimilatielampen, assimilatielampen (660 en 1000 watt), voorschakelapparatuur (VSA), gripzakjes henneplogo, cannacutter (tumble trimmer), zekering automaten en zware zekeringen, waarvan verdachte wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en heeft daartoe, kort en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat in de winkel/bedrijfsloods van verdachte ( [bedrijf] ) een groot assortiment goederen is aangetroffen welke onder meer gebruikt worden voor de teelt van hennep. Uit observatie van het bedrijfspand van verdachte en controle van de kentekennummers van klanten van verdachte is gebleken dat een deel van die klanten in de politiesystemen geregistreerd staan met hennep gerelateerde antecedenten. Gelet hierop gaat de officier van justitie ervan uit dat [bedrijf] in feite een growshop is, dat de goederen bestemd waren voor professionele, grootschalige, hennepteelt en dat verdachte zich derhalve heeft schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 11a Opiumwet.
Verdachtes verklaring dat hij nooit grote hoeveelheden van de in beslag genomen goederen leverde aan klanten acht de officier van justitie niet aannemelijk nu verdachte zijn verklaring niet heeft onderbouwd door bijvoorbeeld inzage te geven in zijn bedrijfsadministratie.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat niet bewezen kan worden dat de in beslag genomen goederen bestemd waren voor professionele dan wel bedrijfsmatige dan wel grootschalige teelt, terwijl artikel 11a Opiumwet - zoals ten laste gelegd - daar wel op ziet. Er is geen onderzoek gedaan naar het klantenbestand van verdachte noch naar zijn administratie. Er kan dus ook niets worden vastgesteld betreffende leveringen door verdachte en ook niet of deze leveringen voor de in artikel 11a Opiumwet aangeduide verboden bestemming werden besteld en geleverd. Zo is niet gebleken dat deze goederen in grote hoeveelheden zijn geleverd.
Als er al van zo’n bestemming zou worden uitgegaan, staat voorts niet vast dat verdachte heeft geweten of ernstige reden had om te vermoeden dat zulks het geval was. Er is geen bewijs in het dossier aanwezig van de hier bedoelde wetenschap.
Oordeel van de rechtbank

Vrijspraak

De rechtbank acht het tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Naar aanleiding van een anonieme tip, onder meer inhoudende dat vanuit [bedrijf] in [pleegplaats] wietstekken worden verkocht en geoogste wiet wordt ingekocht, is op 8 april 2018 een observatiecamera geplaatst met zicht op de loods achter de winkel van verdachte. Uit de aldus opgenomen camerabeelden blijkt volgens het proces-verbaal van politie dat er vrijwel dagelijks klanten met hun voertuigen de loods inrijden. De politie heeft onderzoek gedaan naar de kentekenhouders van deze voertuigen waaruit bleek dat een deel van deze kentekenhouders in de politiesystemen staat vermeld met hennep gerelateerde antecedenten. Van enige onderbouwing van de resultaten van dit onderzoek is de rechtbank evenwel niet gebleken. Zo blijkt uit het dossier niet wat deze justitiecontacten precies inhielden, van wanneer deze dateerden en waartoe deze hebben geleid. Ook zijn deze kentekenhouders/klanten niet bevraagd over hun contacten met het bedrijf van verdachte.
Op 13 juni 2018 heeft vervolgens op basis van voorgaande bevindingen een doorzoeking plaatsgevonden in het bedrijfspand van verdachte waarbij een groot aantal goederen, zoals genoemd in de tenlastelegging, is aangetroffen en in beslag genomen.
Verdachte wordt verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan hetgeen in artikel 11a Opiumwet strafbaar is gesteld. Of dit zo is hangt allereerst af van de vraag of de bedoelde goederen bestemd waren tot het plegen van het telen van hennep in de uitoefening van een beroep of bedrijf (artikel 11 derde lid Opiumwet) dan wel op het telen van een grote hoeveelheid hennep (artikel 11 vijfde lid Opiumwet), en voorts van de vraag of de verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat die goederen daarvoor bestemd waren. Artikel 11a Opiumwet richt zich niet op de bestrijding van alle hennepteelt, maar nadrukkelijk op de bestrijding van professionele/bedrijfsmatige teelt en/of grootschalige teelt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting weliswaar worden afgeleid dat de bij verdachte aangetroffen goederen kunnen worden aangewend voor het telen van hennep, maar mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet dat deze goederen bestemd waren voor de beroeps-of bedrijfsmatige teelt van hennep dan wel voor de grootschalige teelt van hennep. Een en ander nog daargelaten of de verdachte, indien van zo’n bestemming zou worden uitgegaan, dat heeft geweten of ernstige reden had om te vermoeden dat zulks het geval was. Ook het bewijs van de hier bedoelde wetenschap kan niet worden geleverd.
Dat de verdachte in dit opzicht bij het ontbreken van concrete aanwijzingen een actieve onderzoeksplicht heeft ten aanzien van zijn afnemers, vindt geen steun in het recht.
Evenmin vindt steun in het recht dat de verdachte (bijvoorbeeld door het overleggen van zijn administratie) aannemelijk moet maken dat hij geen grote hoeveelheden aan hennepteelt gerelateerde goederen heeft geleverd aan afnemers die zich bezig houden met professionele hennepteelt, zoals door het openbaar ministerie gesuggereerd.
De conclusie is dat gelet op het voorgaande de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken en dat hetgeen in beslag is genomen, aan de verdachte moet worden teruggegeven.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: alle goederen op de beslaglijsten (met bijlagen).
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, mrs. H.H.A. Fransen en M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juni 2019.
Mr. Van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.