ECLI:NL:RBNNE:2019:2271

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2019
Publicatiedatum
22 mei 2019
Zaaknummer
18/830265-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor illegaal wapenbezit met gevangenisstraf van drie jaren

Op 2 mei 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van illegaal wapenbezit. De verdachte, geboren in 1976 en thans gedetineerd in PI Leeuwarden, had op 31 oktober 2018 in de woning van zijn vriendin in Groningen een volautomatisch vuurwapen, een werpmes en munitie in zijn bezit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen inzicht heeft gegeven in de reden voor het bezit van deze wapens, wat leidde tot de conclusie dat deze bestemd waren voor het plegen van zware criminaliteit. Tijdens de zitting op 18 april 2019 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd, wat de rechtbank als voldoende bewijs beschouwde voor de tenlastelegging. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, terwijl de verdediging pleitte voor 9 maanden, waarvan 3 voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat gezien de ernst van de feiten, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren passend was. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het gevaar dat van het wapenbezit uitging en het strafblad van de verdachte, dat eerdere veroordelingen voor wapen- en geweldsdelicten toonde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830265-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 mei 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd te PI Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 april 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr J. Houwink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 oktober 2018 te Groningen een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een automatisch (aanvals)geweer/vuurwapen (merktype Crvena Zastava), zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 31 oktober 2018 te Groningen munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 31 kogelpatronen van het kaliber 7,62x39 mm, 66 kogelpatronen van het
kaliber .22 long rifle, en/of 1 kogelpatroon van het kaliber 9x19 mm, voorhanden heeft gehad;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank nu verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd over de ten laste gelegde feiten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Omdat verdachte het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 april 2019;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 november 2018, opgenomen op pagina 15 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018287885 d.d. 6 december 2018, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 1];
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek wapen d.d. 30 november 2018, opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier van Politie Noord-Nederland d.d. 6 december 2018, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 2].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij op 31 oktober 2018 te Groningen een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie te weten een automatisch geweer/vuurwapen (merktype Crvena Zastava), zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, voorhanden heeft gehad;
2. hij op 31 oktober 2018 te Groningen munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 31 kogelpatronen van het kaliber 7,62x39 mm, 66 kogelpatronen van het kaliber .22 long rifle en 1 kogelpatroon van het kaliber 9x19 mm, voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

1. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;

2. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. De officier van justitie heeft daarbij gelet op de aard en ernst van de feiten, het strafblad van verdachte, de houding van verdachte ter zitting, de oriëntatiepunten van het LOVS en de richtlijnen van het openbaar ministerie. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie het onder 1 ad informandum gevoegde feit meegewogen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest. De raadsman wijst erop dat verdachte de afgelopen vijf jaar niet meer met justitie in aanraking is geweest. De wijze waarop de aanhouding van verdachte heeft plaatsgevonden, heeft de nodige impact gehad op zowel verdachte als zijn vriendin. Verder heeft verdachte zijn verantwoordelijkheid genomen voor de wapens die in de woning zijn aangetroffen. Verdachte wenst daarom verder niets te verklaren. Het feit dat verdachte zich op zijn zwijgrecht beroept moet geen reden zijn om een hogere straf te vorderen dan de LOVS-oriëntatiepunten. Bovendien is van strafverzwarende omstandigheden zoals terreur of betrokkenheid bij het criminele circuit niet gebleken. Het onder 1 ad informandum gevoegde feit kan worden meegenomen bij de strafbepaling nu verdachte dit feit heeft erkend.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 maart 2019, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, dat hiermee is afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 31 oktober 2018 kwam er bij de politie een melding binnen dat verdachte in het bezit zou zijn van een explosief. Daarop is de politie het huis van de vriendin van verdachte binnengevallen, waar verdachte op dat moment vaak verbleef. In het huis, dat midden in een woonwijk gelegen is én waar ten tijde van de aanhouding van verdachte een minderjarige aanwezig was, werd een werpmes aangetroffen. Daarnaast werd er een volautomatisch vuurwapen met een geladen magazijn, (bijbehorende) munitie en wegwerphandschoenen aangetroffen. Het gaat hier om zeer zwaar en gevaarlijk wapentuig. Daar komt nog bij, in strafverzwarende zin, dat het volautomatische vuurwapen geladen was en bovendien binnen handbereik van verdachte en schietklaar in de woning lag.
Vuurwapens, met name dit soort automatische wapens, worden gebruikt bij het plegen van ernstige strafbare feiten zoals liquidaties in het criminele circuit of terreurdaden en vormen daardoor een aanzienlijke bedreiging voor de veiligheid van de samenleving. Verdachte heeft geen inzicht heeft willen geven in de reden waarom hij de wapens en de munitie voorhanden heeft gehad, zodat de rechtbank het ervoor houdt dat deze bestemd waren voor het plegen van zware criminaliteit.
Het behoeft geen nader betoog dat, gelet op het voorgaande, uit oogpunt van preventie en maatschappelijke veiligheid streng moet worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van dergelijke wapens en (bijbehorende) munitie. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor dit soort feiten is de enige passende reactie. Het doorgaans bij de bepaling van de strafhoogte gehanteerde oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen, te weten een gevangenisstraf van negen maanden, doet naar het oordeel van de rechtbank volstrekt onvoldoende recht aan de gevaarzetting in dit concrete geval. Bij het geladen en schietklaar voorhanden hebben van een dergelijk wapen, waarvoor geen enkele andere bestemming denkbaar is dan het gebruik voor de zwaarste categorie strafbare feiten, hoort een beduidend hogere straf. Het voorstel van de raadsman, dat de zaak zou kunnen worden afgedaan met de oplegging van een straf gelijk aan het voorarrest in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, kan dan ook zeker niet worden gevolgd. Dat geldt ook voor de eis van de officier van justitie. Strafverzwarend werkt bovendien dat uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij vaker voor wapen- en geweldsdelicten is veroordeeld. Kennelijk hebben eerdere straffen verdachte er niet van weerhouden opnieuw tot het plegen van dergelijke feiten over te gaan.
De reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 november 2018. De reclassering constateert dat er een delictpatroon zichtbaar is aangaande geweldsdelicten. Omdat verdachte zich voor het grootste deel heeft beroepen op zijn zwijgrecht, heeft de reclassering geen inzicht kunnen krijgen in het motief van verdachte of de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waardoor de reclassering geen uitspraak kan doen met betrekking tot eventuele risico's en beschermende factoren. Ook heeft verdachte aangegeven geen reclasseringsbemoeienis te willen. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke straf op te leggen, omdat de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. De rechtbank stelt vast dat in dit rapport derhalve geen feiten of omstandigheden te vinden zijn die een strafmatigend effect zouden moeten hebben.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren passend en geboden is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op het artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. B.F. Hammerle, rechters, bijgestaan door mr. A.M.J. Flach, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 mei 2019.
Mr. J.V. Nolta is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.