ECLI:NL:RBNNE:2019:226

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2019
Publicatiedatum
24 januari 2019
Zaaknummer
18/830159-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en poging zware mishandeling tijdens straatgeweld in Groningen

Op 24 januari 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 augustus 2018 in Groningen betrokken was bij een gewelddadig incident. De verdachte, die zich op de Grote Markt bevond, werd aangesproken door twee mannen toen hij in een hoek van het VVV-kantoor stond te urineren. In reactie op deze confrontatie heeft de verdachte één van de mannen, [slachtoffer 1], gevloerd en hem vervolgens meerdere keren geschopt terwijl hij op de grond lag. Toen de tweede man, [slachtoffer 2], probeerde in te grijpen, heeft de verdachte hem met een heupworp van de trap gegooid en ook tegen hem geschopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling van [slachtoffer 1] en poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat het letsel van [slachtoffer 1], waaronder meerdere gebroken ribben en gekneusde longen, als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die bekend is met schizofrenie en medicatie gebruikt. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de verdachte niet toerekeningsvatbaar was, en dat hij verantwoordelijk was voor zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830159-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 januari 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats],
thans gedetineerd te Zwolle PPC.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 januari 2019.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. D.C. Keuning, advocaat te Groningen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 11 augustus 2018 te Groningen aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer gebroken ribben, heeft
toegebracht door die [slachtoffer 1] met kracht te slaan, althans te vloeren (waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam) en/of
(vervolgens) op die [slachtoffer 1] te springen en/of die [slachtoffer 1] (terwijl die op de
grond/vloer lag) meermalen tegen/op de borst en/of rug te trappen en/of te
schoppen;
Subsidiair
hij op of omstreeks 11 augustus 2018 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon,
(te weten [slachtoffer 1]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [slachtoffer 1] (met kracht) heeft geslagen, althans gevloerd (waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam) en/of
(vervolgens) op die [slachtoffer 1] is gesprongen en/of die [slachtoffer 1] (terwijl die op de
grond/vloer lag) meermalen tegen/op de borst en/of rug heeft getrapt en/of
geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 11 augustus 2018 te Groningen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] te slaan, althans te vloeren (waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam) en/of
(vervolgens) op die [slachtoffer 1] te springen en/of die [slachtoffer 1] (terwijl die op de
grond/vloer lag) meermalen tegen/op de borst en/of rug te trappen en/of te
schoppen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer gebroken
ribben ten gevolge heeft gehad;
2.
Primair
hij op of omstreeks 11 augustus 2018 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon,
(te weten [slachtoffer 2]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [slachtoffer 2] (met kracht) heeft (vast)gepakt en/of
(weg)geduwd/gegooid waardoor die [slachtoffer 2] van een talud/trap is gevallen
en/of (vervolgens) heeft getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 11 augustus 2018 te Groningen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] vast te pakken en/of (weg) te duwen/gooien, waardoor die [slachtoffer 2] van een
talud/trap is gevallen en/of (vervolgens) te trappen en/of te schoppen;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Aangever [slachtoffer 1] heeft gebroken ribben opgelopen. Voor het herstel van de gebroken ribben is geen operatief ingrijpen noodzakelijk geweest. Gebroken ribben herstellen uit zichzelf door rust te nemen en dat kan niet worden aangemerkt als een medische behandeling. Tevens is uit de door het ziekenhuis overhandigde stukken niet gebleken dat sprake is geweest van medisch ingrijpen of van een operatie van aangever [slachtoffer 1]. Van het ten laste gelegde zwaar lichamelijk letsel is derhalve geen sprake. De raadsman heeft voorts betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde. Toen de tweede aangever op verdachte afkwam, voelde verdachte zich belaagd en raakte hij in paniek. Daarop heeft hij [slachtoffer 2] vastgepakt, waarna ze samen van de trap vielen. Van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is derhalve geen sprake.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Daarbij is ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts gebruikt met betrekking tot het feit of de feiten waarop het blijkens zijn inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 17 augustus 2018, opgenomen op pagina 64 e.v. in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018217318 d.d. 17 augustus 2018, inhoudende als verklaring van verdachte:
O: Op camerabeelden is te zien dat jij de trappen van het VVV kantoor op loopt. Jij loopt op eigen beweging de trappen op en loopt rechtstreeks op de man af waarmee je in gesprek was. Jij maakt vervolgens gelijk een aantal slaande/knie heffende bewegingen richting de romp van de man, zonder dat de man nog iets heeft kunnen doen, waarna hij op de grond valt.
V: Wat kun je daarover verklaren?
A: Ik had hem gevloerd, dat klopt.
O: Vervolgens zag ik op de camerabeelden dat jij je been optilt en trappende bewegingen naar beneden maakt, waar de aangever/man die op de grond viel, zou moeten liggen. Jij springt vervolgens in de lucht en komt met beide benen ergens op terecht waarna je in onbalans raakt. Uit verklaringen blijkt dat je op dat moment op de aangever terecht zou komen.
V: Wat kun je daarover verklaren?
A: Ik was met beide benen in de lucht, ik schopte met één been. Ik heb hem getrapt.
O: Vervolgens komen er twee mannen aan, waarvan één jou een duw geeft. Daarna bemoeit de tweede man zich ermee en geeft jou ook een duw. Vervolgens pak jij de tweede man vast. Jij gooit hem met een soort heupworp over je heen, waarna jullie samen van de trap vallen.
V: Wat kun je daarover verklaren?
A: Ik deed dat.
V: Wist je precies wat je deed op het moment van de zware mishandeling?
A: Ik was gewoon aan het vechten. Ik kan goed vechten.
O: Vervolgens lijkt het erop dat je weer naar de man loopt die met je mee was gevallen. Daarna is te zien dat je slaande en schoppende bewegingen maakt in de richting waar de man, die van de trap was gevallen, vermoedelijk zou liggen.
V: Wat kun je daarover verklaren?
A: Ik heb hem geschopt.
V: Waar tegenaan?
A: Tegen zijn buik.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 augustus 2018, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier , inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1]:
Op zaterdag 11 augustus 2018 was ik samen met wat anderen op de trappen van het VVV-kantoor op de Grote Markt te Groningen. Er kwam een neger met rasta haar aanlopen. Hij haalde uit naar mij en raakte mij op mijn hoofd. Ik viel op de grond. Hij bleef op mij in trappen. Ik probeerde hem af te weren alleen dit lukte niet. Hij stond boven mij en bleef op mij in trappen op mijn borst en rug. Er is inmiddels vastgesteld dat ik iets van 6 ribben heb gebroken.
3. Een geneeskundige verklaring d.d. 13 augustus 2018, opgemaakt en ondertekend door A.C. Reidip, arts, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
A. Uitwendig waargenomen letsel:
Kleine wondjes en blauwe plekken.
B. Is er een vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel?
Ja.
D. Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht:
12 augustus 2018.
E. Overig van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel ed):
Beide kanten borstkas gebroken ribben (meerdere), twee mild gekneusde longen.
F. Geschatte duur van de genezing:
4-8 weken.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2018, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant [verbalisant]:
Op maandag 24 december 2018 had ik telefonisch contact met [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] verklaarde: 'Ik heb een week in het ziekenhuis gelegen naar aanleiding van de zware mishandeling. Ik bleek een aantal gebroken ribben en gekneusde longen te hebben. Ik gebruik pijnstilling voor mijn longen. Momenteel heb ik nog pijn aan mijn longen. Mijn ribben doen zo nu en dan nog pijn.'
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 januari 2019, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant [verbalisant]:
Op maandag 7 januari 2019 ontving ik, verbalisant [verbalisant], een e-mail afkomstig van de juridische afdeling van het Martini Ziekenhuis te Groningen. Ik las daarin de volgende tekst: 'Ik kan u mededelen dat de heer [slachtoffer 1], geb. [geboortedatum] 1964 van 12 tot 20 augustus 2018 opgenomen is geweest in het Martini Ziekenhuis. Hij heeft van 12 op 13 augustus op de IC gelegen en is daarna overgedragen aan de afdeling chirurgie.'
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 augustus 2018, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2]:
De man kwam naar boven gelopen en ik zag dat hij [slachtoffer 1] onderuit trapte. Hierna zag ik dat de man [slachtoffer 1] een paar trappen op zijn borst gaf. Ik ben er naar toe gelopen en kwam in wat duw- en trekwerk met de man terecht. Op een gegeven moment duwde de man mij van het talud af. Ik schat deze hoogte op ongeveer 2 meter. Toen ik daar lag, kreeg ik nog een trap op mijn borst. Ik heb hierbij mijn oor opengehaald en deze is blauw. Dit incident heeft mij pijn en letsel toegebracht.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus 2018, opgenomen op pagina 43 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant [verbalisant]:
Op het camerabeeld gericht op het VVV-kantoor gelegen aan de Grote Markt te Groningen kon ik, verbalisant [verbalisant], het volgende zien:
Een man, die ik herken als verdachte [verdachte] staat in een hoek van het VVV-kantoor. De verdachte loopt uit eigen beweging de trap naar boven, in de richting van [slachtoffer 1]. De verdachte begint met het slaan op de romp van [slachtoffer 1]. Na één à twee klappen op de romp van [slachtoffer 1] valt hij op de grond. De verdachte springt vervolgens met beide benen in de lucht en belandt, zoals het lijkt, op [slachtoffer 1]. Op de beelden is te zien dat de verdachte enkele seconden zijn evenwicht verliest, wat kan wijzen op het gene dat hij is beland op het slachtoffer, wat geen stabiele ondergrond is. Vervolgens trekt verdachte zijn knie hoog in de lucht en maakt een trappende beweging in de richting van het lichaam van het slachtoffer.
Dit wordt twee keer herhaald waarna een andere man het gevecht onderbreekt met een duw. Een andere man met een rood kledingstuk, te weten [slachtoffer 2], begint verdachte te duwen. De verdachte pakt met een greep [slachtoffer 2] vast en gooit hem met een soort heupworp over zijn eigen lichaam heen, waarna [slachtoffer 2] circa anderhalf à twee meter lager belandt door de traptreden die daar aanwezig zijn. De verdachte komt achter [slachtoffer 2] aan gelopen en begint schoppende en slaande bewegingen richting [slachtoffer 2] te maken.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat door verdachte geweld is gepleegd tegen aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Verdachte heeft erkend dat hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geschopt en getrapt, ook terwijl zij op de grond lagen. Dat verdachte zich slechts zou hebben verdedigd tegen agressie van beide aangevers, zoals door hem bij de politie is verklaard [1] , blijkt niet uit de bewijsmiddelen. Uit het proces-verbaal van bevindingen omtrent de camerabeelden volgt dat, terwijl verdachte onderaan de trap staat en met de aangevers in gesprek is, hij op een bepaald moment uit eigen beweging de trap oploopt in de richting van [slachtoffer 1], hem onderuit schopt, op hem springt en hem meerdere malen trapt. Op het moment dat aangever [slachtoffer 2] intervenieert en verdachte wegduwt, richt verdachte zich vervolgens op hem
Over het letsel van [slachtoffer 1] is het volgende bekend. [slachtoffer 1] zelf heeft daarover verklaard dat in het ziekenhuis is geconstateerd dat er zes ribben gebroken waren en dat hij twee mild gekneusde longen had. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat [slachtoffer 1] acht dagen in het ziekenhuis heeft gelegen, waarvan hij twee dagen heeft doorgebracht op de IC en daarna is overgedragen aan de afdeling chirurgie. In de geneeskundige verklaring van dr. A.C. Reidip wordt bevestigd dat bij onderzoek [slachtoffer 1] op 13 augustus 2018 sprake was van meerdere gebroken ribben aan beide kanten van de borstkas en van gekneusde longen. Dr. Reidip heeft de duur van het herstel geschat op 4 tot 8 weken. Verbalisant [verbalisant] heeft op 24 december 2018, dat is ruim vier maanden na het geweldsincident, telefonisch contact gehad met [slachtoffer 1], die hem vertelde dat hij nog pijn had aan zijn longen en daarvoor pijnstilling gebruikte en daarnaast zo nu en dan nog pijn had aan zijn ribben. Naar het oordeel van de rechtbank zijn meerdere gebroken ribben naar normaal spraakgebruik als zwaar aan te merken. Verder neemt de rechtbank ook in aanmerking dat, gelet op de omstandigheid dat [slachtoffer 1] op de intensive care en chirurgie afdeling heeft gelegen, het letsel van [slachtoffer 1] kennelijk dusdanig ernstig is geweest, dat deze opnames noodzakelijk waren en dat [slachtoffer 1] vier maanden na de mishandeling nog steeds aanzienlijke pijnklachten had en daarvoor medicatie slikte. Anders dan de raadsman is de rechtbank dan ook van oordeel dat het letsel dat [slachtoffer 1] heeft opgelopen als gevolg van het tegen hem uitgeoefende geweld als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. De onder 1 primair ten laste gelegde zware mishandeling is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Wat betreft het tegen aangever [slachtoffer 2] uitgeoefende geweld is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft gehad. [slachtoffer 2] is, terwijl hij verdachte wegduwt om de op de grond liggende [slachtoffer 1] te hulp te komen, door verdachte vastgepakt en met een heupworp van een trap gegooid. Hierna heeft verdachte [slachtoffer 2] vervolgens meerdere malen getrapt en geschopt terwijl laatstgenoemde op de grond lag. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] en het proces-verbaal van bevindingen omtrent de camerabeelden, leidt de rechtbank af dat deze trappen krachtig waren.
Naar het oordeel van de rechtbank is het hiervoor omschreven handelen van verdachte, het middels een heupworp gooien van aangever van een trap en hem vervolgens met kracht op de borst trappen terwijl hij op de grond ligt, naar de uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op een bepaald gevolg, namelijk het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2], dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, willens en wetens heeft aanvaard. Verdachte heeft daarmee in ieder geval in voorwaardelijke zin opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2]. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling eveneens wettig en overtuigend is bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij op 11 augustus 2018 te Groningen aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten gebroken ribben, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] met kracht te vloeren waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam en vervolgens op die [slachtoffer 1] te springen en die [slachtoffer 1], terwijl hij op de grond lag, meermalen op de borst en tegen de rug te trappen en te schoppen;
2. hij op 11 augustus 2018 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en met kracht heeft weggegooid waardoor die [slachtoffer 2] van een trap is gevallen en vervolgens heeft getrapt en geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

1. Primair: zware mishandeling;

2. Primair: poging tot zware mishandeling.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot gevangenisstraf van 15 maanden, geheel onvoorwaardelijk. Verdachte wil niet meewerken aan bijzondere voorwaarden en een onderzoek naar zijn psyche. De reclassering ziet daarom geen mogelijkheden voor toezicht en behandeling binnen een voorwaardelijk kader.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een voorwaardelijke straf. Bij verdachte is in het verleden schizofrenie vastgesteld, althans zijn trekken daarvan vastgesteld. Daarvoor krijgt verdachte al geruime tijd medicatie. Zonder medicatie wordt verdachte chaotischer en zijn lastige situaties voor hem moeilijker te hanteren. De dag van het voorval had verdachte zijn medicatie te laat gekregen omdat zijn huisarts op vakantie was. Toen verdachte die desbetreffende dag door drie man werd benaderd op de Grote Markt, voelde hij zich bedreigd en angstig en reageerde verdachte zoals hij heeft gedaan. Verdachte verschuilt zich niet achter zelfverdediging en neemt zijn verantwoordelijkheid. Er kan daarom met een voorwaardelijke straf worden volstaan, die gericht is op het innemen van medicatie door verdachte. Voorts heeft de raadsman erop gewezen dat, in tegenstelling tot de strafeis van de officier van justitie, de LOVS-oriëntatiepunten een lagere straf noemen. Mede gelet op het feit dat verdachte onlangs vader is geworden, zou het mooi zijn als verdachte na een aantal maanden vrijheidsbeneming aan zijn toekomst kan werken.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling en een poging daartoe. Verdachte heeft boven op het VVV-kantoor op de Grote Markt te Groningen in een hoek staan urineren. Toen hij daarop door aangevers werd aangesproken, heeft verdachte [slachtoffer 1] gevloerd, is hij op hem gesprongen en heeft hij hem meerdere malen tegen het lichaam geschopt terwijl deze op de grond lag. Toen [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] probeerde te beschermen door verdachte weg te duwen, werd [slachtoffer 2] door verdachte met een heupworp van de trap naar beneden gegooid en begon verdachte op [slachtoffer 2] in te trappen. Door het handelen van verdachte is een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van de slachtoffers. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij ernstig geweld heeft gebruikt tegen omstanders die hem aanspraken op zijn eigen onbehoorlijke gedrag. Verdachte neemt bovendien niet of nauwelijks verantwoordelijkheid voor hetgeen hij heeft aangericht.
Uit het trajectconsult d.d. 18 oktober 2018 van psychiater A.M.H. van der Sligte blijkt dat verdachte bekend is met schizofrenie, waarvoor hij met medicijnen wordt behandeld. Hij krijgt een antipsychoticum, wat hem goed bevalt. Verdachte heeft aangegeven soms nog wel last te hebben van randpsychotische verschijnselen en dat hij agressief kan reageren. Het is echter niet waarschijnlijk, aldus het trajectconsult, dat verdachte het ten laste gelegde vanuit een psychose beging. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het voorgaande, er geen aanleiding is om aan te nemen dat verdachte niet toerekeningsvatbaar zou zijn. Het tijdig innemen van medicatie behoort tot verdachtes eigen verantwoordelijkheid. Op geen enkele manier is aannemelijk geworden dat verdachte buiten zijn schuld om die dag zijn medicijnen niet had gebruikt.
De reclassering heeft in haar advies van 15 november 2018 opgenomen dat reclasseringsbegeleiding en ambulante begeleiding resoluut wordt afgewezen door verdachte. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Met het oog op voorkoming van recidive acht de reclassering het stellen van bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf aangewezen. Vanwege de afwijzende houding van verdachte ziet de reclassering echter geen mogelijkheden om door interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor mishandeling. Hieruit is de rechtbank echter ook gebleken dat verdachte, ondanks de diagnose schizofrenie, jarenlang zonder justitiële contacten heeft kunnen functioneren.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte, gelet op de ernst van de feiten, een gevangenisstraf rechtvaardigen. De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat dit deels een gevangenisstraf in voorwaardelijke zin moet zijn, om verdachte ervan te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen en hem -mede met het oog daarop- te stimuleren zijn medicatie in te nemen. Voor het opleggen van bijzondere voorwaarden ziet de rechtbank geen mogelijkheden, nu verdachte duidelijk te kennen heeft gegeven niet te willen meewerken aan enige vorm van begeleiding.
De rechtbank ziet aanleiding een wat lagere (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf aan verdachte op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Mede gelet op de LOVS oriëntatiepunten voor straftoemeting die zien op zware mishandeling, is de rechtbank van oordeel dat een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te noemen duur voldoende recht doet aan de ernst van de feiten.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. M. Haisma en mr. R. Baluah, rechters, bijgestaan door mr. A.M.J. Flach, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 januari 2019.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor d.d. 12 augustus 2018, opgenomen op pagina 54 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018217318 d.d. 17 augustus 2018, inhoudende als verklaring van verdachte.