Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken in het dossier gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 ten laste gelegde kan worden bewezen op grond van de melding van de aanranding d.d. 29 september 2017, de aangifte, de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en de getuigenverklaring van
[getuige] . Daarnaast heeft de officier van justitie bij haar bewijsconstructie de aangifte van [aangever] en de verklaring van [slachtoffer 1] als schakelbewijs gebruikt. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de gang van zaken met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde op essentiële punten overeenkomsten vertoont met het onder 1 ten laste gelegde, namelijk:
- de slachtoffers zijn meisjes in dezelfde leeftijdscategorie;
- er loopt een man langs die een hond uitlaat;
- de locaties waar de aanrandingen plaatsvinden bevinden zich in de woonomgeving van verdachte;
- beide slachtoffers worden op de grond getrokken;
- beide slachtoffers spreken van een 'relatieve rust' bij de verdachte.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] betwist, omdat zij pas acht maanden na het incident door de politie zijn gehoord. Verder is het ook onduidelijk in hoeverre zij toen al op de hoogte waren van (en mogelijk beïnvloed zijn door) het incident dat op 5 april 2018 heeft plaatsgevonden. De raadsman heeft aangevoerd dat voornoemde verklaringen allerlei verschillen en tegenstrijdigheden bevatten. Voorts heeft de raadsman betoogd dat er geen gebruik kan worden gemaakt van schakelbewijs. Hoewel er een zekere mate van gelijkenis is in de gang van zaken zoals de slachtoffers hebben beschreven, is dit onvoldoende om door middel van het gebruik van schakelbewijs tot een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde te komen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
1. De door verdachte op de terechtzitting van 17 mei 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb op 5 april 2018 [slachtoffer 1] een zoen op haar mond gegeven.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 april 2018, opgenomen op pagina 80 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 2018081926 d.d. 17 juli 2018, inhoudende als verklaring van [aangever] :
Ik ben namens het slachtoffer gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik doe aangifte van aanranding van mijn dochter [slachtoffer 1] . Op donderdagavond kwamen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] aan de voordeur dat [slachtoffer 1] door iemand gezoend was. Bij doorvragen bleek dat er een jongen was geweest die in de buurt had gelopen en [slachtoffer 1] aan haar haren had getrokken en had gezoend en gebeten had. Dat de jongen haar op de grond had gegooid. [slachtoffer 4] had het ook zien gebeuren. Ze hadden verteld dat de jongen een hond bij zich had. De jongen was gekleurd en hij had een klein snorretje. Ze hadden de man al een paar keer langs zien lopen. Ze waren zo in paniek. Hij heeft [slachtoffer 1] achter bij het hoofd aan haar haren getrokken. [slachtoffer 1] heeft haar haar altijd los. Hij zoende [slachtoffer 1] en daarna soort van gebeten.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juli 2018, opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] , afgelegd op 6 april 2018 in een kindvriendelijke studio tegenover verbalisant [verbalisant 1] , gecertificeerd zedenrechercheur:
[slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en ik deden pakkertje en toen kwam er een man aan en die liep een paar rondjes, zomaar, achter ons aan. En toen pakte hij mij bij mijn haar, achter. En zoende hij mij ineens, beet hij een beetje hier. ( [slachtoffer 1] wijst rond haar mond). Dit is gisteren één keer gebeurd. Die meneer had een beetje lichtbruine hond bij zich, een beetje boxerachtig. Toen pakte hij mij hier zo, heel hard bij mijn haar ( [slachtoffer 1] pakt haar eigen haren op haar achterhoofd vast). Eerst voelde ik wel een beetje pijn. Eerst stopte hij de riem van de hond in zijn zak. Toen zoende hij mij ineens op mijn mond. Hij beet mij ook, hier. (Wijst met duim en wijsvinger bij haar mondhoeken). Ik heb hier nu dus ook twee schrammetjes. Het bijten en zoenen ging tegelijkertijd. Mijn hoofd was een beetje naar achteren. Als hij klaar is met zoenen, gooit hij me op de grond. Hij trekt me gewoon naar beneden. Ik lag met mijn rug op de grond. Het was een man met een beetje een donkere huidskleur, beetje een kort snorretje niet heel veel haar, maar gewoon stoppeltjes.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 6 april 2018, opgenomen op pagina 218 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Het slachtoffer [slachtoffer 1] gaf aan dat zij bij de haren was gepakt en geduwd was door een onbekende man. Tevens heeft de onbekende man het slachtoffer op de mond gezoend en heeft deze man haar rondom de mond gebeten. Ik zag dat er een lichte oppervlakkige
huidbeschadigingen onder de neus van het slachtoffer aanwezig waren.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 9 april 2018, opgenomen op pagina 72 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
Ik ben de moeder van [slachtoffer 4] . [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] waren aan het spelen. (…) Hij wees een steeg aan achter het huis. Zij is toen die steeg ingelopen. [slachtoffer 1] en hij zijn haar achterna gekomen. Zij was toen een meter of vijf voor en toen keek ze om en toen zag ze dat hij [slachtoffer 1] had vastgepakt. [slachtoffer 4] zag dat hij haar tegen de muur had en probeerde te zoenen en dat [slachtoffer 1] haar hoofd probeerde weg te draaien. En in het wegdraaien van het hoofd zag [slachtoffer 4] haar angstig kijken. Hij heeft haar daarna op de grond gegooid. [slachtoffer 4] heeft [slachtoffer 1] zien liggen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 16 april 2018, opgenomen op pagina 90 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [ouder slachtoffer 2] (V: verbalisant en A: [ouder slachtoffer 2] ):
Vorig jaar september (de rechtbank begrijpt: 2017) ging mijn dochter [slachtoffer 2] met [slachtoffer 3] en een vriendje van [slachtoffer 3] spelen. Op een gegeven moment hoorde ik mijn dochter krijsen. Toen zij mij zag, was ze helemaal hysterisch, wilde ze gelijk naar binnen. Ze zei dat er een man was met een hond. Ze zei dat deze meneer aan haar had gezeten. Hij had donker haar en donkere ogen. Hij had een grote hond bij zich. Een beetje blond van kleur. De man had een beetje een snorretje. Ze maakt een beweging met haar hand bij haar kruis. Ze maakte een wrijvende beweging bij haar kruis. Ze zei dat die meneer dat had gedaan. Ze had gezien dat deze meneer met zijn hond langs kwam lopen. Mijn dochter zei: 'En toen ineens deed hij dit mam.' Hierop maakte mijn dochter de beweging bij haar kruis. In de broek, op de onderbroek met de hand in de broek. Het was wrijven op haar kuis en dat deed hij tussen de vijf en tien keer. (…)
In het weekend van 7 en 8 april (de rechtbank begrijpt: 2018) heeft zich vervolgens wat voorgedaan wat betrekking heeft op deze melding van september 2017. [slachtoffer 2] en ik waren de hele dag weg geweest. Ik zei tegen haar: 'Als jij even de hond gaat uitlaten dan gaat mama even eten koken.' (…) Mijn dochter kwam er al keihard aanrennen. Ze zei: 'Die meneer die aan mij heeft gezeten is hier en hij wil mij weer pakken.' Ze was echt wel in paniek. (…) De buurvrouw zei dat ze een foto van hem had gemaakt. Dit was op 8 april. De jongen had donker haar, 1.75 m, donkere ogen, hij heeft een licht tintje.
V: Wat heeft [slachtoffer 2] op een later moment nog gezegd over deze jongen en wat er in september gebeurd is?
A: Ze waren aan het spelen in het bosje met z'n drieën. Toen zag ze een meneer met een hond langs lopen. Ze zei dat hij op een gegeven moment de hond aan een tak had vastgemaakt. Ze zei toen: 'Ineens deed hij zo.' Ze maakte een beweging met zijn hand over haar schouder en legde haar met een beweging op de grond. Ze zei dat hij zijn hand in haar broek deed. Maar wel op haar onderbroek. Hij ging toen heel hard wrijven. Toen het gebeurde, lag zij op de grond.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een mutatie rapport opgemaakt d.d. 29 september 2017, opgenomen op pagina 137 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Titel : Aanran. [locatie]
Datum/ tijdstip kennisname : vrijdag 29 september 2017 te 15:49 uur
Pleegdatum/tijd : vrijdag 29 september 2017 om 15:49 uur
Plaats voorval : [locatie]
Soort locatie : park/ plantsoen
Naam melder : [slachtoffer 2]
CCP : Reden politie-inzet: dochtertje (8 jaar) werd in het park vol in het kruis gegrepen. Was in het park aan het spelen. Man, klein van stuk, 1.70 ongeveer, donker kort haar, licht getinte huid, donkere ogen, stoppelsnorretje, blonde pitbullachtige hond bij zich, hond aan de riem, meisje is doodsbang.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 augustus 2018, als los document gevoegd, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] , afgelegd op 17 mei 2018 in een kindvriendelijke studio tegenover verbalisant
[verbalisant 2] , gecertificeerd zedenrechercheur:
De man komt naar ons toe en zegt niks. De man hing de lijn van de hond op aan een tak van een boom. En toen drukt die me zo op de grond. Ik zit op de grond met de benen wijd. Die man is links van mij. Hij raakt mij aan met zijn rechterhand. Hij gaat drukken en bukken. Zijn hand tikt bij mijn onderbroek. Als hij met zijn hand op mijn onderbroek is dan zitten de rits en knopen van mijn spijkerboek nog vast. Tussen de benen en dan een paar keer drukken en dat is het. Hij heeft iets van vijf of zes keer gedrukt. De hond was iets van een Engelse bulldog, beetje geel bruin van kleur. Hij raakt mij aan de voorkant aan de onderkant aan van de onderbroek. Bij de pijpjes. Die jongen had zwart haar en hele donkerbruine ogen. En een gestoppelde snor. De tweede keer dat ik hem zag, had hij alleen een stoppelsnorretje. Ik heb aan [slachtoffer 3] , de buurvrouw en mama verteld dat ik hem weer gezien had.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 augustus 2018, als los document gevoegd, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] , afgelegd op 17 mei 2018 in een kindvriendelijke studio tegenover verbalisant
[verbalisant 3] , gecertificeerd zedenrechercheur:
We waren aan het spelen in het bos bij een bult. Toen ging [slachtoffer 2] haar hond uitlaten en op de terugweg zou ze met ons gaan spelen en toen kwam die man. Die man liep langs en kwam ook weer terug. Hij liep naar beneden met zijn hond. Hij ging eerst zijn hond aan een tak doen, hij deed de riem aan een tak en dan kon die hond een beetje dichterbij ons komen. En toen ging hij naar [slachtoffer 2] en pakte haar zo, toen viel ze op de grond. De man greep zo echt, heel hard. Ze werd van achteren gepakt. Hij hield haar gewoon vast, om haar middel. En toen werd [slachtoffer 2] losgelaten en ging zij ook naar oma toe rennen. (…) [slachtoffer 2] viel op haar billen. De man zat nog achter [slachtoffer 2] , nog steeds haar vasthouden. Toen liet hij [slachtoffer 2] los. De jongen had donker haar en een donkere huidskleur. De derde keer dat ik hem zag, zag [slachtoffer 2] hem eerst. [slachtoffer 2] zei: 'Ik heb die man gezien'. Mijn moeder heeft foto's van hem gemaakt. Ik zei: 'Laat mij één van die foto's zien', toen herkende ik hem.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 9 mei 2018, opgenomen op pagina 108 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
Ik ben de moeder van [slachtoffer 3] . Ik woon aan [adres 1] . Kort nadat [slachtoffer 2] op 8 april 2018 de deur uit was gelopen, hoorden wij de hond ineens gigantisch tekeer gaan. Toen ik zag dat [slachtoffer 2] terug kwam rennen. Ik zag aan [slachtoffer 2] haar gezicht dat ze echt in paniek was. Ik zag het aan haar ogen daar stond angst in. [slachtoffer 2] riep: 'Die man, die man.' Ondertussen was mijn buurvrouw, [ouder slachtoffer 2] , ook naar buiten en zijn wij samen omgelopen naar de andere in/uitgang van de steeg. [ouder slachtoffer 2] heeft de man aangesproken en gevraagd: 'Heb jij aan onze kinderen gezeten of lastig gevallen.' Ik heb foto's gemaakt met mijn mobiel.Mijn zoon [slachtoffer 3] kwam naar mij toelopen en vertelde mij dat hij wist waar deze man woonde. Ik heb toen de politie verteld waar de jongeman woont en het huisnummer. [slachtoffer 3] was bang dat die jongen hem had herkend en dat hij [slachtoffer 3] dan wat aan gaat doen. De jongen had een licht getinte huidskleur. Donker haar tot op zijn oren. Een vlassig snorretje.
Bewijsoverweging
Voor zover de raadsman ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft betwist, overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] op elkaar aansluiten met betrekking tot wat er voorgevallen is op
29 september 2017, maar ook met betrekking tot de beschrijving van de dader en de hond. Verder komen de verklaringen in grote lijnen overeen met de melding van de aanranding op 29 september 2017 waarbij ook een beschrijving van de dader is gegeven. Daarnaast worden de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ondersteund door de aangifte van [slachtoffer 2] en de getuigenverklaring van [getuige] .
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat een en ander pas aan het rollen is gekomen na het voorval op 5 april 2018 met [slachtoffer 1] , overweegt de rechtbank nog het volgende. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben verdachte op 8 april 2018 aangewezen als de persoon die [slachtoffer 2] op 29 september 2017 heeft lastig gevallen. [slachtoffer 1] heeft verdachte pas daarna herkend. Zij heeft verdachte immers pas herkend naar aanleiding van de foto die [getuige] op 8 april 2018 heeft gemaakt van verdachte.
Gelet op bovenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan voornoemde verklaringen en acht zij op grond van bovenstaande bewijsmiddelen het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 4 ten laste gelegde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, omdat verdachte het hierna ten laste gelegde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 mei 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 april 2019, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 2019081188 d.d. 5 april 2019, inhoudende als verklaring van [verbalisant 4] ;
3. een schriftelijk stuk, te weten een aangifteformulier winkeldiefstal, opgenomen op pagina 5 e.v. van voornoemd dossier en ondertekend door [verbalisant 4] .