Op 22 januari 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Assen, een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. E.W. van Weringh, rechter in een civiele procedure tussen de verzoeker en de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM). De verzoeker stelde dat mr. Van Weringh partijdig was en dat hij niet de gelegenheid had gekregen om belangrijke juridische punten, met name met betrekking tot artikel 6:177a BW, naar voren te brengen tijdens de zitting. De rechtbank heeft het verloop van de procedure en de gronden van het wrakingsverzoek uitvoerig besproken.
De rechtbank overwoog dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet voldoende concrete omstandigheden had aangevoerd die zouden wijzen op partijdigheid van mr. Van Weringh. De rechtbank benadrukte dat de rechter in zijn functie wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden nodig zijn om dit vermoeden te weerleggen.
De rechtbank oordeelde dat de regiebeslissing van mr. Van Weringh, die inhield dat de behandeling van de zaak werd aangehouden in afwachting van een arrest van de Hoge Raad, niet tot wraking kon leiden. De verzoeker had de mogelijkheid om zijn standpunt naar voren te brengen, maar had zich niet aan de instructies gehouden. De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek ongegrond was en wees het af, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat.