ECLI:NL:RBNNE:2019:2042

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
14 mei 2019
Zaaknummer
18/180252-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met shovel leidt tot taakstraf en ontzegging rijbevoegdheid

Op 14 mei 2019 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de zaak tegen een man uit Kollumerpomp, die verantwoordelijk werd gehouden voor een verkeersongeval op 23 oktober 2017. De verdachte, die met een shovel reed, veroorzaakte een aanrijding met een personenauto, waarbij de bijrijder zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een geperforeerd rechteroog. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, onder andere door niet-handsfree te telefoneren en niet te beschikken over werkende spiegels en richtingaanwijzers. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf van 120 uur op, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet eerder onherroepelijk was veroordeeld en dat de omstandigheden van het geval aanleiding gaven om af te wijken van de gebruikelijke straffen. De uitspraak is gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 30 april 2019, waarbij de verdachte en zijn advocaat aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/180252-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 mei 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 april 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Sipma, advocaat te Drachten.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 oktober 2017, te Kollumerpomp, althans in de gemeente Kollumerland Ca, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een shovel, althans een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Kwelderweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, - terwijl het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet was voorzien van werkende richtingaanwijzer en/of (bruikbare spiegels en/of terwijl hij, verdachte, tijdens het besturen zijn telefoon gebruikte - is afgeslagen naar een links van de weg gelegen inrit, terwijl het door verdachte bestuurde motorrijtuig (op dat moment) werd ingehaald door een personenauto, bestuurd door [slachtoffer 1], ten gevolge waarvan een aanrijding is ontstaan tussen genoemde personenauto en de/het door verdachte bestuurde shovel/motorrijtuig, waardoor aan [slachtoffer 2], inzittende van genoemde personenauto, zwaar lichamelijk letsel, te weten oogletsel en/of een gebroken rib, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 oktober 2017, te Kollumerpomp, althans in de gemeente Kollumerland Ca, als bestuurder van een voertuig (shovel), daarmee rijdende op de Kwelderweg, - terwijl het door verdachte bestuurde voertuig niet was voorzien van (werkende) richtingaanwijzers en/of (bruikbare) spiegels en/of terwijl verdachte tijdens het besturen gebruik maakte van zijn telefoon, met het door hem, verdachte bestuurde voertuig is afgeslagen naar een linksgelegen inrit, terwijl verdachte's voertuig (op dat moment) werd ingehaald door een personenauto, bestuurd door [slachtoffer 1], ten gevolge waarvan een aanrijding/botsing is ontstaan tussen de personenauto en/of shovel, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde, met dien verstande dat sprake is van een aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid en onoplettendheid en dat enkel het oogletsel van slachtoffer [slachtoffer 2] kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de gedragingen die verdachte worden verweten bewezen kunnen worden. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de vraag of dit tot een bewezenverklaring van artikel 5 of van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) dient te leiden. In het geval van een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde dient te worden uitgegaan van een aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid en onoplettendheid. Het oogletsel van slachtoffer [slachtoffer 2] kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank constateert dat uit de bewijsmiddelen - waaronder de bekennende verklaring van verdachte - de volgende gang van zaken volgt.
Op 23 oktober 2017 reed verdachte in een shovel op de Kwelderweg te Kollumerpomp. Op deze weg geldt een maximumsnelheid van 80 km/u. De richtingaanwijzers van de shovel werkten niet en de shovel was niet voorzien van buitenspiegels. De binnenspiegel van de shovel was bovendien niet goed afgesteld en daardoor niet bruikbaar. Tijdens het rijden voerde verdachte - niet handsfree - een telefoongesprek. Verdachte reed stapvoets en wilde met zijn shovel linksaf slaan om een erf op te rijden. Verdachte keek om, maakte oogcontact met de bestuurder van de auto, een Opel Astra, achter hem en stuurde de shovel linksaf. Een andere personenauto, een Toyota Yaris, kwam van achter aangereden en was al begonnen aan een inhaalmanoeuvre om de shovel en de achter de shovel rijdende Opel Astra in te halen. De bestuurder van de Toyota Yaris kon niet meer uitwijken voor de shovel en botste er vol op. De Toyota Yaris liep hierdoor forse schade op en een van de vijf inzittenden, bijrijder [slachtoffer 2], raakte gewond. Zijn verwondingen bestonden onder meer uit een geperforeerd rechteroog, waaraan hij geopereerd moest worden.
De rechtbank overweegt dat teneinde tot een bewezenverklaring van "schuld" in de zin van artikel 6 WVW te komen conform vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient te worden gekeken naar het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het is in zijn algemeenheid niet aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Evenmin kan enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld.
In het onderhavige geval vertoonde de shovel - waarvoor verdachte als bestuurder verantwoordelijk was - technische mankementen in de vorm van het gebrek aan (bruikbare) spiegels en niet functionerende richtingaanwijzers en werd het ontstane ongeval voorafgegaan door verschillende verkeersovertredingen van de zijde van verdachte.
Verdachte was (niet-handsfree) aan het bellen tijdens het rijden, gaf geen richting aan en liet een inhalend voertuig niet voorgaan toen hij wilde afslaan. Daarbij in ogenschouw nemend de omstandigheid dat verdachte stapvoets reed op een weg waar een maximumsnelheid van 80 km/u geldt, waardoor verdachte er rekening mee moest houden dat hij ingehaald zou worden - hetgeen eveneens maakt dat hij extra voorzichtigheid diende te betrachten - is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest en dat verdachte schuld in de zin van art. 6 WVW had aan het verkeersongeval.
Ten aanzien van het letsel van slachtoffer [slachtoffer 2] is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het oogletsel zowel juridisch als in het dagelijks spraakgebruik kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank overweegt in dit verband dat sprake was van een geperforeerd oog waarvoor operatief ingrijpen noodzakelijk was en waarvan ten tijde van het opstellen van de geneeskundige verklaring (anderhalve maand na het ongeval) onduidelijk was of dit volledig zou herstellen.
Dat eveneens sprake was van een gebroken rib - zoals ten laste gelegd - blijkt onvoldoende uit het dossier. Dit zal de rechtbank weglaten uit de bewezenverklaring.

Bewijsmiddelen

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 april 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verkeersongevalanalyse
d.d. 19 december 2017, opgenomen in het ongenummerde dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017281303-1 d.d. 11 januari 2018, inhoudend de verklaring van verbalisanten;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 22 november 2017, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1];
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 23 oktober 2017, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige];
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 22 november 2017, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2];
6. een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring met betrekking tot [slachtoffer 2], opgemaakt door huisarts P.T. Buffinga d.d. 8 december 2018, opgenomen in voornoemd dossier.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 23 oktober 2017 te Kollumerpomp als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een shovel, daarmede rijdende over de weg, Kwelderweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden doordat hij aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, - terwijl het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet was voorzien van werkende richtingaanwijzer en bruikbare spiegels en terwijl hij, verdachte, tijdens het besturen zijn telefoon gebruikte - is afgeslagen naar een links van de weg gelegen inrit, terwijl het door verdachte bestuurde motorrijtuig op dat moment werd ingehaald door een personenauto, bestuurd door [slachtoffer 1], ten gevolge waarvan een aanrijding is ontstaan tussen genoemde personenauto en de door verdachte bestuurde shovel, waardoor aan [slachtoffer 2], inzittende van genoemde personenauto, zwaar lichamelijk letsel, te weten oogletsel, werd toegebracht.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid (hierna: OBM) voor de duur van twaalf maanden met een proeftijd van twee jaren. Een onvoorwaardelijke OBM is niet passend gelet op het tijdsverloop, het feit dat het rijbewijs van verdachte niet meteen is ingenomen en het feit dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie, met dien verstande dat hij van mening is dat de voorwaardelijke OBM aan de forse kant is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 18 maart 2019, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft met zijn shovel een verkeersongeluk veroorzaakt op de openbare weg.
De shovel was niet voorzien van (bruikbare) spiegels en de knipperlichten waren defect. Verdachte was daarnaast niet-handsfree aan het telefoneren en had zich onvoldoende vergewist van het verkeer achter hem toen hij linksaf sloeg, waarop een hem inhalende personenauto met daarin vijf mannen op de shovel botste. Als gevolg van de botsing raakte de personenauto zwaar beschadigd en liep de bijrijder (onder meer) zwaar lichamelijk letsel op in de vorm van een geperforeerd rechteroog.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is
veroordeeld.
Volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) dient een taakstraf van 120 uren en een OBM voor de duur van zes maanden als uitgangspunt te gelden voor overtreding van artikel 6 WVW waarbij sprake is van een aanmerkelijke mate van schuld en zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank ziet in het tijdsverloop in deze zaak aanleiding om - overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie en de raadsman - af te wijken van dit uitgangspunt, in die zin dat een onvoorwaardelijke OBM inmiddels - anderhalf jaar na het ongeval - niet meer passend wordt geacht. De rechtbank zal conform de eis een voorwaardelijke OBM voor de duur van twaalf maanden opleggen. Bij de bepaling van de duur van de voorwaardelijke OBM weegt de rechtbank mee dat verdachte ter terechtzitting weinig blijk van het kwalijke van zijn handelen heeft gegeven, hetgeen maakt dat de rechtbank een forse stok achter de deur gerechtvaardigd acht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen- bromfietsen daaronder begrepen - voor de tijd van 12 maanden.
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 mei 2019.
Mr. Van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.