Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte],
Tenlastelegging
Beoordeling van het bewijs
Ik ben namens benadeelde [benadeelde partij] gerechtigd tot het doen van aangifte.
Ik doe aangifte van een overval op 19 december 2017 waarbij ik en mijn collega zijn bedreigd met een mes. Ik ben bedrijfsleider van de supermarkt [benadeelde partij] aan de [straatnaam] in Holwierde. Ineens kwam er een persoon het kantoor binnen gerend. En vlak erachteraan kwam er nog een persoon. Ik hoorde dat een van de personen schreeuwde geld geld geld. Ik zag dat op het moment dat dat werd gezegd de persoon ook met een mes aan het zwaaien was. Ik zag verder dat de personen in het zwart gekleed waren. Eentje had volgens mij een bivakmuts op en de andere een zwarte sjaal voor zijn mond en ook een muts op.
Ik zag vervolgens dat een van de twee personen [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt [slachtoffer 2]) achterover van zijn stoel trok. Op het moment dat [slachtoffer 2] achterover getrokken werd zag ik dat een van de personen het mes op de keel van [slachtoffer 2] zette. Een van de personen dezelfde die de hele tijd sprak schreeuwde weer dat ze geld wilden en keek hierbij in mijn richting. Hij hield hierbij nog steeds het mes in zijn hand. Ik ben toen opgestaan uit de stoel en ben vervolgens over [slachtoffer 2] heen gestapt het kantoor uit en richting de kassa gelopen. Een van de overvallers liep met mij mee en de andere bleef bij [slachtoffer 2]. Ik heb de kassa voor deze persoon open gemaakt. De overvaller zei toen tegen mij dat ik op de grond moest gaan liggen. Ik weet dat er door de overvaller geld uit de la is gehaald en dat er sigaretten zijn gepakt welke achter de kassa staan.
Toen ik op de grond lag was [slachtoffer 3] (de rechtbank begrijpt [slachtoffer 3]) de winkel ingekomen. Ook hij moest gaan liggen. Inmiddels weet ik wat er aan geld mist uit de kassa. Het gaat om een bedrag van € 1397,71. En verder zijn er zo'n 25 pakjes sigaretten van Marlboro en Camel weggenomen.
De overvaller zei tegen mij: "Je moet je bek houden en niets doen. Dan gebeurt er niets met je".
V= Vraag van de verbalisant
A: Ik heb van [getuige 1] gehoord dat hij [medeverdachte] en [verdachte] met zo'n scooter heeft zien rijden.
Op 13 februari 2019 werd door mij, verbalisant, een bezoek gebracht aan [getuige 1], geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats]. [getuige 1] wist van de overval. Hij kent beide daders. In de week na de overval had hij met één van de twee daders gesproken. Daarbij noemde hij mij de naam [verdachte]. Dit gesprek vond plaats in een “chillhouse" waar [getuige 1] in die tijd regelmatig samen met andere jongeren kwam. In dat gesprek had [verdachte] opgeschept over de overal op de supermarkt die hij had gepleegd. Op een later moment die avond had [verdachte] opmerkingen over de door hem gepleegde overval gemaakt.
A: Toen ik die aflevering zag van de camerabeelden herkende ik iemand door zijn manier van lopen en zijn kleding. Ik herkende één van de twee daders. De andere dader herkende ik niet. De jongen die ik herkende kwam ook wel eens bij mij in de cafetaria eten halen en dan kijk je je hem wel na bij het verlaten van de cafetaria. Dat doe ik bij de meeste klanten. Daardoor weet je hoe iemand loopt en zie je ook de kleding die hij draagt. Deze jongen valt op door zijn loopje. Ik kan het loopje niet omschrijven. Het is de combinatie van het loopje, zijn stevige kont, iets vrouwelijks in zijn loopje. En dan komt daar de kleding van deze persoon bij. Kleding die ik op de beelden van Opsporing verzocht herkende. Ik dan bedoel ik zijn schoenen en joggingsbroek. Soortgelijke schoenen en broek droeg hij bijna altijd. Hij droeg altijd zwarte sneakers. En hij droeg bijna altijd een zwarte stoffen joggingsbroek.
V: Je zei zojuist dat jij ook namen van de jongen met loopje kon noemen?
A: Ja, [verdachte]. Ik heb een collega, een Turks meisje. Dit meisje heeft een broer. Deze broer gaat wel om in het clubje waar [verdachte] mee omging. En via deze weg ben ik achter de naam van [verdachte] gekomen.
Contact gezocht met de eigenaar van [bedrijf 1], gevestigd in perceel [straatnaam] te Delfzijl, zijnde de betrokkene [getuige 4].
Conform de opdracht van het onderzoeksteam zijn betrokkene [getuige 4] de foto's getoond van de verdachten [medeverdachte] en [verdachte]. Betrokkene [getuige 4] gaf meteen aan dat hij beide personen herkende als zijnde hangjongeren die zich tot voor enige tijd dagelijks ophielden rond z'n cafetaria en het naastgelegen [bedrijf 2]. Betrokkene [getuige 4] kende de personen niet van naam doch gaf aan dat hij ze wel van gezicht kent. Betrokkene [getuige 4] gaf aan dat de op de foto afgebeelde verdachte [verdachte] opviel omdat hij een vreemd loopje had. Bij het zien van de beelden in de uitzending van Opsporing Verzocht viel het betrokkene [getuige 4] op dat een der personen een identiek loopje had als de verdachte [verdachte].
V: Vraag verbalisant,
A: antwoord getuige.
V: Heeft u de uitzending van Opsporing Verzocht gezien voordat u met een collega over de overval sprak of nadat u met deze collega over de overval sprak?
A: Voordien dus. De volgende dag heb ik met een collega op de zaak er over gesproken. Zij vertelde toen dat zij wist wie de daders waren.
V: Had u op dat moment zelf ook al een idee wie de daders konden zijn, voordat uw collega dat benoemde?
A: Ja, meteen na de uitzending had ik ook al een vermoeden wie de daders konden zijn. De wijze waarop zij liepen en zich gedroegen kwam mij bekend voor. Het loopje, hoe zij hun handen bewogen en dat zij uit de buurt kwamen. Ik moest denken aan de twee jongens waarvan mij later door een collega van u de foto’s werden getoond. Dat was voor mij de bevestiging.
Bewezenverklaring
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en de vlucht mogelijk te maken terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van verdachte
Strafmotivering
Benadeelde partij
1. [slachtoffer 1], tot een bedrag van € 46,14 ter zake van materiële schade en een bedrag van € 1.650, - ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 december 2017;
2. [slachtoffer 2], tot een bedrag van € 59,95 ter vergoeding van materiële schade en een bedrag van € 1.650, - ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 december 2017;
3. [benadeelde partij], tot een bedrag van € 1.545,80 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 december 2017.
Toepassing van wetsartikelen
Uitspraak
De rechtbank
een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden.
6 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
tot zijn middelengebruik, in de vorm van urinecontroles.
1.696, 14 euro
1.696, 14 euro(zegge: zestienhonderdzesennegentig euro en veertien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2017,
€ 1.709, 95
[slachtoffer 2]te betalen een bedrag van
€ 1.709, 95 (zegge: zeventienhonderdnegen euro en vijfennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2017,
€ 1.545, 80(zegge: vijftienhonderdvijfenveertig euro en tachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2017.
[benadeelde partij]te betalen een bedrag van
€ 1.545, 80(zegge: vijftienhonderdvijfenveertig euro en tachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2017,