ECLI:NL:RBNNE:2019:2503

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2019
Publicatiedatum
11 juni 2019
Zaaknummer
rekestnummer 19/29
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis in verband met Belgische geldelijke sanctie

Op 20 maart 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Leeuwarden, uitspraak gedaan in een zaak waarin de officier van justitie een vordering heeft ingediend op basis van artikel 16 van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van geldelijke sancties. De vordering betreft de tenuitvoerlegging van een vervangende hechtenis van maximaal 90 dagen voor een veroordeelde die in België een geldelijke sanctie van € 85.930,44 opgelegd heeft gekregen voor mensenhandel. De veroordeelde heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om te verschijnen en zijn raadsman heeft eveneens aangegeven niet te zullen verschijnen tijdens de behandeling van de vordering op 27 februari 2019.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belgische autoriteiten hebben ingestemd met de toepassing van vervangende sancties, omdat het onmogelijk was om de opgelegde geldelijke sanctie te innen. De veroordeelde heeft in een eerdere brief aangegeven niet in staat te zijn om een betalingsregeling aan te bieden en is bereid de vervangende vrijheidsbenemende straf te ondergaan. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om verlof te verlenen voor de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis, die als compensatie voor het openstaande bedrag van € 103.143,53 wordt gezien.

Na beoordeling van de vordering en de bijbehorende documenten heeft de rechtbank geen gronden gevonden om de vordering af te wijzen. De rechtbank heeft de vordering toegewezen en bepaald dat de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis voor de duur van maximaal 90 dagen kan plaatsvinden. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Leeuwarden
rekestnummer 19/29
zaaknummer CJIB: 35052540001031426
Beslissing van de meervoudige raadkamer d.d. 20 maart 2019 op de vordering van de officier van justitie ex artikel 16 van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en confiscaties, in de zaak tegen:

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 1958 te [geboorteplaats],
verblijvende in PI Arnhem te Arnhem,
raadsman mr. G.F. Schadd.

Procesverloop

De officier van justitie heeft op 8 januari 2019 gevorderd dat de rechter verlof zal verlenen tot tenuitvoerlegging van 90 dagen vervangende hechtenis. Deze vervangende hechtenis is, in samenhang met geldelijke sancties tot een totaalbedrag van € 85.930,44, opgelegd aan veroordeelde door het Hof van beroep te Gent (België).
De behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden op 27 februari 2019. Veroordeelde en zijn raadsman zijn niet verschenen. Veroordeelde heeft schriftelijk verklaard afstand te doen van de mogelijkheid te verschijnen. De raadsman heeft per brief van 27 februari 2019 aangegeven niet te zullen verschijnen.

Motivering

1. Het Hof van beroep te Gent heeft veroordeelde op 15 september 2016 veroordeeld voor het plegen van mensenhandel tot het betalen van diverse geldelijke sancties tot een totaalbedrag van € 85.930,44. Dit arrest is onherroepelijk geworden. België heeft de zaak ter executie van het opgelegde geldbedrag overgedragen aan Nederland. Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) heeft veroordeelde op 27 maart 2018 voor de eerste maal aangeschreven over te gaan tot betaling van het opgelegde bedrag. Vervolgens zijn twee aanmaningen verzonden, gevolgd door een herinneringsbrief. Tenslotte is een dwangbevel uitgevaardigd. Er is geen enkele betaling ontvangen. De openstaande vordering bedraagt inmiddels, na vermeerdering met kosten, € 103.143,53.
2. De Belgische autoriteiten hebben via het voorgeschreven certificaat als bedoeld in artikel 4 van het Kaderbesluit 2005/214/JBZ ingestemd met het toepassen van vervangende sancties indien het onmogelijk is om de opgelegde geldelijke sanctie geheel of ten dele ten uitvoer te leggen. De vervangende sanctie betreft hechtenis tot een maximumduur van 3 maanden.
3. Veroordeelde heeft bij brief van 7 november 2018 aangegeven dat hij niet in staat is om een betalingsregeling aan te bieden en bereid is om de vervangende vrijheidsbenemende straf te ondergaan.
4. De officier van justitie heeft op 8 januari 2019 schriftelijk gevorderd dat verlof zal worden verleend tot tenuitvoerlegging van een vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen.
5. De raadsman en veroordeelde hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid schriftelijk of mondeling bezwaren in te dienen tegen de vordering.
6. De officier van justitie heeft bij de behandeling in raadkamer desgevraagd meegedeeld dat hij er vanuit gaat dat de vervangende hechtenis van 90 dagen de compensatie vormt voor het gehele bedrag van € 103.143,53.
7. De rechtbank heeft de vordering getoetst aan de in artikel 16 van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie gegeven voorschriften.
8. De rechtbank ziet geen gronden voor afwijzing van de vordering.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering toe.
De rechtbank bepaalt dat tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis voor de duur van maximaal 90 dagen kan plaatsvinden.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. K. Post en mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2019.