ECLI:NL:RBNNE:2019:2284

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
18/750022-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige overval op supermarkt met wapens en vrijheidsberoving van klanten en personeel

Op 23 mei 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 18-jarige verdachte die betrokken was bij een gewelddadige overval op een supermarkt in Leeuwarden op 12 januari 2018. De verdachte, die ten tijde van de feiten 18 jaar oud was, heeft samen met een mededader de supermarkt overvallen met een (nep)vuurwapen en een groot keukenmes. Tijdens de overval heeft de verdachte klanten en personeel onder bedreiging gedwongen om geld af te geven en hen in het magazijn gedwongen op de grond te gaan liggen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering, verplicht begeleid wonen buiten Friesland, en een locatieverbod voor de supermarkt. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 12.738,52 aan de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de gevolgen voor de slachtoffers, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en de noodzaak voor begeleiding na detentie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/750022-18
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/730247-18
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 mei 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] ,
thans gedetineerd in Juvaid, locatie Veenhuizen te Veenhuizen, Oude Asserstraat 20.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 mei 2019.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T.W. Delhaye, advocaat te Burgum.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd,
in de zaak met parketnummer 18/750022-18 dat:
1.
hij op of omstreeks 12 januari 2018 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in/uit een winkel, (te weten: een supermarkt), gelegen aan of bij de Wilgenstraat, aldaar
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (als zijnde bedrijfsleider van [benadeelde partij] ) en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (als zijnde medewerkster(s) van [benadeelde partij] ) heeft gedwongen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander of anderen toebehoorde dan aan verdachte en/of zijn mededader, te weten aan het bedrijf [benadeelde partij] ,
welk geweld en/of welke bedreiging hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader
- zich met (een) bivakmuts(en) en met een (vuur)wapen, althans met een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp en/of met een groot (keuken)mes, althans met een groot scherp en/of puntig voorwerp, naar de winkel van [benadeelde partij] , gelegen aan of bij de Wilgenstraat, aldaar, heeft/hebben begeven en/of (vervolgens) die winkel, via de hoofdingang, is/zijn binnengegaan en/of (vervolgens)
verdachte en/of verdachtes mededader, welke in het bezit was van een (vuur)wapen, althans van een op een (vuurwapen) gelijkend voorwerp,
- een klant, te weten: [slachtoffer 4] , die van plan was die winkel te verlaten, onder bedreiging van dat (vuur)wapen, althans onder bedreiging van dat op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp heeft gedwongen de winkel (weer) in te lopen en/of (vervolgens) die klant voornoemd (vuur)wapen, althans dat op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op/tegen de nek heeft geduwd/gehouden en/of die klant (vervolgens) heeft meegenomen/meegevoerd naar het magazijn in die winkel en/of (vervolgens) die klant (met kracht) (dreigend) de woorden heeft toegevoegd -zakelijk weergegeven- dat hij op zijn buik moest gaan en/of blijven liggen en/of zijn hoofd naar beneden moest doen/houden, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of (vervolgens)
- een medewerkster, te weten [slachtoffer 5] , welke zich in het magazijn van voornoemde winkel bevond, (met kracht) (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: "ga liggen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of (daarbij) voornoemd (vuur)wapen, althans dat op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, in de richting van het hoofd, althans het lichaam, van die medewerkster heeft gehouden en/of (vervolgens)
- een klant, te weten: [slachtoffer 6] , welke zich in voornoemde winkel bevond, heeft aangeroepen en (daarbij) voornoemd (vuur)wapen, althans dat op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op die klant heeft gericht, althans in de richting van het lichaam, van die klant heeft gehouden en/of die klant (vervolgens) (met kracht) dreigend de woorden heeft toegevoegd: "ga naar het magazijn, ga naar het magazijn" en/of (vervolgens) die klant, meermalen, tegen het lichaam heeft geduwd en/of (vervolgens) die klant in het magazijn (met kracht) (dreigend) de woorden heeft toegevoegd -zakelijk weergegeven- dat zij (op haar buik) moest gaan en/of blijven liggen en/of haar hoofd naar beneden moest doen/houden, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of (vervolgens)
- op die klant(en), te weten: [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] en/of de medewerkster, te weten: [slachtoffer 5] , in het magazijn van voornoemde winkel, gedurende enige tijd, een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, heeft gericht en/of gericht heeft gehouden en/of
verdachte en/of verdachtes mededader, welke in het bezit was van een groot (keuken)mes, althans van een groot scherp en/of puntig voorwerp,
- een medewerkster, te weten [slachtoffer 2] , onder bedreiging van dat grote (keuken)mes, althans onder bedreiging van dat grote scherpe en/of puntige voorwerp, heeft gedwongen de servicebalie in die winkel te verlaten, althans die medewerkster (met kracht) (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: "je moet nu mee komen, waar is de rest" en/of "breng mij naar het kantoortje", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of (vervolgens) die medewerkster om de nek, althans het lichaam, in een zogenoemde wurg/houdgreep, heeft vastgepakt en/of (vervolgens) dat grote (keuken)mes, althans dat grote scherpe en/of puntige voorwerp, in de richting van het gezicht, althans het lichaam, van die medewerkster heeft gehouden en/of haar heeft meegenomen/meegevoerd naar het kantoor in die winkel en/of (vervolgens)
- de medewerkster(s), te weten: [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en bedrijfsleider, te weten: [slachtoffer 1] (in het kantoor van genoemde winkel) (met kracht) (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: "dit is een overval, geef geld, geef geld, snel" en/of meermalen, de bedrijfsleider (met kracht) dreigend de woorden heeft toegevoegd - zakelijk weergegeven- dat hij de kluis moest openen en/of "geld, geld, papiergeld of ik steek" en/of "ik wil briefjes anders maak ik iemand dood" en/of "nee, er is meer papiergeld", althans (telkens) woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of (daarbij) (telkens) dat grote (keuken)mes, althans dat grote scherpe en/of puntige voorwerp in de richting van die medewerkster(s) en/of bedrijfsleider heeft gehouden, althans dat grote (keuken)mes of dat grote scherpe en/of puntige voorwerp (telkens) aan die medewerkster(s) en/of bedrijfsleider heeft getoond;
2.
hij op of omstreeks 12 januari 2018 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, in een winkel van [benadeelde partij], gelegen aan of bij de Wilgenstraat, aldaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft /hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte en/of verdachtes mededader met dat opzet,
- die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] (welke als klant in voornoemde winkel aanwezig waren) gedwongen om mee te lopen naar het magazijn in die winkel en/of (daarbij) een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] gericht en/of (vervolgens) in het magazijn die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 5] (welke zich in het magazijn bevond) heeft gedwongen om op de grond te gaan liggen en/of (daarbij) gedurende enige tijd een/dat (vuur)wapen, althans een/dat op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 5] heeft gericht en/of gericht heeft gehouden en/of
- die [slachtoffer 2] in een soort wurg/houdgreep heeft meegenomen/meegevoerd naar het kantoor in dit winkel en (daarbij) een groot (keuken)mes in de richting van het gezicht, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] gehouden en/of (vervolgens) in het kantoor van die winkel, gedurende enige tijd, dat grote (keuken)mes, althans dat grote scherpe en/of puntige voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] heeft gehouden,
en/of aldus verhinderd dat die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] zich vrij konden bewegen in die winkel en/of die winkel vrijwillig kon/konden verlaten;
en in de zaak met parketnummer 18/730247-18 dat:
1.
hij op of omstreeks 4 april 2018 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een CS-gasbusje (met opschrift "american style nato super-paralisant" en "CS-Gas Silliarde", zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.
2.
hij in of omstreeks de periode van 4 april 2018 tot en met 7 april 2018, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een lucht c.q. veerdrukpistool, zijnde een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een pistool (merk Colt, type combat Commander, kaliber 9x19mm), voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18/750022-18 onder 1. en 2. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/730247-18 onder 1. en 2. ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/750022-18 onder 1. en 2. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/730247-18 onder 1. en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Omdat verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank, overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/750022-18 onder 1. en 2. ten laste gelegde
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 mei 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 januari 2018, opgenomen op pagina 46 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018011275 van 23 juli 2018, inhoudend de verklaring van [medewerker] namens [benadeelde partij] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 13 januari 2018, opgenomen op pagina 51 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 januari 2018, opgenomen op pagina 54 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 6] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 12 januari 2018, opgenomen op pagina 60 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] ;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 12 januari 2018, opgenomen op pagina 63 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 5] ;
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 12 januari 2018, opgenomen op pagina 72 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] ;
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 12 januari 2018, opgenomen op pagina 74 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 4] ;
9. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 januari 2018, opgenomen op pagina 113 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant.
Overweging rechtbank
Eendaadse samenloop
De rechtbank is van oordeel dat de in de zaak met parketnummer 18/750022-18 onder 1. ten laste gelegde afpersing zo sterk met de onder 2. ten laste gelegde vrijheidsberoving verweven is dat er sprake is van eendaadse samenloop.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730247-18 onder 1. en 2. ten laste gelegde
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 mei 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 april 2018, opgenomen op pagina 311 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018011275 van 23 juli 2018, inhoudend de verklaring van verbalisant;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 8 april 2018, opgenomen op pagina 285 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 30 april 2018, opgenomen op pagina 333 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verbalisant.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/750022-18 onder 1. en 2. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/730247-18 onder 1. en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/750022-18 ten laste gelegde
1.
hij op 12 januari 2018 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, in een winkel, te weten: een supermarkt, gelegen aan de Wilgenstraat, aldaar met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] , als zijnde bedrijfsleider van [benadeelde partij] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , als zijnde medewerksters van [benadeelde partij] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, dat geheel toebehoorde aan het bedrijf [benadeelde partij] , welke bedreiging hierin bestond dat verdachte en zijn mededader zich met bivakmutsen en een wapen en met een groot keukenmes, naar de winkel van [benadeelde partij] , gelegen aan de Wilgenstraat, aldaar, hebben begeven en vervolgens die winkel, via de hoofdingang, zijn binnengegaan en vervolgens
verdachte, welke in het bezit was van een wapen,
- een klant, [slachtoffer 4] , die van plan was die winkel te verlaten, onder bedreiging van dat wapen heeft gedwongen de winkel weer in te lopen en vervolgens die klant voornoemd wapen tegen de nek heeft geduwd en die klant heeft meegenomen naar het magazijn in die winkel en vervolgens die klant dreigend de woorden heeft toegevoegd -zakelijk weergegeven- dat hij op zijn buik moest gaan en blijven liggen, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking, en
- een medewerkster, [slachtoffer 5] , welke zich in het magazijn van voornoemde winkel bevond, dreigend de woorden heeft toegevoegd: "ga liggen", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en voornoemd wapen, in de richting van het hoofd van die medewerkster heeft gehouden en
- een klant, [slachtoffer 6] , welke zich in voornoemde winkel bevond, heeft aangeroepen en daarbij voornoemd wapen, op die klant heeft gericht en die klant vervolgens dreigend de woorden heeft toegevoegd: "ga naar het magazijn, ga naar het magazijn" en vervolgens die klant, meermalen, tegen het lichaam heeft geduwd en vervolgens die klant in het magazijn dreigend de woorden heeft toegevoegd -zakelijk weergegeven- dat zij op haar buik moest gaan liggen en haar hoofd naar beneden moest houden, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en
- vervolgens op die klanten, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] en de medewerkster, [slachtoffer 5] , in het magazijn van voornoemde winkel, gedurende enige tijd, een wapen, heeft gericht en gericht heeft gehouden en
verdachtes mededader, welke in het bezit was van een groot keukenmes,
- een medewerkster, te weten [slachtoffer 2] , onder bedreiging van dat grote keukenmes, heeft gedwongen de servicebalie in die winkel te verlaten, althans die medewerkster dreigend de woorden heeft toegevoegd: "je moet nu mee komen, waar is de rest" en "breng mij naar het kantoortje", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en vervolgens die medewerkster om de nek, in een zogenoemde houdgreep, heeft vastgepakt en dat grote keukenmes, in de richting van die medewerkster heeft gehouden en haar heeft meegenomen naar het kantoor in die winkel en
- vervolgens de medewerksters, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en bedrijfsleider [slachtoffer 1] , in het kantoor van genoemde winkel dreigend de woorden heeft toegevoegd: "dit is een overval, geef geld, geef geld, snel" en meermalen, de bedrijfsleider dreigend de woorden heeft toegevoegd - zakelijk weergegeven- dat hij de kluis moest openen en "geld, geld, papiergeld of ik steek" en "ik wil briefjes anders maak ik iemand dood" en "nee, er is meer papiergeld", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en daarbij telkens dat grote keukenmes, in de richting van die medewerksters en bedrijfsleider heeft gehouden.
2.
hij op 12 januari 2018 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, in een winkel van [benadeelde partij], gelegen aan de Wilgenstraat, aldaar, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte of verdachtes mededader met dat opzet, die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] , welke als klant in voornoemde winkel aanwezig waren, gedwongen om mee te lopen naar het magazijn in die winkel en daarbij een wapen op die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] gericht en vervolgens in het magazijn die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] , welke zich in het magazijn bevond, heeft gedwongen om op de grond te gaan liggen en daarbij gedurende enige tijd dat wapen op die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] heeft gericht en gericht heeft gehouden en
die [slachtoffer 2] in een soort houdgreep heeft meegenomen naar het kantoor en daarbij een groot keukenmes in de richting van die [slachtoffer 2] gehouden en vervolgens in het kantoor van die winkel, gedurende enige tijd, dat grote keukenmes, in de richting van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] heeft gehouden en aldus verhinderd dat die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] zich vrij konden bewegen in die winkel en die winkel vrijwillig konden verlaten.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730247-18 ten laste gelegde
1.
hij op 4 april 2018 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een CS-gasbusje, met opschrift "american style nato super-paralisant" en "CS-Gas Silliarde", zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.
2.
hij op 4 april 2018, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een lucht c.q. veerdrukpistool, zijnde een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een pistool, merk Colt, type combat Commander, kaliber 9x19mm, voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/750022-18 ten laste gelegde
Het bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
1. afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en
2. medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730247-18 ten laste gelegde
Het bewezen verklaarde levert op:
1. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
2. handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden: het volgen van een ambulante behandeling bij een forensische instelling, het verblijven in een instelling voor beschermd c.q. begeleid wonen of maatschappelijke opvang die niet in Leeuwarden mag zijn en waarbij verdachte zich dient te houden aan de huisregels en het dagprogramma, alsmede een locatieverbod voor de gemeente Leeuwarden gedurende het eerste jaar van de proeftijd en een toezicht door de reclassering van het Leger des Heils voor de gehele proeftijd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor toepassing van het adolescentenstrafrecht en voor oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest, en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie maanden met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd. De raadsman geeft in overweging daarbij de jeugdreclasseringsmaatregel toe te passen en eventueel ITB Harde Kern op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapporten van de reclassering van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering d.d. 5 juli 2018 en 11 april 2019, het advies van de Jeugdbescherming Gelderland d.d. 1 mei 2019, het deeladvies EC van Reclassering Nederland d.d. 2 mei 2019 en de rapportages van de psycholoog d.d. 27 juni 2018 en 1 maart 2019, alsmede de brief van het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid d.d. 8 mei 2019, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewelddadige overval op een supermarkt. Verdachte en zijn mededader zijn kort voor sluitingstijd van de supermarkt, beide met een bivakmuts over het hoofd, via de hoofdingang de winkel in gegaan. Verdachte had hierbij een niet van een echt vuurwapen te onderscheiden (nep)wapen in zijn hand en de mededader had een groot keukenmes in zijn hand. Direct bij binnenkomst van de winkel heeft verdachte één van de klanten onder schot genomen en door de winkel meegenomen naar het magazijn. Onderweg naar het magazijn heeft verdachte een andere klant onder schot genomen en eveneens naar het magazijn meegenomen. In het magazijn heeft verdachte deze twee klanten, tezamen met een in het magazijn aanwezige medewerkster van de supermarkt, gedwongen op de grond te gaan liggen, terwijl hij hen continu onder schot heeft gehouden. In de tussentijd heeft de mededader onder dreiging van het keukenmes de overige personeelsleden naar het kantoor meegenomen, alwaar zij onder dreiging van het keukenmes de inhoud van de kluis hebben afgestaan. Verdachte en zijn mededader zijn vervolgens via de achterdeur in het magazijn naar buiten gevlucht.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de overval op de supermarkt een aantal dagen voordat zij de overval hebben gepleegd tezamen met de medeverdachte heeft bedacht en dat zij de overval hebben gepleegd, omdat hij snel geld wilde hebben. Hiermee is hij volledig voorbijgegaan aan de ernstige gevolgen die een dergelijk gewelddadig delict voor de slachtoffers heeft. Het is algemeen bekend dat dit soort gewelddadige feiten voor slachtoffers vaak vergaande psychische en andere nadelige gevolgen heeft. Dit blijkt ook uit de stukken die ten grondslag liggen aan de vordering van de benadeelde partij, waaruit blijkt dat meerdere personeelsleden van de supermarkt gedurende een langere periode psychische bijstand en behandeling hebben gehad. Daarnaast veroorzaken gewelddadige overvallen gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij enkel aan zijn eigen financieel gewin heeft gedacht en volledig voorbij is gegaan aan de belangen van anderen. Als reactie op de bewezenverklaarde feiten dient om die reden een vrijheidsstraf het uitgangspunt te zijn.
Bij het bepalen van de op te leggen straf dient de vraag beantwoord te worden of verdachte volgens het adolescentenstrafrecht of het volwassenenstrafrecht berecht moet worden. In de door de psycholoog en de reclassering opgemaakte rapportages is daarbij een duidelijke tweedeling te zien. In de rapportages die zien op de periode vóórdat verdachte op de zitting van 5 december 2018 heeft bekend de overval te hebben gepleegd, is toepassing van het volwassenenstrafrecht geadviseerd; in de rapportages die zijn opgesteld nádat verdachte een bekennende verklaring had afgelegd, wordt toepassing van het adolescentenstrafrecht geadviseerd.
In deze laatste rapportages is opgemerkt dat de veranderde motivatie van verdachte grotendeels wordt gedreven door externe factoren, te weten de toepassing van het adolescentenstrafrecht en het voorkomen van een langdurige gevangenisstraf, en niet door een intrinsieke motivatie om tot een gedragsverandering te komen. Omdat er sprake is van een (geringe) positieve gedragsverandering waardoor er wellicht nog pedagogische mogelijkheden zijn om deze gedragsverandering te laten beklijven, is geadviseerd het adolescentenrecht toe te passen.
De rechtbank stelt voorop dat gelet op de leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten (18 jaar) toepassing van het volwassenenstrafrecht het uitgangspunt is. Toepassing van het adolescentenstrafrecht is pas aan de orde als daar zwaarwegende redenen voor zijn, tenzij er sprake is van contra-indicaties. De psycholoog heeft in het rapport van 27 juni 2018 vermeld dat er vier contra-indicaties zijn voor het toepassen van het adolescentenstrafrecht. In het aanvullend rapport van 1 maart 2019 staat vermeld dat er vanwege de gedragsverandering van verdachte in mindere mate sprake is van de contra-indicatie van pedagogische onmogelijkheden. De overige drie contra-indicaties, te weten de belaste justitiële voorgeschiedenis van verdachte, de gebleken psychopathische trekken bij verdachte en de criminele levensstijl van verdachte, blijven onverkort overeind.
De rechtbank is van oordeel dat deze drie contra-indicaties dermate sterk zijn dat van toepassing van het adolescentenstrafrecht geen sprake kan zijn. Bij de strafoplegging zal de rechtbank dan ook het volwassenenstrafrecht toepassen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte eerder is veroordeeld voor onder meer diefstallen, straatroof en verboden wapenbezit. De rechtbank weegt dit als strafverzwarend mee. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is nog jong en heeft zich tijdens de laatste maanden van de voorlopige hechtenis positief ingezet om zijn leven een positievere wending te geven. Deze door de psycholoog genoemde voorzichtige vooruitgang dient naar het oordeel van de rechtbank niet teniet gedaan te worden. De rechtbank acht het belangrijk dat verdachte hulp en begeleiding krijgt om zijn leven na detentie een positieve wending te geven. De rechtbank zal verdachte daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van drie jaren, met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het verplicht begeleid wonen buiten de provincie Friesland, het volgen van een ambulante behandeling en een locatieverbod voor de supermarkt die verdachte heeft overvallen, passend en oplegging daarvan geboden.
Ten aanzien van de bijzondere voorwaarde verplicht begeleid wonen buiten de provincie Friesland overweegt de rechtbank dat het recidiverisico een stuk hoger is als verdachte in de provincie Friesland verblijft, omdat hij dan gemakkelijk(er) contact kan houden met zijn oude vriendengroep. Daarbij heeft verdachte ter terechtzitting ook zelf aangegeven dat het beter voor hem is als hij buiten Leeuwarden gaat wonen. Een locatieverbod voor de gemeente Leeuwarden, zoals de officier van justitie heeft geëist, acht de rechtbank niet proportioneel, onder andere omdat de moeder en zus van verdachte in Leeuwarden woonachtig zijn. Een locatieverbod voor de Wilgenstraat, de straat waar de supermarkt zich bevindt, acht de rechtbank gelet op de beperking van het recidiverisico en de bescherming van de medewerkers noodzakelijk.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de plaats van uitvoering van de op te leggen gevangenisstraf de huidige instelling, te weten Juvaid, dient te zijn, omdat verdachte gedurende de voorlopige hechtenis in Juvaid heeft verbleven en hij daar, blijkens de recente rapportages, een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Daarnaast is verdachte binnen Juvaid bezig met een opleiding en kan hij daar in de maand mei examen doen. De rechtbank ziet, ondanks toepassing van het volwassenenstrafrecht, geen meerwaarde in overplaatsing van verdachte voor het uitzitten van het resterende deel van de gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf nadrukkelijk rekening gehouden met een verblijf van verdachte voor de resterende gevangenisstraf bij Juvaid.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten de Nike Air Max schoenen, moeten worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partij

[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 12.738,52 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de daarbij horende vervangende hechtenis heeft de raadsman bepleit de vervangende hechtenis op één dag vast te stellen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte op dit moment geen inkomen heeft en het ook op korte termijn niet in de lijn der verwachting ligt dat verdachte het gevorderde bedrag zal kunnen betalen. Het is onwenselijk dat verdachte, als hij zijn leven net weer wat op de rit heeft, vast moet komen te zitten omdat hij het toegewezen bedrag niet kan betalen. De raadsman heeft hierbij verwezen naar artikel 24c, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, welk artikel bepaalt dat de vervangende hechtenis minimaal één dag dient te zijn.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/750022-18 onder 1. en 2. bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2018.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn mededader deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank ziet geen reden ten aanzien van het aantal van de dagen van de vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel af te wijken van de LOVS-oriëntatiepunten.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 47, 55, 57, 282 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/750022-18 onder 1. en 2. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/730247-18 onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot acht maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als (algemene) voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen volgend op zijn ontslagdatum meldt bij de reclassering van het Leger des Heils, op het adres Zoutbranderij 1 te Leeuwarden, dan wel bij de reclassering in de regio van de instelling waar verdachte beschermd, dan wel begeleid zal wonen en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode, die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd en op door de reclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang die instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zal verblijven bij een instelling voor beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang buiten de provincie Friesland, zulks ter beoordeling door de reclassering en voor zolang als de reclassering dit nodig acht, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
3. dat de veroordeelde zich onder ambulante behandeling zal stellen voor zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis bij een door de reclassering nader te bepalen forensische zorginstelling, voor zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
4. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden op de Wilgenstraat in Leeuwarden, voor zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank adviseert de selectiefunctionaris dringend om veroordeelde het resterende deel van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf uit te laten zitten in de justitiële jeugdinrichting waar hij al zijn gehele voorlopige hechtenis heeft verbleven, te weten Juvaid.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de datum waarop de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis.

Inbeslaggenomen goederen

Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven:
- 1.00 STK Schoeisel, Nike Air Max.

Benadeelde partij

Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
12.738,52(zegge: twaalfduizend zevenhonderdachtendertig euro en tweeënvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2018 en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] , te betalen een bedrag van € 12.738,52 (zegge: twaalfduizend zevenhonderdachtendertig euro en tweeënvijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 98 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 12.738,52 aan materiële schade. Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2018.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Beuker, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. M.R. de Vries, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 mei 2019.