ECLI:NL:RBNNE:2019:2241

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
21 mei 2019
Zaaknummer
18/830302-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 18-jarige verdachte voor diefstal met geweld tegen een kwetsbaar slachtoffer

Op 21 mei 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een 18-jarige verdachte veroordeeld voor diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 27 oktober 2018, waarbij de verdachte een 83-jarige vrouw, die met een rollator liep, heeft beroofd van haar portemonnee. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de vrouw had achtervolgd en haar had geduwd, waardoor zij ten val kwam. De verdachte had de intentie om de portemonnee te stelen, wat werd gekwalificeerd als diefstal vergezeld van geweld. De rechtbank achtte de diefstal wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verdediging die stelde dat er geen geweld was gebruikt. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte een kwetsbaar slachtoffer had gekozen en dat hij geen respect had getoond voor de eigendommen van anderen. De officier van justitie had een jeugddetentie van 100 dagen geëist, waarvan 87 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank volgde dit advies en legde ook een taakstraf op van 150 uren op, met vervangende jeugddetentie indien deze niet naar behoren werd verricht. De rechtbank benadrukte het belang van het voorkomen van recidive en het bieden van begeleiding aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830302-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 mei 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats],
wonende aan de [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 mei 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster. Namens Reclassering Nederland is verschenen E. van Dalen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 oktober 2018 te Groningen op de openbare weg aan/nabij [straatnaam] een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], (uit mandje rollator) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door plotseling en/of onverhoeds die [slachtoffer] vast te pakken en/of (bij
haar rollator) (weg) te duwen/trekken (waardoor die [slachtoffer] ten val is
gekomen) en/of (daarbij te zeggen "portemonnee, portemonnee" en/of "geef je geld", althans
woorden van gelijke aard of strekking en/of (aldus) een voor die [slachtoffer] dreigende situatie te scheppen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat weliswaar de diefstal kan worden bewezen, maar dat niet kan worden bewezen dat hierbij geweld is gebruikt. De raadsman verzoekt verdachte ten aanzien van dat onderdeel van het ten laste gelegde vrij te spreken en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte stond achter aangeefster en was gericht op het pakken van de portemonnee uit het mandje van de rollator. In de beweging die verdachte maakte bij het pakken van de portemonnee heeft hij haar aangeraakt. Deze lichte aanraking ging per ongeluk en verdachte heeft niet het oogmerk gehad om zich door zijn handelen het bezit te verzekeren van het gestolene of om een vlucht mogelijk te maken. Er is geen geweld ingezet om het doel te kunnen bereiken. De aangeefster kan zich ook niet herinneren dat ze is geduwd. Mogelijk is ze gevallen doordat ze is geschrokken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 07 mei 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik zag de mevrouw toen ze de supermarkt binnen ging. Ik heb haar in de gaten gehouden. Buiten heb ik haar achtervolgd. Het was een oude vrouw en ik wist dat het makkelijker zou zijn haar te beroven dan een jonger iemand. De portemonnee lag voor in het mandje van haar rollator. Ik stond achter haar toen ik haar portemonnee uit het mandje wilde pakken. Ik heb gezegd dat ze mij de portemonnee moest geven. Tijdens de beweging waarbij ik de portemonnee wilde pakken, heb ik haar aangeraakt. Ik ging er langs met mijn arm omdat ik de portemonnee wilde pakken, waardoor ze viel.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 oktober 2018, opgenomen op pagina 10 e.v., alsmede het proces-verbaal verhoor aangeefster d.d. 28 oktober 2018 opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018284299 d.d. 17 december 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
Ik doe aangifte van beroving. Op 27 oktober 2018 omstreeks 18.55 uur kwam ik lopend
met mijn rollator terug van de [supermarkt] aan de [straatnaam] in
Groningen. Ik had daar boodschappen gedaan en liep terug naar mijn huis aan de
[straatnaam] in Groningen. Op genoemde tijd kwam ik aan bij mijn voordeur. Ik wilde
mijn sleutels pakken toen ik ineens een jongeman zag.
Ik zag dat deze persoon een capuchon over zijn hoofd had en hij helemaal
in het donker gekleed was. Ik vond dit niet prettig en ik begon gelijk te gillen en
" help" te roepen. De jongeman duwde mij in de bosjes van mijn tuin, mijn rollator viel op mij. Ineens lag ik op de grond. Ik bleef schreeuwen en gillen. Ik hoorde de persoon zeggen, "portemonnee, portemonnee". Vervolgens zie ik dat hij mijn portemonnee uit het mandje van de rollator pakte en wegrende in de richting van de [straatnaam].
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft aangeefster in de gaten gehouden en is haar achterna gelopen, wetende dat aangeefster op leeftijd, slecht ter been en daardoor een kwetsbaar slachtoffer was. Verdachte heeft gezien dat de portemonnee van aangeefster in het mandje van haar rollator lag. Bij haar woning stond verdachte achter aangeefster en heeft verdachte geroepen dat hij haar portemonnee wilde. Daarbij heeft hij zich langs haar heen bewogen, in de richting van het mandje gereikt en haar zodanig aangeraakt dat aangeefster vervolgens ten val kwam. Deze handeling van verdachte was op dat moment nodig om zijn doel te bereiken, te weten het pakken van de portemonnee. Verdachte was er enkel op gericht om haar portemonnee te grijpen en heeft haar daarbij geraakt met zijn arm, nu zij kennelijk in de weg stond. Deze handeling wordt door de rechtbank gekwalificeerd als het onverhoeds duwen van aangeefster. Door aldus te handelen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij door het toegepaste geweld ten val kwam. De rechtbank acht het ten laste gelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen, als hierna omschreven.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 27 oktober 2018 te Groningen op de openbare weg aan de [straatnaam] een portemonnee met inhoud, dat toebehoorde aan [slachtoffer], uit het mandje van de rollator heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door onverhoeds die [slachtoffer] te duwen, waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen en daarbij te zeggen "portemonnee, portemonnee" en aldus een voor die [slachtoffer] dreigende situatie te scheppen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie acht het jeugdstrafrecht van toepassing. Zij heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het feit wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 100 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met daarbij de oplegging van bijzondere voorwaarden, te weten: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling bij de AFPN of soortgelijke instelling, beschermd wonen bij Exodus of een soortgelijke instelling, dagbesteding dan wel het volgen van een opleiding, en financieel beheer. Daarnaast vordert zij een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende jeugddetentie.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Een taakstraf met daarbij een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van maximaal twee maanden acht de raadsman passend, uitgaande van een bewezenverklaring van diefstal zonder geweld. De raadsman kan zich vinden in de door de officier van justitie voorgestelde bijzondere voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van Reclassering Nederland [1] alsmede de toelichting ter terechtzitting door de deskundige E. van Dalen, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld. Hij heeft een 83-jarige vrouw die liep met een rollator vanuit de supermarkt achtervolgd naar haar woning, waar hij haar met enkel oog voor de portemonnee die in het mandje van haar rollator lag aan de kant heeft geduwd. Zij kwam daarbij ten val. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij bewust heeft gekozen voor een kwetsbaar slachtoffer die zich moeilijk kan verweren en aldus een makkelijk doelwit is. Daarbij heeft verdachte geen enkel respect getoond voor de eigendommen van een ander en heeft hij geen rekening gehouden met de gevoelens van onveiligheid die hij door het plegen van een dergelijk feit -bij dit slachtoffer in het bijzonder- maar ook in de samenleving, teweeg kan brengen.
De reclassering had in eerste instantie in haar adviesrapport aangegeven dat verdachte weliswaar onvolwassen is en jeugdig overkomt, maar dat zij na analyse van zijn gedragingen toch concluderen dat het volwassenenstrafrecht van toepassing moet worden verklaard. Ter terechtzitting heeft de deskundige dit advies aangepast. Zij gaf aan dat sprake is van kinderlijk gedrag en dat het ontwikkelingsniveau van verdachte dusdanig is dat er wel indicaties zijn voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Verdachte heeft geen specifieke jeugdinterventies nodig en het contact met de volwassenenreclassering gaat goed, maar het opleggen van een vervangende jeugddetentie verdient voor deze verdachte de voorkeur boven het opleggen van een vervangende gevangenisstraf. De reclassering adviseert derhalve het toepassen van het jeugdstrafrecht. Uit het trajectconsult van de psychiater I.E. Troost d.d. 13 december 2018 komt naar voren dat verdachte sociaal emotioneel een jonge indruk maakt en plaatsing in een justitiële jeugdinrichting wordt onderschreven.
De rechtbank neemt gelet op voormelde de adviezen over en zal het jeugdstrafrecht toepassen.
Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de LOVS-oriëntatiepunten voor jeugdigen. Strafverzwarend daarbij acht de rechtbank dat sprake is van een bewust uitgekozen kwetsbaar slachtoffer en dat verdachte haar voor haar woning heeft overvallen. De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld en verder houdt zij rekening met het beeld dat de reclassering over verdachte heeft geschetst.
De aard van het door verdachte gepleegde feit rechtvaardigt in beginsel een detentie van forse duur. Gelet op het advies van de reclassering acht de rechtbank het raadzaam dat, mede gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte, thans met name ingezet wordt op het voorkomen van recidive door passende voorwaarden te stellen. De rechtbank acht de oplegging van een deels voorwaardelijke jeugddetentie, met bijzondere voorwaarden en aftrek van het voorarrest, conform de eis van de officier van justitie, dan ook passend en geboden. Nu de rechtbank ook vindt dat verdachte doordrongen moet worden van de ernst van het door hem gepleegde feit acht zij daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf op zijn plaats van na te melden duur.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 100 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie (
een gedeelte, groot 87 dagen), niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. veroordeelde meldt zich binnen vijf werkdagen bij Reclassering Nederland op het adres Leonard Springerlaan 21 te Groningen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het toezicht uit te voeren.
2. veroordeelde laat zich behandelen en begeleiden door AFPN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverleners geven voor de behandeling.
3. veroordeelde verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Stichting Exodus, of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering, en houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverleners aldaar geven.
4. veroordeelde vervolgt zijn BBL-opleiding of een soortgelijk type scholing, ter beoordeling van de reclassering. Mocht een alternatief scholingstraject worden gevonden voor de huidige BBL-opleiding, dan neemt hij daar aan deel. Wanneer dit niet meer mogelijk blijkt, neemt veroordeelde deel aan dagbesteding aangeboden door Overstag uitvoering, ook als het gaat om onbetaald werk.
5. veroordeelde laat zijn bankpas en financiën beheren door zijn vader, de heer [naam vader].
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

een taakstraf voor de duur van 150 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. J. Edgar en mr. P.H.M. Tapper-Wessels, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 mei 2019.
mr. Edgar is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Rapportage ten behoeve van de raadkamer d.d. 18 december 2018