ECLI:NL:RBNNE:2019:2371

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
18/830301-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens langdurige mishandeling, bedreiging en afpersing van de partner met verminderd toerekeningsvatbaarheid

Op 29 mei 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zijn partner gedurende bijna twee jaar stelselmatig heeft mishandeld, bedreigd en afgeperst. De mishandelingen vonden plaats in de aanwezigheid van hun baby en omvatten diverse gewelddadige handelingen, waaronder slaan, bijten en het gebruik van een taser. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat de ernst van de feiten een forse gevangenisstraf rechtvaardigde. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een contactverbod met de partner. De rechtbank hield rekening met de psychische problematiek van de verdachte, waaronder een posttraumatische stressstoornis en een persoonlijkheidsstoornis. De vordering van de benadeelde partij, die € 2.700,- aan immateriële schade eiste, werd toegewezen. De rechtbank gelastte ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830301-18
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 21/004724-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 mei 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd te [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 mei 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.S. Wachters, advocaat te Arnhem. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.

Tenlastelegging

Aan verdachte is na aanvulling van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 december 2018 te Groningen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een pinpas, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte dreigend voor die [slachtoffer] is gaan staan en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Geef me die pinpas. Ik sla je tanden uit je bek. Vieze kankerhoer. Ik ga je keel doorsnijden als je die pas nu niet geeft";
2.
hij in of omstreeks de periode van 4 december 2018 tot en met 5 december 2018 te Groningen [slachtoffer] heeft bedreigd (door middel van spraakberichten via WhatsApp) met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Hey ik ga je kankerdoodslaan en/of Ik sla al je kankertanden eruit", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 5 december 2018 te Groningen en/of elders in Nederland zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen althans eenmaal,
- bij de keel te pakken en/of
- in het gezicht te slaan en/of
- tegen het hoofd te slaan en/of
- elders tegen het lichaam te slaan en/of
- vuistslagen in het gezicht en/of elders tegen het lichaam te geven en/of
- met kracht aan de haren te trekken en/of
- met een stofzuigerslang op het hoofd en/of in de nek en/of elders tegen het lichaam te slaan
en/of
- in de armen en/of het gezicht te bijten en/of
- met haar hoofd tegen de muur te slaan en/of
- met kracht tegen haar bovenbenen te schoppen en/of
- een taser op haar buik te zetten en die af te laten gaan.

Onbevoegdheid rechtbank

De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van feit 3 kennis te nemen, voor zover dit de ten laste gelegde periode van 1 juli 2015 tot 19 maart 2016 betreft. Verdachte was toen nog geen 18 jaar.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1, 2 en 3.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. Aangeefster heeft volgens haar vrijwillig het bankpasje aan verdachte afgegeven; van geweld of dreiging met geweld was geen sprake. Met dat bankpasje wilde hij een deel van het banksaldo waarop hij meende recht te hebben opnemen; van wederrechtelijke bevoordeling was dus evenmin sprake.
Over feit 2 heeft de raadsvrouw geen opmerkingen.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte ontkent dat hij aangeefster met een stofzuigerstang heeft geslagen en met een taser heeft bewerkt.
Oordeel van de rechtbank
bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
feit 1
1. De door verdachte ter zitting van 16 mei 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 5 december 2018 kwam ik bij aangeefster. We hadden een discussie over geld en over de spaarrekening. Ik vond op dat moment dat ik recht had op de helft van het spaarsaldo. Ik heb nogal dwingend tegen aangeefster gezegd: "Geef mij de bankpas. Dat kan op de makkelijke manier of de moeilijke manier." De WhatsApp-berichten die bij het proces-verbaal zitten heb ik inderdaad verstuurd. Daarin ben ik meermalen grof en dreigend geweest.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 december 2018, opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018319158 d.d. 14 december 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 5 december 2018 was verdachte bij mij om Sinterklaas te vieren. Verdachte zei ineens uit het niets dat hij mijn pinpas wilde hebben. Ik snapte er niets van en gebaarde hem dat ik hem niet begreep. Hierna hoorde ik hem de volgende woorden zeggen: "Geef mij die pinpas. Ik sla al je kankertanden uit je bek. Vieze kankerhoer. Ik ga je keel doorsnijden als je die pas nu niet geeft." Ik heb toen de pinpas aan hem gegeven. Ik was bang voor verdachte. Hij stond zeer dreigend tegenover mij en ik had onze dochter in mijn handen. Ik ben heel erg bang dat verdachte gaat uitvoeren waarmee hij dreigt. Ik ben doodsbang voor hem. Verdachte heeft mij zo vaak mishandeld en geslagen dat ik bang voor hem ben.
feit 2
1. De door verdachte ter zitting van 16 mei 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het kan kloppen dat ik op de geluidsfragmenten van 4 december 2018 te horen ben. Waarschijnlijk ben ik dit.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2018, opgenomen op pagina 58 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018319158 d.d. 14 december 2018, inhoudend als relatering:
Op 6 december 2018 kreeg ik twee geluidsfragmenten. De twee geluidsfragmenten heeft aangeefster [slachtoffer] ter beschikking gesteld. Op geluidsfragment 1 hoorde ik de mannelijke persoon het volgende zeggen:
'Hey ik ga je kankerdoodslaan als je nog een keer zegt dat ik geen goede vader ben. Ik sla al je kankertanden eruit.'
feit 3
1. De door verdachte ter zitting van 16 mei 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben verkeerd geweest tegen aangeefster. We hebben drie jaar een relatie, die is begonnen in januari 2015 en geëindigd in augustus 2018. Ik heb aangeefster tijdens onze relatie meerdere keren geslagen, geduwd, tegen haar benen getrapt, met kracht bij haar handen vastgepakt en aan haar haren getrokken. Ik heb haar ook wel gebeten. Onze dochter is nu veertien maanden oud.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 december, opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018319158 d.d. 14 december 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik heb vier jaar een relatie met verdachte gehad. We hebben in totaal zo'n 2,5 jaar samengewoond aan [adres 1] . Na een tijd werd ik zwanger van verdachte. Tijdens de zwangerschap ben ik vaak geslagen door verdachte. Hij had er gewoon schijt aan dat ik zwanger was. Toen ik 37 weken zwanger was, heeft verdachte mij weer bont en blauw geslagen. Mijn hele linker bovenarm was toen blauw en zwart. Verdachte heeft mij zo vaak mishandeld dat ik bang ben voor hem.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 6 december 2018, opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik ben gaan wonen aan de [adres 1] . Verdachte zat op dat moment in detentie. Vanaf het moment dat hij bij mij introk tot 3 weken geleden hebben wij samengewoond. Eigenlijk ging het bij het beginnen met samenwonen al weer mis. Als wij ruzie hadden eindigde dat altijd met het feit dat verdachte mij begon te slaan. In de periode vanaf het begin van het samenwonen tot en met gisteren heeft verdachte mij meerdere keren mishandeld. Ik denk dat ik in 2018 elke week ben mishandeld. Ik heb in de afgelopen jaren meerdere foto's gemaakt van de verwondingen die ik had opgelopen door verdachte. Ik heb u de genoemde foto's doen toekomen. Deze foto's mag u bij de aangifte voegen. Er zitten twee foto's bij van een mishandeling waarbij ik ben geslagen met een stofzuigerstang en waarbij hij mij heeft gebeten. Dat is ongeveer twee jaar geleden gebeurd. Wij hadden ruzie en hij begon mij weer te mishandelen. Er lag een stofzuigerstang in de buurt die hij pakte. Ik zag en voelde dat hij mij begon te slaan met de stofzuigerstang. Hij sloeg mij op mijn hele lichaam, maar vooral op mijn hoofd en nek. Tijdens dit incident heeft hij in mijn gezicht gebeten. Ik voelde pijn op de plekken waar hij mij sloeg en beet.
Bijten deed hij vaker. Dat gebeurde vooral op mijn bovenarm en soms in mijn gezicht.
Er zit een foto bij waarbij mijn bovenbenen helemaal vol blauwe plekken zitten. Ik kan mij niet herinneren wanneer dat is geweest, maar ik was toen zwanger. Ik zit meestal in een hoekje van de bank of in het hoekje van het bed. Als hij dan weer begint, dan trek ik mijn benen op. Verdachte begint dan met schoppen, zo ook die keer waarschijnlijk.
Verdachte heeft ook meerdere keren mij met mijn hoofd tegen de badkamermuur aangeslagen. Hij pakte mijn hoofd vast en sloeg deze tegen de muur aan. Ik ben hierdoor meerdere keren knock-out gegaan. Ik weet dat [getuige 1] een keer getuige is geweest van het feit dat ik knock-out ben gegaan in de woonkamer. Verdachte sloeg mij toen zo hard met zijn vuist tegen mijn gezicht aan, dat mij hoofd tegen de muur aankwam, waardoor ik bewusteloos raakte.
Verdachte heeft mij twee keer getaserd met de taser in de vorm van een iPhone 5. Eén keer schampte hij mij en de tweede keer raakte hij mij vol. [getuige 1] was daarbij. Ik was toen vijf maanden zwanger van onze dochter. Ik zag en voelde dat verdachte de taser aanzette en mij raakte aan de zijkant van mijn buik. Ik voelde een hevige pijn op de plek waar hij mij raakte.
Verdachte sloeg mij bij voorkeur tegen mijn hoofd tegen de slaap. Ik eindigde dan meestal op de grond. Als ik op de grond lag, begon verdachte mij te schoppen. Verdachte heeft mij ook diverse malen tegen het hoofd geschopt.
Naast het slaan, bijten en schoppen heeft verdachte ook aan mijn haar getrokken.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 5 december 2018, opgenomen op pagina 86 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Ik ben een vriendin van aangeefster. Ik heb gezien dat verdachte haar geslagen, geschopt, getaserd en aan de haren getrokken heeft. Dat taseren is ongeveer 15 à 18 maanden geleden gebeurd. Op dat moment wisten ze beiden dat aangeefster zwanger was. Ze hadden ruzie. Ik zag dat verdachte een telefoon pakte. Ineens hoorde ik een vonkend geluid en zag ik een soort vonkje. Ik zag dat de telefoon eigenlijk een taser was. Ik zag dat verdachte de taser op de zijkant van de buik van aangeefster zette, terwijl de taser aanstond. Ik zag aan het gezicht van aangeefster dat zij een schok kreeg en dat het pijn deed. Verdachte had eigenlijk nooit een reden nodig om aangeefster pijn te doen. Ik denk dat ik al die tijd getuige ben geweest van rond de twintig mishandelingen gepleegd door verdachte en gericht tegen aangeefster.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 6 december 2018, opgenomen op pagina 88 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Na de geboorte van haar dochter ben ik vaak getuige geweest van diverse mishandelingen. Dit betrof voornamelijk slaan met de vuist, haar bij de keel of het haar pakken. Het gebeurde allemaal met kracht en opzet. Eén van de heftigste incidenten was ongeveer een half jaar geleden. Ik zag dat verdachte aangeefster bij de haren pakte met zijn rechter hand. Aangeefster zat op dat moment op de bank en hij trok haar omhoog richting de andere kamer. Ze liepen naar de andere kamer. Ik hoorde daarop aangeefster hard krijsen en huilen. Ik kon de kamer niet in. Twee of drie minuten later deed verdachte de deur open en gaf mij hun dochter. Ik zag dat aangeefster daarop weer aan haar haar weggetrokken werd naar de woonkamer.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 7 december 2018, opgenomen op pagina 94 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Aangeefster werd wekelijks door verdachte mishandeld. Ik kan mij een incident herinneren waarbij aangeefster mij een foto van een vernielde deur en een foto van een verwonding aan haar lip stuurde. Ze appte mij op 1 oktober 2016 dat verdachte de voordeur van haar woning had ingetrapt. Ze wilde hem niet binnenlaten waarna hij de deur heeft ingetrapt en haar heeft mishandeld. Ze had daardoor een verwonding aan haar lip.
Ik kan mij ook een incident herinneren dat plaatsvond voor of tijdens de zwangerschap. Verdachte kwam langs bij aangeefster en vroeg om haar pinpas. Hij wilde haar geld vergokken in het casino. Aangeefster weigerde bij verdachte te komen. Verdachte trok aangeefster vervolgens aan haar haren naar de slaapkamer.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Feit 1
Verdachte heeft bekend dat hij de bankpas van aangeefster heeft afgenomen en dat dit op een dwingende manier is gebeurd. De dreigende taal in de Whatsapp-berichten die verdachte aan aangeefster heeft verstuurd vertoont, net als de onder 2 bewezen verklaarde bedreiging, een sterke gelijkenis met de dreiging met geweld inzake het onder 1 ten laste gelegde. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster.
Voor de beantwoording van de vraag of het oogmerk van verdachte om zich te bevoordelen wederrechtelijk was, is niet relevant dat verdachte recht meende te hebben op het met de afgenomen bankpas te pinnen geld.
Feit 3
Uit de verklaring van verdachte in combinatie met de aangifte en de getuigenverklaringen blijkt dat verdachte aangeefster gedurende langere tijd meerdere malen op verschillende manieren heeft mishandeld. Verdachte heeft ter zitting eerst verklaard dat de mishandelingen zijn gestopt op het moment dat hij meerderjarig werd, en later dat dit was toen zijn vriendin zwanger bleek. Alleen al gelet op de tegenstrijdigheid hiertussen schuift de rechtbank dit deel van de verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 5 december 2018 te Groningen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een pinpas, toebehorende aan die [slachtoffer] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte dreigend voor die [slachtoffer] is gaan staan en tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Geef me die pinpas. Ik sla je tanden uit je bek. Vieze kankerhoer. Ik ga je keel doorsnijden als je die pas nu niet geeft";
2.
hij in de periode van 4 december 2018 tot en met 5 december 2018 te Groningen [slachtoffer] heeft bedreigd door middel van spraakberichten via WhatsApp met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Hey ik ga je kankerdoodslaan" en "Ik sla al je kankertanden eruit";
3.
hij in de periode van 19 maart 2016 tot en met 5 december 2018 te Groningen zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen althans eenmaal,
- bij de keel te pakken en
- in het gezicht te slaan en
- tegen het hoofd te slaan en
- elders tegen het lichaam te slaan en
- vuistslagen in het gezicht en elders tegen het lichaam te geven en
- met kracht aan de haren te trekken en
- met een stofzuigerstang op het hoofd en in de nek en elders tegen het lichaam te slaan en
- in de armen en het gezicht te bijten en
- met haar hoofd tegen de muur te slaan en
- met kracht tegen haar bovenbenen te schoppen en
- een taser op haar buik te zetten en die af te laten gaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. afpersing
2. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling
3. mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en onder oplegging van een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een contactverbod en een gebiedsverbod als bijzondere voorwaarden; de officier van justitie heeft gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een straf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Gezien de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte is toepassing van het minderjarigenstrafrecht -in ieder geval ten aanzien van feit 3- passend.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering en pro Justitia, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van meerdere jaren zijn partner stelselmatig mishandeld en bedreigd. Daarnaast heeft hij haar ook vernederd, bijvoorbeeld door haar tijdens conflicten te dwingen dan wel aan te sporen om hem ‘meneer’ te noemen.
Hierbij heeft zich een patroon afgetekend waarbij aangeefster uiteindelijk letterlijk en figuurlijk murw is geslagen door verdachte. Aangeefster incasseerde het geweld en kon geen weerstand meer bieden aan het geweld. De mishandelingen vonden plaats in de woning van aangeefster, bij uitstek de ruimte waarin zij zich veilig had moeten voelen. De geweldshandelingen vonden zelfs plaats gedurende de zwangerschap van zijn partner, met alle risico’s van dien. De rechtbank acht het daarnaast zeer kwalijk dat verdachte aangeefster heeft mishandeld in het bijzin van hun dochter. Verdachte heeft minachting getoond voor het leven van aangeefster en van hun dochter. Dat aangeefster ook nu nog bang is voor verdachte vindt de rechtbank alleszins voorstelbaar.
De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia-rapport van 5 april 2019 waaruit in essentie het volgende blijkt:
Er is bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een post traumatische stress stoornis (ptss). Verdachte lijdt onder een aantal ingrijpende gebeurtenissen uit het verleden. De ontwikkeling van verdachtes persoonlijkheid is verstoord verlopen. Verdachte kampt verder met een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline-trekken. Centraal in deze problematiek staat de verstoord verlopen hechting. De hechtingsproblematiek uit zich in een egoïstische houding, waarbij hij erop gericht is om zichzelf te redden en te zorgen voor zijn eigen behoeftebevrediging, als het moet ten koste van anderen. Zijn gewetensfunctie is niet goed ontwikkeld. In combinatie met een laag zelfbeeld is de hechtingsproblematiek waarschijnlijk de belangrijkste reden dat verdachte geneigd is de verantwoordelijkheid voor zijn grensoverschrijdende gedrag buiten zichzelf te leggen. De emotionele draagkracht van zijn persoonlijkheid is beperkt. Bij oplopende spanning of emoties verliest hij snel de controle over zijn impulsen en kan dan erg agressief reageren.
In het geval het ten laste gelegde bewezen geacht wordt, bestaat een verband tussen de vastgestelde psychische problematiek van verdachte en het ten laste gelegde. Het advies luidt om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Ook blijkt dat verdachte niet verstandelijk beperkt is, leeftijdsadequaat functioneert en hij zijn eigen gedrag redelijk kan organiseren. Gelet hierop bestaat geen reden om het minderjarigenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies uit het rapport over en maakt die tot de hare.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de reclasseringsrapporten van 21 februari en 7 maart 2019. Hieruit blijkt in essentie dat het recidivegevaar en het risico op letselschade ingeschat worden als hoog. Het risico op onttrekken aan de voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog.
Gelet op aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en rekening houdend met de verminderde toerekenbaarheid acht de rechtbank een forse gevangenisstraf passend en geboden. Om verdachte er van te weerhouden dat hij na zijn detentie in zijn oude patroon terugvalt, zal de rechtbank bepalen dat een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk wordt opgelegd. Naast de meldplicht en de verplichting om mee te werken aan ambulante behandeling neemt de rechtbank als bijzondere voorwaarden op een contactverbod en een gebiedsverbod. Aangeefster heeft uitdrukkelijk verzocht deze op te leggen, gelet op de nog steeds bij haar bestaande vrees dat verdachte alsnog geweld tegen haar zal gaan plegen. Gelet op de duur van de mishandelingen en het hiervoor omschreven recidiverisico moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal om die reden bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.700,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering moet worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het gevorderde bedrag moet worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist en de rechtbank overigens rechtmatig voorkomt, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 december 2018.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk arrest d.d. 12 juli 2018 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van veertien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 27 juli 2018. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 7 mei 2019 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
De raadsvrouw heeft primair afwijzing van de vordering bepleit, subsidiair de proeftijd te verlengen en meer subsidiair de jeugddetentie (deels) om te zetten in een taakstraf.
De rechtbank zal tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke straf, nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten 1 , 2 en 3 (gedeeltelijk) heeft begaan tijdens de proeftijd. De omstandigheid dat de voorwaardelijke straf is opgelegd vanwege een andersoortig delict en dat het thans ten laste gelegde feit 3 deels buiten de proeftijd is gepleegd, doet de rechtbank niet anders beslissen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 14g, 36f, 57, 77a, 285, 300, 304 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van feit 3, voor zover dit de periode betreft van 1 juli 2015 tot 19 maart 2016.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot acht maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar
feit;
2. dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel
14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken
daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. veroordeelde meldt zich uiterlijk een week na zijn ontslagdatum uit detentie
bij [instelling] , [adres 2] ;
2. veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd van drie jaren onder behandeling
stellen van De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op
de tijden en plaatsen als door of namens de zorgverlener aan te geven. De behandeling
duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde
houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de
behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
3. veroordeelde zal voor de duur van drie jaren op geen enkele wijze -direct of indirect-
contact hebben of zoeken met aangeefster, tenzij veroordeelde instemming heeft van de
reclassering en zolang de reclassering dat nodig acht;
4. veroordeelde zal zich voor de duur van 3 jaren nadat hij is ontslagen uit detentie of tijdens
detentieverlof niet ophouden in de straat, aangeduid als [adres 1] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de bijzondere voorwaarde van het onder 3. en 4. genoemde contact- of gebiedsverbod wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
2.700,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 2.700,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 54 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

21/004724-16:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van het gerechtshof Arnhem/ Leeuwarden van 12 juli 2018, te weten een jeugddetentie van 6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. E.W. Jeuring, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 mei 2019.
Mrs. Schuth en Van der Veen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.