ECLI:NL:RBNNE:2019:2404

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
3 juni 2019
Zaaknummer
18/850087-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor gewelddadige overval op een supermarkt met bedreiging en geweld

Op 29 mei 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, die beschuldigd werd van diefstal met geweld en bedreiging. De verdachte, geboren in 2000 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van een gewelddadige overval op een supermarkt in Holwierde op 19 december 2017. Tijdens de overval, die door twee of meer personen werd gepleegd, werd geweld gebruikt tegen de medewerkers van de supermarkt, waaronder bedreigingen met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, onder bedreiging van geweld geld en sigaretten heeft gestolen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 12 maanden jeugddetentie, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht, het volgen van onderwijs, en een contactverbod met de medeverdachte. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafmaat. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn ook toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade die door zijn handelen is veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850087-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 mei 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats],
thans gedetineerd te JJI de Hunnerberg te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 mei 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. P. Groot, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging ex artikel 314a Wetboek van Strafvordering van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 december 2017 te Holwierde, (althans) in de gemeente Delfzijl, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld ((in totaal/ongeveer) 1397,71 euro) en/of ((in totaal/ongeveer) 25 pakjes) sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (de aldaar aan de [straatnaam] gevestigde) supermarkt [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn/verdachtes mededader,
-met een (bivak)muts op en/of een sjaal voor de mond, althans met (een) (geheel of deels) bedekt(e) gezicht(en) en/of met (elk) een (op een) mes (gelijkend voorwerp) zwaaiend (en/of) in de hand, de supermarkt binnen is/zijn gegaan en/of
-heeft/hebben geroepen: "geld, geld, geld", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of (vervolgens) (- zakelijk weergegeven -)
- die [slachtoffer 2] van zijn stoel heeft/hebben getrokken/geduwd en/of (daarmee) naar de grond heeft/hebben gewerkt en/of heeft/hebben gesommeerd dat hij (met zijn buik) op de grond moest gaan liggen en/of zich niet moest verroeren en/of aan hem heeft/hebben toegevoegd: "Je moet je bek houden en niets doen. Dan gebeurt er niets met je", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, en/of een (op een) mes (gelijkend voorwerp) op de keel en/of (in) de nek van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezet en/of gehouden, en/of
- ten overstaan en/of in de richting (kijkend) van die [slachtoffer 1] een (op een) mes (gelijkend voorwerp) heeft/hebben getoond/gehanteerd en/of met een (op een) mes (gelijkend voorwerp) heeft/hebben gezwaaid en/of een (op een) mes (gelijkend voorwerp) in de directe nabijheid van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gehouden en/of (daarbij) (aan hem) heeft/hebben toegevoegd dat hij/zij, verdachte en/of zijn mededader, geld wilde(n) hebben en/of (nadat die [slachtoffer 1] de kassa had opengemaakt) dat hij op de grond moest gaan liggen, en/of
- ten overstaan en/of in de richting (kijkend) van die [slachtoffer 3] een (op een) mes (gelijkend voorwerp) heeft/hebben getoond/gehanteerd en/of aan die [slachtoffer 3] heeft/hebben toegevoegd dat hij op de grond moest gaan liggen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het dossier weliswaar voldoende wettig bewijs bevat, maar dat er geen sprake is van overtuigend bewijs. Getuige [getuige 1] verklaart op verschillende manieren en wijzigt later de verklaring die hij eerder tegenover de verbalisant heeft afgelegd, zodat deze verklaring niet langer als overtuigend kan worden beschouwd. Voorts is de verklaring van [getuige 1] niet te verifiëren. Het is niet duidelijk waar en wanneer het belastende gesprek heeft plaatsgevonden en wie daarbij aanwezig was.
De andere verklaringen in het dossier zijn vaag en komen er vaak op neer dat getuigen van anderen hebben gehoord dat het om verdachte en medeverdachte zou gaan.
Voor wat betreft de herkenningen merkt de raadsman op dat deze herkenningen uit niet veel meer bestaan dan ‘het loopje’ en ‘de houding’ van verdachte en medeverdachte. Gezichten worden niet herkend. De getuigen zijn geen professionele waarnemers, daarom moet aan deze herkenningen minder waarde worden toegekend. Daarnaast werd na de uitzending van Opsporing Verzocht veel in kleine kring gesproken over de overval waarbij de namen van verdachten werden genoemd. De vraag is dan of een herkenning nog betrouwbaar is, of dat men een vermoeden of een roddel bevestigd meent te zien.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 17 mei 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik rook Camel.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 december 2017 opgenomen op pagina 49 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017331938 / 2018007906 / 2017289754 d.d. 11 april 2019 inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1].
Ik ben namens benadeelde [benadeelde partij] gerechtigd tot het doen van aangifte.
Ik doe aangifte van een overval op 19 december 2017 waarbij ik en mijn collega zijn bedreigd met een mes. Ik ben bedrijfsleider van de supermarkt [benadeelde partij] aan de [straatnaam] in Holwierde. Ineens kwam er een persoon het kantoor binnen gerend. En vlak erachteraan kwam er nog een persoon. Ik hoorde dat een van de personen schreeuwde geld geld geld. Ik zag dat op het moment dat dat werd gezegd de persoon ook met een mes aan het zwaaien was. Ik zag verder dat de personen in het zwart gekleed waren. Eentje had volgens mij een bivakmuts op en de andere een zwarte sjaal voor zijn mond en ook een muts op.
Ik zag vervolgens dat een van de twee personen [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt [slachtoffer 2]) achterover van zijn stoel trok. Op het moment dat [slachtoffer 2] achterover getrokken werd zag ik dat een van de personen het mes op de keel van [slachtoffer 2] zette. Een van de personen dezelfde die de hele tijd sprak schreeuwde weer dat ze geld wilden en keek hierbij in mijn richting. Hij hield hierbij nog steeds het mes in zijn hand. Ik ben toen opgestaan uit de stoel en ben vervolgens over [slachtoffer 2] heen gestapt het kantoor uit en richting de kassa gelopen. Een van de overvallers liep met mij mee en de andere bleef bij [slachtoffer 2]. Ik heb de kassa voor deze persoon open gemaakt. De overvaller zei toen tegen mij dat ik op de grond moest gaan liggen. Ik weet dat er door de overvaller geld uit de la is gehaald en dat er sigaretten zijn gepakt welke achter de kassa staan.
Toen ik op de grond lag was [slachtoffer 3] (de rechtbank begrijpt [slachtoffer 3]) de winkel ingekomen. Ook hij moest gaan liggen. Inmiddels weet ik wat er aan geld mist uit de kassa. Het gaat om een bedrag van € 1397,71. En verder zijn er zo'n 25 pakjes sigaretten van Marlboro en Camel weggenomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 januari 2018, opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]:
De overvaller die bij mij stond zei dat ik op mijn buik moest gaan liggen en mij niet moest verroeren. Ik zag dat hij nog steeds een mes in zijn hand had.
De overvaller zei tegen mij: "Je moet je bek houden en niets doen. Dan gebeurt er niets met je".
4. Eigen waarneming van de rechtbank ten aanzien van de ter terechtzitting getoonde camerabeelden van de overval op de supermarkt [benadeelde partij] te Holwierde op 19 december 2017.
De rechtbank heeft het volgende waargenomen:
-Vanaf het moment dat de tijdcode van de camera, die gericht is op de ingang van de winkel, het tijdstip 21:49:06 aangeeft, is een van de overvallers enige momenten ‘en profil’ te zien, met zijn gezicht gericht naar de linkerkant van het beeld, vlak voordat hij samen met de andere overvaller de supermarkt binnengaat.
Deze overvaller heeft een opvallend profiel waarbij in het bijzonder zijn ietwat forse postuur en zijn geprononceerde bilpartij in het oog springt.
-Op de beelden van de camera, die gericht is op de ingang van de winkel is ook de kassa te zien met daarachter een schap met sigaretten. Duidelijk is te zien dat in dat schap een groot aantal verschillende merken sigaretten ligt. Op de camerabeelden is te zien dat de overvaller gericht op twee verschillende plaatsen sigaretten uit het schap pakt, dit handelen onderbreekt om geld uit de kassalade in zijn tas te stoppen en vervolgens weer op dezelfde twee plaatsen als daarvoor sigaretten te pakken en deze in zijn tas te stoppen.
-Op de beelden van de camera die in het kantoor hangt is te zien dat de overvaller, die in het kantoor achterblijft, terwijl de andere overvaller in het winkelgedeelte is, [slachtoffer 2] eerst dwingt op zijn rug te gaan liggen. Hij houdt hem een mes op de keel. Vervolgens dwingt de overvaller [slachtoffer 2] op zijn buik te gaan liggen met de zijn handen op de rug. De overvaller
houdt hem het mes in de nek;
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 januari 2019, opgenomen op pagina 481 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte]:
V= vraag van de verbalisant
A= Antwoord verdachte
V: Wat rook je?
A: Marlboro rook ik.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d.
1 februari 2019, opgenomen op pagina 224 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2]:
V= Vraag van de verbalisant
A= Antwoord getuige
A: Nadat ik de uitzending nog een keer had bekeken herkende ik [verdachte] aan zijn postuur. Ook kon ik op de beelden een deel van zijn gezicht zien omdat de sjaal die hij voor zijn gezicht had wat naar beneden zakte.
Wij woonden in dezelfde buurt. Niet dat we met elkaar childen, maar ik weet wel wie ze zijn.
V: Jij hebt het over anderen die weten van die scooter. Over welke anderen heb jij het?
A: Ik heb van [getuige 1] gehoord dat hij [medeverdachte] en [verdachte] met zo'n scooter heeft zien rijden.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
13 februari 2019, opgenomen op pagina 229 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relateringverklaring van verbalisant:
Op 13 februari 2019 werd door mij, verbalisant, een bezoek gebracht aan [getuige 1], geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats]. [getuige 1] wist van de overval. Hij kent beide daders. In de week na de overval had hij met één van de twee daders gesproken. Daarbij noemde hij mij de naam [verdachte]. Dit gesprek vond plaats in een “chillhouse" waar [getuige 1] in die tijd regelmatig samen met andere jongeren kwam. In dat gesprek had [verdachte] opgeschept over de overal op de supermarkt die hij had gepleegd. Op een later moment die avond had [verdachte] opmerkingen over de door hem gepleegde overval gemaakt.
9. Een schriftelijk bescheid, te weten een handgeschreven brief d.d. 14 februari 2019 opgenomen op pagina 231 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de volgende verklaring van [getuige 1]:
Toen Opsporing Verzocht aandacht aan deze zaak en beelden toonde, herkende ik [verdachte], dit door zijn manier van lopen.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d.
14 februari 2019, opgenomen op pagina 252 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 3]:
V= Vraag van de verbalisant
A= Antwoord getuige
A: Toen ik die aflevering zag van de camerabeelden herkende ik iemand door zijn manier van lopen en zijn kleding. Ik herkende één van de twee daders. De andere dader herkende ik niet. De jongen die ik herkende kwam ook wel eens bij mij in de cafetaria eten halen en dan kijk je je hem wel na bij het verlaten van de cafetaria. Dat doe ik bij de meeste klanten. Daardoor weet je hoe iemand loopt en zie je ook de kleding die hij draagt. Deze jongen valt op door zijn loopje. Ik kan het loopje niet omschrijven. Het is de combinatie van het loopje, zijn stevige kont, iets vrouwelijks in zijn loopje. En dan komt daar de kleding van deze persoon bij. Kleding die ik op de beelden van Opsporing verzocht herkende. Ik dan bedoel ik zijn schoenen en joggingsbroek. Soortgelijke schoenen en broek droeg hij bijna altijd. Hij droeg altijd zwarte sneakers. En hij droeg bijna altijd een zwarte stoffen joggingsbroek.
V: Je zei zojuist dat jij ook namen van de jongen met loopje kon noemen?
A: Ja, [verdachte]. Ik heb een collega, een Turks meisje. Dit meisje heeft een broer. Deze broer gaat wel om in het clubje waar [verdachte] mee omging. En via deze weg ben ik achter de naam van [verdachte] gekomen.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2019 opgenomen op pagina 250 e.v. van voornoemd dossier inhoudende de relatering van verbalisant:
Contact gezocht met de eigenaar van [bedrijf 1], gevestigd in perceel [straatnaam] te Delfzijl, zijnde de betrokkene [getuige 4].
Conform de opdracht van het onderzoeksteam zijn betrokkene [getuige 4] de foto's getoond van de verdachten [medeverdachte] en [verdachte]. Betrokkene [getuige 4] gaf meteen aan dat hij beide personen herkende als zijnde hangjongeren die zich tot voor enige tijd dagelijks ophielden rond z'n cafetaria en het naastgelegen [bedrijf 2]. Betrokkene [getuige 4] kende de personen niet van naam doch gaf aan dat hij ze wel van gezicht kent. Betrokkene [getuige 4] gaf aan dat de op de foto afgebeelde verdachte [verdachte] opviel omdat hij een vreemd loopje had. Bij het zien van de beelden in de uitzending van Opsporing Verzocht viel het betrokkene [getuige 4] op dat een der personen een identiek loopje had als de verdachte [verdachte].
13. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor getuige d.d. 14 februari 2019 opgenomen op pagina 256 e.v. van voornoemd dossier inhoudende de verklaring van [getuige 4]:
V: Vraag verbalisant,
A: antwoord getuige.
V: Heeft u de uitzending van Opsporing Verzocht gezien voordat u met een collega over de overval sprak of nadat u met deze collega over de overval sprak?
A: Voordien dus. De volgende dag heb ik met een collega op de zaak er over gesproken. Zij vertelde toen dat zij wist wie de daders waren.
V: Had u op dat moment zelf ook al een idee wie de daders konden zijn, voordat uw collega dat benoemde?
A: Ja, meteen na de uitzending had ik ook al een vermoeden wie de daders konden zijn. De wijze waarop zij liepen en zich gedroegen kwam mij bekend voor. Het loopje, hoe zij hun handen bewogen en dat zij uit de buurt kwamen. Ik moest denken aan de twee jongens waarvan mij later door een collega van u de foto’s werden getoond. Dat was voor mij de bevestiging.
Bewijsoverwegingen
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op 19 december 2017 de [benadeelde partij] in Holwierde is overvallen op de wijze zoals in de tenlastelegging is beschreven. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of bewezen kan worden dat verdachte een van de daders van deze overval is geweest.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Uit de hierboven weergegeven bewijsmiddelen blijkt namelijk het volgende.
Verdachte is door meerdere getuigen herkend naar aanleiding van de uitzending van Opsporing Verzocht. Getuigen verklaren verdachte te herkennen aan zijn houding, zijn loopje, zijn postuur en dan met name vanwege zijn opvallende bilpartij. Getuige [getuige 1] herkent het loopje van verdachte, omdat hij verdachte persoonlijk kent. Getuige [getuige 4] en getuige [getuige 3] herkennen verdachte, omdat zij hem gedurende een langere periode zeer regelmatig voor de deur van de cafetaria waar zij werken, hebben zien ‘chillen’. Getuige [getuige 3] verklaart daarenboven dat zij klanten altijd na kijkt en daarom hun postuur en manier van bewegen kent. Zij deed dit ook als verdachte eten had gehaald bij de cafetaria.
De rechtbank stelt vast dat al deze getuigen onafhankelijk van elkaar hebben geconcludeerd dat zij verdachte herkenden direct na de uitzending van bovengenoemde camerabeelden, en niet ter bevestiging van een vermoeden of een gerucht, zoals de raadsman heeft betoogd. Daarbij hebben de getuigen in alle gevallen – opnieuw onafhankelijk van elkaar – gewezen op in wezen dezelfde specifieke en opvallende persoonskenmerken die hen tot deze herkenning heeft gebracht. Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting waargenomen dat het profiel van verdachte op de ook door de genoemde getuigen gesignaleerde kenmerken overeenkomt met het opvallende profiel van de overvaller op de camerabeelden. De rechtbank is, anders dan de raadsman heeft betoogd, van oordeel dat voornoemde getuigenverklaringen in samenhang bezien en in combinatie met de waarneming van de rechtbank het overtuigend bewijs leveren dat verdachte één van de overvallers op de supermarkt is geweest.
Het voorgaande vindt bovendien aanvullend steun in de verklaring van getuige [getuige 1]. De rechtbank gaat daarbij uit van diens verklaring zoals afgelegd tegenover de verbalisant tijdens diens bezoek aan de woning van [getuige 1] op 13 februari 2019 en waarin hij heeft verklaard dat hij verdachte een week na de overval heeft horen opscheppen over zijn betrokkenheid daarbij. De rechtbank hecht meer waarde aan die spontante verklaring dan aan dat deel van de inhoud van de brief die [getuige 1] later heeft geschreven dat met die verklaring strijdig is.
Verdachte heeft ter terechtzitting bovendien verklaard dat hij sigaretten van het merk Camel rookt, en medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij het merk Marlboro rookt. Uit de camerabeelden blijkt dat de overvaller tweemaal zeer doelgericht op twee specifieke plekken sigaretten uit het schap pakt. Verder blijkt uit de aangifte dat er alleen van de merken Camel en Marlboro sigaretten zijn weggenomen. Dit betreffen precies de merken die verdachte en medeverdachte roken.
Op grond van al het voorgaande in samenhang beschouwd, komt de rechtbank tot het wettig en overtuigend bewijs dat verdachte in bewuste en nauwe samenwerking met een medeverdachte op 19 december 2017 de [benadeelde partij] in Holwierde heeft overvallen op de wijze zoals is tenlastegelegd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 19 december 2017 te Holwierde, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld in totaal 1397,71 euro en in totaal 25 pakjes sigaretten, toebehorende aan de aldaar aan de [straatnaam] gevestigde supermarkt [benadeelde partij],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om de vlucht mogelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader,
-met een (bivak)muts op en/of een sjaal voor de mond, en met een mes zwaaiend en/of in de hand, de supermarkt binnen zijn gegaan en
-hebben geroepen: "geld, geld, geld”, en vervolgens -zakelijk weergegeven -
- die [slachtoffer 2] van zijn stoel heeft getrokken en daarmee naar de grond heeft gewerkt en heeft gesommeerd dat hij met zijn buik op de grond moest gaan liggen en zich niet moest verroeren en aan hem heeft toegevoegd: "Je moet je bek houden en niets doen. Dan gebeurt er niets met je”, en een mes op de keel en in de nek van die [slachtoffer 2] heeft gezet en gehouden, en
- ten overstaan en in de richting kijkend van die [slachtoffer 1] een mes heeft getoond/gehanteerd en met een mes heeft gezwaaid en een mes in de directe nabijheid van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en daarbij aan hem heeft toegevoegd dat hij, verdachte en zijn mededader, geld wilden hebben en nadat die [slachtoffer 1] de kassa had opengemaakt dat hij op de grond moest gaan liggen, en
- ten overstaan en in de richting kijkend van die [slachtoffer 3] een mes heeft getoond/gehanteerd en die [slachtoffer 3] heeft toegevoegd dat hij op de grond moest gaan liggen
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal
voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en de vlucht mogelijk te maken terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot 10 maanden jeugddetentie waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft gevorderd dat daaraan de bijzondere voorwaarden verbonden worden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geadviseerd te weten, het volgen van onderwijs of een zinvolle dagbesteding, het meewerken aan urinecontroles, een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte], een behandelverplichting of het volgen van een gedragsinterventie indien de jeugdreclassering dit nodig acht. Daarnaast heeft de officier van justitie dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit, om bij een bewezenverklaring het jeugdstrafrecht toe te passen ondanks dat er sprake is van een ernstig feit. Er zijn geen indicaties om het volwassenstrafrecht toe te passen en de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering gaan ook uit van het jeugdstrafrecht. De raadsman sluit zich aan bij de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft door gebracht is zwaar geweest mede gezien het feit dat verdachte een aantal weken in beperking heeft doorgebracht. Daarom pleit de raadsman voor een jeugddetentie van nog zeer geringe duur.
Oordeel van de rechtbank
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de over hem opgemaakte rapportages door de jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming, de toelichting daarop ter terechtzitting door de deskundigen, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich met medeverdachte schuldig gemaakt aan een zeer gewelddadige overval op een supermarkt in Holwierde. In deze supermarkt zijn mensen met een beperking werkzaam. Verdachte en medeverdachte zijn gemaskerd naar binnen gegaan en hebben onder bedreiging van een mes een van de slachtoffers achterover van zijn stoel getrokken en op de grond gegooid. Vervolgens hebben zij hem eerst op zijn rug en daarna op zijn buik gedwongen waarbij hem meerdere malen het mes op de keel en op de hals is gezet. Dit slachtoffer heeft een verstandelijke beperking en is tijdens de overval zeer angstig geweest en was nadien heel erg overstuur, hetgeen ook duidelijk op de camerabeelden van de overval te zien is. Uit de toelichting op zijn vordering benadeelde partij blijkt dat hij na de overval een sombere periode doorgemaakt, waarin hij nog vaak aan de overval moest denken. Verder heeft het feit dat de overvallers na de overval nog lang vrij rondliepen hem veel spanning bezorgd. Een van de andere slachtoffers, de bedrijfsleider van de supermarkt en tevens begeleider van de medewerkers, heeft onder bedreiging van een mes, voornoemde medewerker alleen moeten laten en heeft vervolgens onder bedreiging van een mes de kassalade moeten openen waarna ook hij, samen met een andere medewerker, op de grond gedwongen werd. Dit alles heeft grote impact op hem gehad, zoals ook in zijn geval blijkt uit de stukken die ten grondslag liggen aan de vordering benadeelde partij.
Afgezien van de gevolgen voor de direct betrokkenen veroorzaakt een overval van deze ernst en impact ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij alleen aan zijn eigen gewin heeft gedacht zonder zich te bekommeren om de impact die zijn gedrag op een ander zou hebben. Ook heeft verdachte, door te blijven ontkennen geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen. Verdachte en medeverdachte zijn beide first offender. De rechtbank acht het zeer zorgwekkend dat dit kennelijk door verdachten eerste gepleegde misdrijf een overval is geweest waarbij zij dergelijk grof geweld hebben toegepast.
Voor een dergelijk gewelddadige overval is in beginsel een vrijheidsbenemende straf passend en geboden is.
De richtlijnen van de LOVS geven als uitgangspunt voor een overval op een winkel 4 maanden jeugddetentie.
Het feit dat sprake is van medeplegen en het feit dat beide verdachten hun slachtoffers hebben bedreigd met een wapen, weegt de rechtbank als strafverzwarende omstandigheden mee. De rechtbank rekent verdachten de aard en de ernst van het geweld dat zij hebben toegepast zwaar aan nu dit geweld tevens gericht is geweest op kwetsbare slachtoffers.
Gelet hierop acht de rechtbank het uitgangspunt van de LOVS van 4 maanden jeugddetentie niet passend.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Na het gepleegde delict is verdachte niet vaker in beeld geweest bij justitie.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 7 mei 2019 blijkt dat het recidive risico gevaar laag geacht wordt, zij het dat dit risico hoger ingeschat wordt bij een schuldigverklaring. De Raad voor de Kinderbescherming merkt op dat de Raad, als verdachte schuldig wordt bevonden aan het gepleegde feit, ernstige zorgen heeft over attitude, zijn persoonlijke ontwikkeling en gewetensvorming, zeker gezien de vasthoudendheid waarmee verdachte ontkend heeft. Daarnaast zijn er zorgen aangaande zijn sociale contacten en de invloed die daarvan uitgaat.
Uit het rapport van de Jeugdreclassering d.d. 8 mei 2019 komt naar voren dat verdachte het nodig heeft dat hij overzicht houdt op zijn dagelijkse bezigheden en dat zijn omgeving en netwerk van groot belang zijn om hem daarin te ondersteunen.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd een jeugddetentie op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het deel dat verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht met daarnaast een voorwaardelijk deel met een proeftijd en daaraan bijzondere voorwaarden te koppelen, te weten dagbesteding/ het volgen van onderwijs, een contactverbod met medeverdachte, urinecontroles om zicht te krijgen op het middelengebruik, het indien gewenst meewerken aan een ambulante behandeling of een gedragsinterventie. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd daarnaast een werkstraf op te leggen.
De jeugdreclassering heeft het advies Raad voor de Kinderbescherming onderschreven.
De rechtbank zal in het voordeel van verdachte meewegen dat hij zich de afgelopen maanden tijdens de voorlopige hechtenis meewerkend heeft opgesteld. Verdachte staat open voor hulp van zijn familie en van de jeugdreclassering. Deze positieve ontwikkeling dient naar het oordeel van de rechtbank ondersteund te worden. De rechtbank vindt het van groot belang dat verdachte hulp en begeleiding krijgt om zijn leven op orde te krijgen.
Alles overziend acht de rechtbank een jeugddetentie van 12 maanden passend en geboden. De rechtbank wijkt daarbij af van de eis van de officier van justitie vanwege de ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers. De rechtbank zal van deze jeugddetentie een gedeelte voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 2 jaren en daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden zoals de Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd met uitzondering van de controle en toezicht op het gebruik van internet/sociale media en telefoon.
De rechtbank zal deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1], tot een bedrag van € 46,14 ter zake van materiële schade en een bedrag van € 1.650, - ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 december 2017;
2. [slachtoffer 2], tot een bedrag van € 59,95 ter vergoeding van materiële schade en een bedrag van € 1.650, - ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 december 2017;
3. [benadeelde partij], tot een bedrag van € 1.545,80 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 december 2017.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [benadeelde partij] in zijn geheel hoofdelijk toe te wijzen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2017 en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [benadeelde partij] niet ontvankelijk dienen te worden verklaard nu de raadsman tot vrijspraak van het tenlastegelegde heeft gepleit. Subsidiair heeft de raadsman gepleit tot een forse matiging van de vorderingen van [slachtoffer 1] en van [slachtoffer 2], gezien de geringe draagkracht van verdachte. Daarnaast is de vordering van [slachtoffer 1] onvoldoende onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. De rechtbank acht, anders dan de raadsman, de hoogte van de vordering voor wat betreft het immateriële deel niet onredelijk. De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij psychische schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank gaat voorbij aan het draagkrachtverweer van de raadsman nu dit op geen enkele wijze is onderbouwd. De vordering zal daarom geheel worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 december 2017.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal dan ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door medeverdachte is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2].
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. De rechtbank acht de hoogte van de vordering voor wat betreft het immateriële deel niet onredelijk.
De rechtbank gaat voorbij aan het draagkrachtverweer van de raadsman nu dit op geen enkele wijze is onderbouwd. De vordering zal daarom geheel worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 december 2017.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal dan ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door medeverdachte is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en nu de hoogte van de vordering niet door verdachte is betwist, zal deze daarom geheel worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 december 2017.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal dan ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door medeverdachte is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
De rechtbank ziet gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheid dat verdachte inmiddels meerderjarig is aanleiding om bij de toe te wijzen bedragen bij gebreke van betaling en verhaal vervangende jeugddetentie op te leggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 77c, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312
van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
6 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich op uitnodiging door de Jeugdbescherming Noord & Veilig Thuis meldt op het adres Leonard Springerlaan 13 te Groningen gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht en dat veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die de jeugdreclassering haar in het kader van de begeleiding en het toezicht geeft.
2. dat veroordeelde gedurende de proeftijd onderwijs volgt (in elk geval tot het behalen van een startkwalificatie) of meewerkt aan het vinden van een zinvolle dagbesteding.
3. dat veroordeelde zijn medewerking verleent aan het afnemen van tests met betrekking
tot zijn middelengebruik, in de vorm van urinecontroles.
4. dat veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact zal opnemen of onderhouden met medeverdachte [medeverdachte].
5. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een bepaalde deskundige of een bepaalde zorginstelling of een gedragsinterventie zal volgen indien de jeugdreclassering dit nodig acht en dat veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling/gedragsinterventie zullen worden gegeven.
Waarbij Jeugdbescherming Noord & Veilig Thuis te Groningen, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
1.696, 14 euro
(zegge: zestienhonderdzesennegentig euro en veertien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2017.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van €
1.696, 14 euro(zegge: zestienhonderdzesennegentig euro en veertien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2017,
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 26 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 46,14 aan materiële schade en
€ 1.650, - aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat wanneer de schadevergoeding door de medeverdachte is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij of de staat hoeft te betalen, en omgekeerd dat, wanneer de schadevergoeding door verdachte is betaald, de medeverdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij of de staat hoeft te betalen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.709, 95
(zegge: zeventienhonderdnegen euro en vijfennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2017.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2]te betalen een bedrag van
€ 1.709, 95 (zegge: zeventienhonderdnegen euro en vijfennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2017,
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 27 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 59, 95 aan materiële schade en
€ 1650, - aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat wanneer de schadevergoeding door de medeverdachte is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij of de staat hoeft te betalen, en omgekeerd dat, wanneer de schadevergoeding door verdachte is betaald, de medeverdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij of de staat hoeft te betalen.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.545, 80(zegge: vijftienhonderdvijfenveertig euro en tachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2017.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij]te betalen een bedrag van
€ 1.545, 80(zegge: vijftienhonderdvijfenveertig euro en tachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2017,
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 1545,80 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat wanneer de schadevergoeding door de medeverdachte is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij of de staat hoeft te betalen, en omgekeerd dat, wanneer de schadevergoeding door verdachte is betaald, de medeverdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij of de staat hoeft te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. R. Baluah en mr. B.F. Hammerle, rechters, bijgestaan door mr. M.A. Reese-Knigge, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 mei 2019.
Mr. B.F. Hammerle is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.