ECLI:NL:RBNNE:2019:2088

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
15 mei 2019
Zaaknummer
18/820032-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en poging tot diefstal met geweld in meerdere gevallen

Op 14 mei 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1982, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en pogingen tot diefstal. De verdachte, die gedetineerd is in P.I. Flevoland, werd bijgestaan door advocaat mr. S.J. Jansen, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. T. Klooster. De tenlastelegging omvatte diefstallen uit vakantiewoningen en een kiosk, waarbij de verdachte zich toegang verschafte door middel van braak, verbreking en inklimming. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van enkele onderdelen van de tenlastelegging, waaronder het gebruik van geweld bij een winkeldiefstal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden gericht op behandeling van zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de schade voor de benadeelden en de noodzaak van behandeling om recidive te voorkomen. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/820032-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 mei 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats],
Z.V.W.O.V.H.T.L.
thans gedetineerd te P.I. Flevoland, HvB Lelystad.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 april 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.J. Jansen, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 januari 2019 te Nieuw-Amsterdam, gemeente Emmen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkel gevestigd aan de [straatnaam] ( [benadeelde partij 1] ) heeft weggenomen shag en/of sigaretten, althans rookwaar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , althans een medewerker van [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond uit duwen en/of slaan, althans slaande bewegingen maken in de richting van, die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op of omstreeks 6 november 2018, in de gemeente Stadskanaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een woning gelegen aan [straatnaam] , een of meer goederen, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, een raam van een achterdeur van genoemde woning heeft verbroken of ingegooid en/of een alarmsysteem van de muur van genoemde woning heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in of omstreeks de periode van 16 juli 2018 tot en met 23 juli 2018, in de gemeente Stadskanaal, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de hierna genoemde vakantiewoningen en/of caravans, allen gelegen op vakantiepark [benadeelde partij 2] , (telkens) heeft weggenomen enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de hierna genoemde eigenaren/benadeelden, althans aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, te weten
- op of omstreeks 16 juli 2018, in/uit een vakantiewoning (nr 635), twee mobiele telefoons en/of 60 euro, althans een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , en/of
- op of omstreeks 19 juli 2018, in/uit een vakantiewoning, een mobiele telefoon (Samsung S7) en/of 750 euro, althans een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, en/of
- op of omstreeks 23 juli 2018, in/uit een vakantiewoning (nr 622), mobiele telefoons, een laptop (Macbook), bankpassen, een geldbedrag, een tas, identiteitspapieren, sleutels en/of een tablet (merk Acer), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte;
4.
hij in of omstreeks de periode van 31 juli 2018 tot en met 1 augustus 2018 te Nieuw-Buinen, gemeente Borger-Odoorn, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kiosk, behorende bij [benadeelde partij 3] , heeft weggenomen een laptop (merk HP) en/of voedsel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen laptop en/of voedsel onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten met uitzondering van de geweldscomponent zoals verwoord in het onder 1 ten laste gelegde wat met zich meebrengt dat onder 1 een eenvoudige winkeldiefstal bewezen kan worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman bepleit dat enkel de diefstal bewezen kan worden, niet het gebruik van geweld daarbij. Ten aanzien van het 2e gedachtestreepje van feit 3 heeft de raadsman bepleit dat niet bewezen kan worden dat verdachte naast de telefoon ook 750 euro heeft gestolen van aangever [slachtoffer 4] . Voor het overige heeft de raadsman geen bewijsverweren gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Ten aanzien van feit 1
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 april 2019;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 23 januari 2019, opgenomen op pagina 179 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019027657 d.d. 8 februari 2019, inhoudend de verklaring van [medewerker 1] , namens [benadeelde partij 1] .
Ten aanzien van feit 2
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 april 2019;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 november 2018, opgenomen op pagina 134 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] .
Ten aanzien van feit 3
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 april 2019;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 juli 2018 , opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 juli 2018, opgenomen op pagina 49 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] ;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 juli 2018, opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5] .
Ten aanzien van feit 4
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 april 2019;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 juli 2018, opgenomen op pagina 147 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medewerker 2] namens [benadeelde partij 3] .
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde is de rechtbank met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte voor, tijdens of na de diefstal geweld heeft gebruikt. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit gedeelte van de tenlastelegging.
Voorts is de rechtbank ten aanzien van het onder 3 onder het 2e gedachtestreepje ten laste gelegde met de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte naast een mobiele telefoon, tevens 750 euro heeft gestolen van aangever [slachtoffer 4] . De rechtbank zal verdachte ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 23 januari 2019 te Nieuw-Amsterdam, gemeente Emmen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een winkel gevestigd aan de [straatnaam] ( [benadeelde partij 1] ) heeft weggenomen shag en sigaretten, toebehorende aan winkelbedrijf [benadeelde partij 1]
2.
hij op 6 november 2018, in de gemeente Stadskanaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een woning gelegen aan [straatnaam] , goederen die toebehoorden aan [slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak en verbreking, een raam van een achterdeur van genoemde woning heeft ingegooid en een alarmsysteem van de muur van genoemde woning heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in de periode van 16 juli 2018 tot en met 23 juli 2018, in de gemeente Stadskanaal, meermalen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de hierna genoemde vakantiewoningen, alle gelegen op vakantiepark [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de hierna genoemde eigenaren/benadeelden, waarbij verdachte zich telkens de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, te weten
- op 16 juli 2018, uit een vakantiewoning (nr 635), twee mobiele telefoons en 60 euro, toebehorende aan [slachtoffer 3] , en
- op 19 juli 2018, uit een vakantiewoning, een mobiele telefoon (Samsung S7) toebehorende aan [slachtoffer 4] , en
- op 23 juli 2018, uit een vakantiewoning (nr 622), mobiele telefoons, een laptop (Macbook), bankpassen, een geldbedrag, een tas, identiteitspapieren, sleutels en een tablet (merk Acer), toebehorende aan [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] ;
4.
hij in de periode van 31 juli 2018 tot en met 1 augustus 2018 te Nieuw-Buinen, gemeente Borger-Odoorn, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kiosk, behorende bij [benadeelde partij 3] , heeft weggenomen een laptop (merk HP) en voedsel, toebehorende aan [benadeelde partij 3] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal.
2. Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft verschaft door middel van braak en verbreking.
3. Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak/verbreking/inklimming, meermalen gepleegd.
4. Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd en omschreven in het reclasseringsrapport d.d. 5 april 2019. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie ook rekening gehouden met de 14 ad informandum gevoegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De 14 ad informandum gevoegde feiten kunnen worden meegenomen bij de strafbepaling nu verdachte deze feiten heeft erkend.
De raadsman heeft ervoor gepleit om van de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf 125 dagen onvoorwaardelijk op te leggen en de rest voorwaardelijk zodat verdachte op 28 mei 2019 om 11:00 uur opgenomen kan worden in het IMC te Beilen. De raadsman heeft daarbij aangevoerd dat het zowel voor verdachte zelf als voor de maatschappij het beste is als verdachte zo snel mogelijk wordt opgenomen in een kliniek.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering d.d. 5 april 2019, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het grote aantal door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en welke hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer groot aantal diefstallen en pogingen tot diefstal, de meeste door middel van braak, verbreking of inklimming. Ten gevolge van dat handelen van verdachte zijn bovendien vele goederen vernield, zoals ramen en deuren. Dit zijn kwalijke en voor de benadeelden zeer vervelende feiten die materiële schade voor de benadeelden veroorzaken. Bijna alle (pogingen tot) inbraken zien bovendien op vakantiewoningen en één van de feiten betreft een poging tot woninginbraak. Dergelijke feiten tasten de persoonlijke levenssfeer en het veiligheidsgevoel van de bewoners van die woningen aan, nu een woning – ook een vakantiewoning – bij uitstek een plaats is waar men zich veilig hoort te kunnen voelen. Bovendien brengen dit soort feiten in het algemeen gevoelens van onbehagen en onveiligheid in de samenleving teweeg.
Verdachte heeft door zijn handelen aangetoond geen enkel respect te hebben voor andermans eigendom. Hij heeft alleen maar gedacht aan zijn eigen financiële gewin om zijn drugsverslaving te kunnen bekostigen en heeft zich kennelijk niet bekommerd om de gevolgen van dergelijke delicten voor de slachtoffers. Daarbij is hij, gelet op het aantal bewezenverklaarde feiten en de manier waarop hij deze feiten heeft gepleegd, uiterst brutaal te werk gegaan.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte volledig openheid van zaken heeft gegeven over door hem gepleegde strafbare feiten, waardoor ook zaken konden worden opgelost waarvan hij eerder nog niet werd verdacht.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met rapport van de reclassering (Tactus verslavingszorg) d.d. 5 april 2019. Geadviseerd wordt om verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen onder de in het rapport geadviseerde voorwaarden. In het rapport wordt beschreven dat er sprake is van verslavingsproblematiek en dat er op dit moment geen beschermende factoren aanwezig zijn. Verdachte stelt al ruim drie jaar op straat te leven en bij medegebruikers te verblijven. Hij heeft geen contact met zijn familie, beschikt niet over een inkomen noch over een dagbesteding. De reclassering benoemt het risico op recidive als hoog en acht het van belang, om dat risico te verminderen, dat verdachte behandeld wordt voor zijn verslavingsproblematiek. Uit verdiepingsdiagnostiek is het advies naar voren gekomen om verdachte aan te melden voor een verslavingskliniek en de behandeling aan te passen op zijn intellectuele beperkingen. Binnen de behandeling dient er aandacht te zijn voor het aanleren van adequate coping en abstinent worden en blijven van drugs en medicatie. Verder dient er in de behandeling aandacht te zijn voor een passend natraject. Verdachte heeft nooit zelfstandig adequaat gefunctioneerd, dus een begeleide of beschermde woonvorm lijkt passend. Tot slot wordt benoemd dat verdachte op 28 mei 2019 om 11:00 uur kan worden opgenomen in het Intramuraal Motivatie Centrum (IMC) te Beilen.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij graag behandeld wil worden voor zijn problematiek en dat hij zeer gemotiveerd is om daarmee aan de slag te gaan.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de aard en de hoeveelheid van de door verdachte gepleegde feiten de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voorts acht de rechtbank het van belang dat verdachte behandeld wordt voor zijn verslavingsproblematiek, zodat het recidivegevaar kan worden teruggedrongen en voorkomen kan worden dat verdachte in de toekomst opnieuw in de fout gaat. Verdachte zegt de feiten immers gepleegd te hebben om zijn drugsverslaving te kunnen bekostigen. De rechtbank zal daarom een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Ten aanzien van de duur van het onvoorwaardelijke deel is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat niet volstaan kan worden met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die duurt tot aan de voorgestelde opname op 28 mei 2019. Een onvoorwaardelijk deel van zo korte duur doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst en de grote hoeveelheid van de door verdachte gepleegde feiten.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk, zoals voorgesteld door de officier van justitie, passend en geboden.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem/haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit of het ad informandum gevoegde feit, alsmede de gronden waarop deze berust, als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
Met betrekking tot de ten laste gelegde feiten
Feit 2
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 24,64 ter vergoeding van materiële schade en tot een bedrag van € 325,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Feit 3
[slachtoffer 5] , tot een bedrag van € 2.250,69 ter vergoeding van materiële schade en tot een bedrag van € 100,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Met betrekking tot de ad informandum gevoegde feiten
Ad info feit 1
[slachtoffer 7] , tot een bedrag van € 30,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ad info feit 7
[slachtoffer 8] , tot een bedrag van € 2.100,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Ad info feit 9
[slachtoffer 9] , tot een bedrag van € 100,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 7] geheel kunnen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] heeft zij zich op het standpunt gesteld dat zij niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in verband met het ontbreken van een onderbouwing van de gevorderde bedragen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman onderschrijft de door de officier van justitie ingenomen standpunten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de benadeelden partijen
[slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 7], de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit dan wel dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het door verdachte erkende en door de rechtbank bij de strafoplegging meegewogen ad informandum gevoegde feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht deze vorderingen, die niet door verdachte en zijn raadsman zijn weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de benadeelden partijen
[slachtoffer 8] en [slachtoffer 9]niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen nu die vorderingen op geen enkele wijze zijn onderbouwd. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu vast staat dat verdachte tot de hiervoor genoemde toe te wijzen bedragen aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen verklaarde feiten en de ad informandum gevoegde feiten is toegebracht, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen, van wie de vorderingen worden toegewezen, tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 8 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich binnen drie dagen na ingang van de proeftijd meldt bij VNN Reclassering op het adres Overcingellaan 19 te Assen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
2. dat veroordeelde zich laat opnemen bij het IMC te Beilen, of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
De opname start aansluitend aan de detentie. De opname duurt maximaal een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. dat veroordeelde zich laat behandelen door VNN, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische opname. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij aanleiding die zich kan voordoen, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
4. dat veroordeelde verblijft bij VNN Beschermd Wonen Emmen, of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
5. dat veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen

Feit 2
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 349,64(zegge: driehonderdnegenenveertig euro en vierenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 november 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 349,64 (zegge: driehonderdnegenenveertig euro en vierenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 november 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 24,64 aan materiële schade en € 325,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Feit 3
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 5]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 2.350,69(zegge: drieëntwintighonderdvijftigeuro en negenenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] te betalen een bedrag van € 2.350,69 (zegge: drieëntwintighonderdvijftigeuro en negenenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 2.250,69 aan materiële schade en € 100,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ad info feit 1
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 7]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 30,-(zegge: dertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7] te betalen een bedrag van € 30,- (zegge: dertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ad info feit 7
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 8]in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en de verdachte de eigen kosten dragen.
Ad info feit 9
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 9]in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en de verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter, mr. B.I. Klaassens en mr. M.A.A. van Capelle, rechters, bijgestaan door mr. L. Lamers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 mei 2019.
Mr. E. Läkamp is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.