ECLI:NL:RBNNE:2019:1978

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2019
Publicatiedatum
9 mei 2019
Zaaknummer
18/830051-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting met geweld en bedreiging, herhaalde oplegging van TBS-maatregel

Op 9 mei 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 21 maart 2018 in Groningen, waar de verdachte het slachtoffer, [slachtoffer], met geweld en bedreiging heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die als klusjesman in de woning van het slachtoffer werkte, de vrouw op brute wijze heeft verkracht. De verdachte heeft het slachtoffer bedreigd met een scherp voorwerp en haar vastgebonden, waarna hij seksuele handelingen heeft verricht. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als consistent en geloofwaardig beoordeeld, terwijl de verdediging van de verdachte niet overtuigend was. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan verkrachting en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, met de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, waarbij een bedrag van € 10.000,00 voor immateriële schade is vastgesteld. De rechtbank heeft de verdachte ook verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen gelast, waaronder een tablet waarop foto's van het slachtoffer stonden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830051-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 mei 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd te PI Almelo, Bornsestraat 333, Almelo.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 april 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Lieftink, advocaat te Huizen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 maart 2018 te Groningen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de vagina en/of in en/of tegen de mond/lippen van die [slachtoffer] geduwd/gebracht/gehouden en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(e)n en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(e)n hierin dat verdachte,
-een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen de hals van die [slachtoffer] heeft gezet en/of
-met kracht een arm om de nek van die [slachtoffer] heeft geklemd en/of de keel heeft dichtgedrukt en/of
-de polsen van die [slachtoffer] met tiewraps op de rug van die [slachtoffer] aan elkaar heeft vastgebonden en/of
-een ketting/metalen voorwerp in de mond van die [slachtoffer] heeft gestopt en/of deze aan de achterzijde van haar hoofd met riempjes heeft vastgemaakt, althans een mond gag bij die [slachtoffer] op het gezicht heeft gezet en/of
-die [slachtoffer] op een bed heeft gegooid en/of waarbij ze op haar buik terecht kwam en/of
-de kleding en/of laarzen van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of die [slachtoffer] wederom op een bed heeft gegooid toen ze wilde weglopen en/of
-is klaargekomen in de mond van die [slachtoffer] en/of waarbij die [slachtoffer] de sperma moest doorslikken omdat ze anders zou stikken en/of
-foto’s/filmpje van die [slachtoffer] heeft gemaakt en/of
-tegen die [slachtoffer] heeft gezegd (zakelijk weergegeven) “Als ze iets tegen iemand zou zeggen hij de foto’s op internet zou zetten en/of “Dat ze haar kinderen nooit meer zou zien” en/of “Als ze de politie zou inschakelen hij de kinderen hetzelfde zou aandoen” en/of “Dat het haar woord tegen het zijne is”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen op grond van de verklaringen van aangeefster en getuige [getuige 1], in combinatie met het relaas van de politie over de toestand waarin zij aangeefster tijdens het eerste contact na de melding hebben aangetroffen. Verder heeft verdachte bekend dat hij seks met aangeefster heeft gehad en zijn verklaring dat dit vrijwillig geschiedde is ongeloofwaardig.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft bekend seks met aangeefster te hebben gehad, deels op de wijze als omschreven in de tenlastelegging. Verdachte heeft evenwel ontkend dat daarbij sprake is geweest van dwang. De seks heeft volgens verdachte met wederzijdse toestemming plaatsgevonden waarbij hij gevolg heeft gegeven aan een eerder geuite wens van aangeefster om door hem te worden overmeesterd. Tijdens het uiten van die wens heeft aangeefster hem een zogenoemde 'mond gag' gegeven. Verdachte heeft daaruit afgeleid dat aangeefster ruige seks wenste. Tevens zou aangeefster hierdoor een deel van de rekening aan verdachte, voor de door hem in haar huis verrichtte werkzaamheden, in natura betalen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank staat buiten redelijke twijfel vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van het slachtoffer [slachtoffer]. De rechtbank baseert dit oordeel in de eerste plaats op de volgende – zakelijk weergegeven – bewijsmiddelen, die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 maart 2018, opgenomen op pagina 273 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018068177, d.d. 20 augustus 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
(p. 275) Hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) vroeg hij of ik kon helpen met het putje van de wasbak. Of ik die kon vasthouden. Ik zat gehurkt onder de wastafel. Maar toen had hij iets scherps. Dat zette hij tegen mijn nek. Met zijn arm deed hij een klem. Ik kreeg nauwelijks lucht. Ik probeerde het weg te trekken. Ik kreeg geen lucht. Maar hij duwde harder. Ik kreeg geen lucht meer. Zwart voor mijn ogen. Ik kon niet meer praten. Toen bond hij van die touwtjes om mijn polsen, hij bond ze achter op mijn rug.
Hij deed iets van een ketting in mijn mond. Een schakel iets. Zoals je bijvoorbeeld aan de deur hebt voor beveiliging. Ik kreeg mijn mond niet meer dicht. Toen heeft hij mij vanuit de badkamer op mijn bed gegooid. Mijn laarzen, panty en onderbroek uitgedaan.
En trok hij zijn onderspul uit of los. Ik wou weglopen toen hij de boel uitdeed. Er kwam niks uit mijn mond door de ketting. Hij greep me en gooide mij weer op het bed. En toen….toen….wilde hij bij mij naar binnen daar beneden. En daarna kwam hij klaar in mijn mond. Ik moest het doorslikken. Ik kotste bijna. Ik kon mijn mond niet dicht krijgen door de ketting maar ik moest doorslikken. Oh en hij had mijn mobiel gepakt en gestuurd naar zichzelf dat het fijn was en dat het uit vrije wil was.
(p. 278) Hij greep mij achter bij mijn armen. Ik kom op bed terecht op mijn buik.
A: Ik voel zijn piemel.
V: Is het tegen jouw vagina, of in jouw vagina?
A: Beiden.
(p. 290) V: In hoeverre heb jij zijn piemel in je mond gehad?
A: Ik voelde hem op mijn lippen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen eerste contact d.d. 21 maart 2018, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op woensdag 21 maart 2018, omstreeks 16:45 uur begaven wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], ons naar het adres [straatnaam] te Groningen, alwaar een verkrachting zou hebben plaatsgevonden. Ter plaatse zagen wij een vrouw, die later bleek te zijn aangeefster [slachtoffer], op een stoel zitten. Wij zagen de vrouw op de stoel hevig rillen. Wij zagen haar dijen op en neer bewegen. Wij hoorden haar huilen en zagen tranen over haar wangen rollen. Ook zagen wij dat haar zwarte jurk gescheurd was. Wij zagen dat de vrouw met haar polsen tegen elkaar zat en deze voor haar borst hield alsof zij was vastgebonden. Wij zagen dat zij rode striemen over haar polsen had lopen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 20 augustus 2018, opgenomen op pagina 565 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Ik, verbalisant, heb een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een verkrachting, gepleegd op woensdag 21 maart 2018 te 15:00 uur.
Aangever: [slachtoffer].
(p. 566) Het forensisch medisch onderzoek werd verricht in een onderzoekkamer op de afdeling Gynaecologie in het UMCG bij mevr. [slachtoffer].
Door de GGD-arts werd zichtbaar letsel waargenomen bij het slachtoffer. Het letsel bestond uit rode striemen rond de polsen, foto's 1 tot en met 6 (p. 570 tot en met 572) en twee blauw/bruine verkleuringen op het rechterbovenbeen, foto's 7 tot en met 10 (p. 573 en 574) en twee blauw/bruine verkleuringen op het linker bovenbeen, foto's 11 en 12 (p. 575).
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 24 maart 2018, opgenomen op pagina 307 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als
verklaring van [getuige 1]:
(p. 309) Op 21 maart 2018 omstreeks 16 uur belde ze (de rechtbank begrijpt: aangeefster [slachtoffer]) me helemaal in paniek op. Ze deed open en ik zag dat ze helemaal van de wereld was. Ik mocht de politie niet bellen, hij had haar kinderen bedreigd.
(p. 310) Ze had rode striemen bij haar polsen. Ze had een blauwe plek op haar been. Toen ik bij haar binnenkwam was het eerste wat ze tegen mij zei: '[verdachte] heeft mij verkracht'. Ze zat met haar benen uit elkaar of over elkaar en ik kon zien dat ze een blauwe plek had op de binnenkant/ bovenkant van haar linker bovenbeen. Ik heb nog nooit een vrouw zo gezien. Ze was helemaal overstuur. Erger kan niet.
5. De door verdachte ter zitting van 25 april 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 21 maart 2018 heb ik aangeefster in de badkamer van haar woning in Groningen gevraagd om mij bij het klussen te helpen. Ik heb dit bewust gedaan om de gelegenheid te krijgen haar te overmeesteren. Toen zij op de grond zat heb ik haar middels een armklem om haar nek gepakt. Ik heb haar een 'mond gag' omgedaan. Haar armen heb ik met tiewraps op haar rug vastgebonden. Ik heb haar naar de slaapkamer getild. Ze heeft nog een keer geroepen [verdachte] wat doe je nu? Op bed heb ik heb mijn piemel in haar vagina gestopt en daarna heb ik mijn piemel tegen haar mond gebracht. Ik ben in haar mond klaargekomen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 22 maart 2018, opgenomen op pagina 486 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
(p. 487) Een 'mond gag' is een soort metalen bit dat je in je mond kan plaatsen zodat je mond open blijft staan. Dit metalen gedeelte kan je met, in dit geval leren riempjes, achter op het hoofd vast maken.
In aanvulling op de bovengenoemde bewijsmiddelen overweegt de rechtbank nog het volgende.
Verdachte erkent op ruwe wijze seksuele handelingen te hebben verricht bij aangeefster. Volgens verdachte heeft de seks echter op verzoek van aangeefster en dus met wederzijdse instemming plaatsgevonden, onder andere als gedeeltelijke betaling in natura voor door hem verrichte kluswerkzaamheden. Verdachte heeft verklaard dat het de wens en fantasie van aangeefster was om door hem, 'de klusjesman', op een onverwacht moment overmeesterd te worden, aan welke wens hij wel tegemoet wilde komen.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Zij kent meer gewicht toe aan de verklaring van aangeefster, dat de door verdachte verrichte handelingen tegen haar wil waren. De door aangeefster afgelegde verklaringen, zowel direct na de melding als op latere momenten tijdens het politieonderzoek, zijn consistent en komen overeen met wat zij aan haar zwager [getuige 1] heeft verteld. Haar verklaringen vinden bovendien steun in hetgeen zowel verbalisanten [1] als [getuige 1] [2] hebben verklaard, namelijk dat zij aangeefster kort na het feit volledig overstuur hebben aangetroffen in de woning waar het feit heeft plaatsgevonden. Zij had daarbij rode striemen over haar polsen [3] . Verbalisanten hebben tevens gezien dat aangeefster op dat moment een gescheurde jurk droeg en [getuige 1] heeft gezien dat zij een blauwe plek had op de binnenkant/bovenkant van haar linker bovenbeen [4] . De waarnemingen over haar zeer emotionele toestand kort na de melding ondersteunen de verklaring van aangeefster dat tegen haar wil geweld tegen haar is gebruikt. Daarbij is bovendien van belang dat het [getuige 1] was die de politie heeft gebeld. Aangeefster zelf wilde in eerste instantie de politie er niet bij betrekken uit angst haar dochters hierdoor in gevaar te brengen [5] .
Het door verdachte geschetste scenario, dat sprake was van vrijwillige seks op verzoek van aangeefster als vorm van betaling in natura, acht de rechtbank ook overigens onaannemelijk. Zijn lezing van de gebeurtenissen wordt op geen enkele manier ondersteund door de bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank acht het hoogst onwaarschijnlijk dat aangeefster verdachte, een man die zij nauwelijks kende, zou hebben gevraagd haar op een onbewaakt ogenblik met geweld te overmeesteren en vergaande seksuele handelingen bij haar te verrichten, op dusdanige wijze dat zij daardoor lichamelijke verwondingen zou oplopen Een dergelijk scenario staat haaks op het beeld dat getuigen in het dossier schetsen van aangeefster, te weten dat van een bescheiden en alles behalve uitdagende vrouw, en haar - strikt zakelijke - relatie met verdachte [6] . Dat aangeefster het voorstel mede zou hebben gedaan uit financiële nood, zoals verdachte heeft gesuggereerd, is eveneens onaannemelijk: uit het dossier blijkt dat zij wel degelijk in staat was de rekeningen van verdachte te voldoen [7] .
Het na het feit met de telefoon van aangeefster aan verdachte verstuurde WhatsAppbericht, luidende "het was heerlijk schat", ziet de rechtbank, anders dan de verdediging, niet als ondersteuning voor de juistheid van zijn verklaring, maar juist voor het tegendeel. Uit de stukken is gebleken en door verdachte niet is bestreden dat het bericht op zijn telefoon is ontvangen op een tijdstip waarop hij nog samen met aangeefster in de woning aanwezig was [8] . De rechtbank acht het om die reden onwaarschijnlijk dat aangeefster dit bericht gestuurd heeft en gaat er van uit dat het bericht, zoals aangeefster heeft verklaard, door verdachte zelf is verstuurd om daarmee aan te kunnen tonen dat de seks vrijwillig was en zich op die manier vrij te kunnen pleiten.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte zich aan de ten laste gelegde verkrachting heeft schuldig gemaakt, ook voor wat betreft de door hem ontkende feitelijke gedragingen, in het bijzonder het feit dat hij zijn dwang kracht heeft bijgezet door het plaatsen van een scherp voorwerp tegen haar hals en het dichtknijpen van haar keel. De rechtbank merkt in dit verband voor de volledigheid nog op dat een aangifte voor een bewezenverklaring niet op alle onderdelen ondersteund hoeft te worden.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het maken van foto's en filmpjes van aangeefster, niet omdat de rechtbank dit niet bewezen acht, maar omdat verdachte deze handelingen pas heeft verricht nadat de verkrachting al had plaatsgevonden en dit dus niet is gebeurd om aangeefster te dwingen tot het ondergaan van seksuele handelingen. Dit geldt tevens voor de ten laste gelegde bedreigingen onder het laatste gedachtestreepje. Al deze handelingen lijken veeleer te zijn toegepast om aangeefster nadien het zwijgen op te leggen. De rechtbank zal deze handelingen, die aangeefster vanzelfsprekend veel angst hebben aangejaagd, wel meewegen bij het bepalen van de strafmaat en komt daar hieronder nog nader op terug.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 21 maart 2018 te Groningen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de vagina en tegen de mond/lippen van die [slachtoffer] geduwd/gebracht/gehouden en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte,
-een scherp en/of puntig voorwerp tegen de hals van die [slachtoffer] heeft gezet en
-met kracht een arm om de nek van die [slachtoffer] heeft geklemd en de keel heeft dichtgedrukt en
-de polsen van die [slachtoffer] met tiewraps op de rug van die [slachtoffer] aan elkaar heeft vastgebonden en
-een ketting/metalen voorwerp in de mond van die [slachtoffer] heeft gestopt en deze aan de achterzijde van haar hoofd met riempjes heeft vastgemaakt en
-die [slachtoffer] op een bed heeft gegooid waarbij ze op haar buik terecht kwam en
-de kleding en laarzen van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en die [slachtoffer] wederom op een bed heeft gegooid toen ze wilde weglopen en
-is klaargekomen in de mond van die [slachtoffer] waarbij die [slachtoffer] de sperma moest doorslikken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Verkrachting.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Motivering straf en maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest, en de maatregel terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - voor het geval de rechtbank tot een veroordeling komt - ervoor gepleit een op te leggen gevangenisstraf met het oog op de proportionaliteit te beperken tot 2 jaren. Immers, mocht het feit bewezen worden verklaard dan is de behandelprognose voor verdachte nog somberder dan waarvan voor die tijd door de deskundigen werd uitgegaan. Dit betekent dat verdachte waarschijnlijk langer in een tbs-kliniek zal gaan verblijven en aldus van zijn vrijheid zal zijn beroofd dan de twaalf jaren die maximaal voor een verkrachting kan worden opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de over hem opgemaakte rapportages en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De aard, ernst en gevolgen van het feit
Verdachte heeft het slachtoffer in haar eigen woning, waar verdachte op dat moment als klusjesman werkzaam was, op brute wijze verkracht. De wijze waarop en de omstandigheden waaronder het delict heeft plaatsgevonden heeft grote impact gehad, niet alleen op het slachtoffer maar ook op haar directe omgeving. Verdachte is op zeer berekenende wijze te werk gegaan door na de verkrachting een WhatsAppbericht met de telefoon van het slachtoffer naar zijn telefoon te sturen, luidende "het was heerlijk schat", daarmee de indruk wekkende dat er sprake was van vrijwillige seks. Verder heeft verdachte - teneinde het slachtoffer het zwijgen op te leggen - tijdens het delict foto’s van haar gemaakt en haar gedreigd deze op internet te zetten. Bovendien heeft hij gedreigd haar kinderen hetzelfde aan te doen als het slachtoffer de politie zou inschakelen.
Blijkens de namens het slachtoffer ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring heeft het handelen van verdachte ingrijpende gevolgen voor haar leven gehad. Zij volgt therapie en is tot op heden niet in staat om te werken. Zij heeft bovendien haar woning - de plaats waar zij is verkracht - moeten verkopen om niet dagelijks te hoeven worden geconfronteerd met de daden van verdachte.
Uitgangspunten voor de strafbepaling
De landelijke oriëntatiepunten van het LOVS nemen bij een verkrachting als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. De rechtbank hecht eraan te benadrukken dat seksuele delicten een veelheid aan verschijningsvormen kennen. Dat betekent dat de waarde van een dergelijk oriëntatiepunt beperkt is. Veel meer van belang zijn de concrete omstandigheden van het geval. Gelet op het brute en vernederende karakter van de seksuele handelingen waartoe verdachte het slachtoffer hier heeft gedwongen, en op het feit dat dit gebeurd is in haar eigen woning, de plaats waar zij zich bij uitstek veilig mocht voelen, acht de rechtbank een veel hogere gevangenisstraf gerechtvaardigd.
Daar komt in strafverzwarende zin bij dat verdachte het delict heeft gepleegd tijdens een nog lopende tbs-maatregel, waarbij de dwangverpleging enkele weken daarvoor juist voorwaardelijk was beëindigd. Aan verdachte was bovendien al twee keer eerder, in 1995 en in 2010, een tbs met dwangverpleging opgelegd voor gewelddadige verkrachtingen.
Uit het rapport van het Pieter Baan Centrum (PBC) van 7 februari 2019 blijkt dat er onverminderd sprake is van de eerder bij verdachte vastgestelde persoonlijkheidsstoornis met, met name, antisociale en narcistische trekken. Hoewel de precieze mate van doorwerking van deze stoornis op hetgeen gebeurd is niet door de rapporterende psychiater en psycholoog kon worden vastgesteld, zijn de deskundigen het er wel over eens dat er enige mate van doorwerking moet zijn geweest, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank maakt dat het delict verdachte in verminderde zin moet worden toegerekend.
Conclusie met betrekking tot de strafoplegging
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van zes jaren, overeenkomstig de eis van de officier van justitie. De rechtbank ziet in het verweer van de raadsman geen reden tot oplegging van een gevangenisstraf van kortere duur.
Overwegingen met betrekking tot de maatregel van terbeschikkingstelling
Zoals hiervoor al is opgemerkt is aan verdachte reeds twee maal eerder de maatregel van tbs met dwangverpleging opgelegd, voor vergelijkbare ernstige en gewelddadige seksuele delicten. Ondanks een jarenlange behandeling is verdachte vrijwel meteen na de beëindiging van de dwangverpleging, die op 1 maart 2018 is uitgesproken, in herhaling gevallen. Ook dat was niet voor het eerst; ook in de laatste fase van de tbs-behandeling die in 2010 aan hem was opgelegd, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verkrachting.
In het hiervoor genoemde rapport van het PBC wordt door de onderzoekers geconstateerd dat verdachte zeer goed in staat is om een sociaal wenselijk en aangepast beeld van zichzelf neer te zetten, maar dat zij geen daadwerkelijk zicht hebben kunnen krijgen op zijn (seksuele) gevoelens, gedachtes en drijfveren. Ook tijdens de eerdere behandelingen is daar niet of nauwelijks zicht op verkregen. De conclusie is dan ook gerechtvaardigd dat er slechts sprake is geweest van een langdurige, zeer goed volgehouden schijnaanpassing en dat het, ondanks alle inspanningen van de behandelaren, nooit is gekomen tot een daadwerkelijke en beklijvende verandering. De onderzoekers tonen zich in het rapport daarom somber over de behandelprognose; die wordt als zeer ongunstig omschreven.
Het rapport van het PBC maakt ook duidelijk dat het herhalingsgevaar voor nieuwe gewelddadige seksuele delicten groot blijft zolang verdachte geen openheid en duidelijkheid geeft over zijn gevoelsleven en (seksuele) drijfveren, omdat er in dat geval – zoals nu ook al tot twee keer toe is gebleken – niet adequaat aan het beteugelen van dat herhalingsgevaar kan worden gewerkt. De rechtbank acht het daarom onaanvaardbaar dat verdachte onbehandeld in de samenleving terug zou kunnen keren. Hoewel de kans van slagen van een behandeling op dit moment als gering moet worden ingeschat, is het uit oogpunt van bescherming van de samenleving noodzakelijk dat opnieuw de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege aan verdachte wordt opgelegd. Met een andere maatregel kan niet worden volstaan.
De rechtbank overweegt voor de volledigheid dat aan de formele vereisten voor het opleggen van deze maatregel is voldaan, nu verdachte blijkens het eerder aangehaalde onderzoek in het PBC ten tijde van het plegen van het delict leed aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en dit delict een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. De rechtbank merkt tevens op dat het hier gaat om een delict dat ontegenzeggelijk gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zodat de duur van de dwangverpleging niet in tijd beperkt is.

Inbeslaggenomen goederen

Ten aanzien van de inbeslaggenomen tablet, merk: Samsung, heeft de officier van justitie verbeurdverklaring gevorderd. Op de tablet bevinden zich foto's van het slachtoffer die verdachte ten tijde van het delict heeft gemaakt.
De raadsman heeft verzocht om teruggave van de tablet aan verdachte, eventueel nadat de foto's van het slachtoffer daarvan door de politie zijn verwijderd.
De rechtbank is van oordeel dat de tablet moet worden verbeurdverklaard nu het gaat om een voorwerp met betrekking tot welke het feit is begaan.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 32.998,12 ter vergoeding van materiële schade en € 25.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering. De vordering dient voor wat betreft de post 'opvang dochters', ten bedrage van € 3.600,00, niet-ontvankelijk te worden verklaard vanwege onvoldoende onderbouwing. De posten 'verbouwing badkamer' en 'verhuiskosten' betreffen dezelfde schade en er dient tussen één van deze twee posten een keuze te worden gemaakt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard; primair omdat verdachte van het feit moet worden vrijgesproken en subsidiair omdat de vordering veel te laat is ingediend. De raadsman is daardoor niet in de gelegenheid geweest de vordering goed te kunnen bestuderen en te kunnen bespreken met verdachte.
De posten betreffende de materiële schade zijn - voor zover de raadsman dit thans kan beoordelen - niet dan wel onvoldoende onderbouwd. De post verhuiskosten staat niet in rechtstreeks verband met het bewezen verklaarde en dient om die reden niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Schorsing van het onderzoek om de verdediging in staat te stellen de vordering alsnog te kunnen bestuderen, dan wel de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen de vordering nader te onderbouwen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding.
De immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van € 5.000,00.
De raadsman heeft verzocht bij een eventuele oplegging van de schadevergoedingsmaatregel de vervangende hechtenis te stellen op 1 dag. Verdachte zal immers niet aan zijn betalingsverplichting kunnen voldoen en een vervangende hechtenis van langere duur zal de behandeling in het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling gaan doorkruisen.
Oordeel van de rechtbank
Materiele schade
De rechtbank is van oordeel dat behandeling van het materiële deel van de vordering in dit geval een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij heeft de vordering, bestaand uit een groot aantal posten en met 73 pagina's aan bijlagen, pas aan het einde van de dag voor de zitting ingediend. Hoewel dit strikt genomen op tijd is - een benadeelde partij kan haar vordering immers ook nog ter zitting voor het eerst indienen - is de rechtbank van oordeel dat de verdediging hierdoor in onvoldoende mate in staat geweest onderbouwd verweer tegen de vordering te voeren.
De omstandigheid dat de raadsman ter terechtzitting desondanks, zo goed en zo kwaad als het kon, inhoudelijk op de diverse posten is ingegaan, maakt niet dat van een zorgvuldige voorbereiding van zijn kant sprake kan zijn geweest. Schorsing van het onderzoek om de verdediging in staat te stellen het verweer nader te onderbouwen zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daarom zal daartoe niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom voor wat betreft het materiële deel niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
De rechtbank acht toewijzing van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 10.000,00 redelijk en billijk. De rechtbank heeft hierbij gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de gevolgen voor het slachtoffer, voor wie het feit een grove schending van haar persoonlijke integriteit heeft betekend, en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen aan smartengeld plegen toe te kennen. De rechtbank zal de vordering voor wat betreft de immateriële schade voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank ziet daarbij reden de vervangende hechtenis te bepalen op 1 dag. De rechtbank overweegt in dit verband dat aan verdachte zowel een jarenlange gevangenisstraf als de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, zonder maximum, wordt opgelegd, zodat het niet opportuun is om verdachte ook nog te bedreigen met een eventuele vervangende hechtenis van langere duur.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 37a, 37b en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen tablet, merk: Samsung.

Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 10.000,00(zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2018.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] af voor wat betreft een bedrag van € 15.000,00 (overige deel immateriële schade).
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk voor wat betreft het bedrag van 32.998,12 (materiële schade). Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 10.000,00 (zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 10.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. R. Baluah en mr. M.B.W. Venema, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2019.
Mr. Baluah is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Zie het proces-verbaal van bevindingen van de gewaarschuwde verbalisanten, bewijsmiddel 2
2.Zie de verklaring van [getuige 1], bewijsmiddel 4
3.Zie het proces-verbaal van bevindingen van de gewaarschuwde verbalisanten, bewijsmiddel 2
4.Dit letsel is bevestigd door later forensisch medisch onderzoek, zie bewijsmiddel 3
5.Zie de verklaring van [getuige 1], bewijsmiddel 4
6.De rechtbank wijst met betrekking tot het karakter van aangeefster op de verklaringen van haar moeder [getuige 2], p. 330 e.v.; van [getuige 3], p. 341 e.v.; van haar huidige partner [getuige 4], p. 338 e.v.; en van haar ex-echtgenoot [getuige 5], p. 355 e.v. Voor wat betreft het zakelijke karakter van de omgang tussen aangeefster en verdachte voorafgaand aan de gebeurtenissen op 21 maart 2018 wijst de rechtbank op het berichtenverkeer tussen hen beiden, zoals door de politie aangetroffen op de telefoon van het slachtoffer, p. 412 e.v.; op de verklaring van haar zwager [getuige 1], p. 309 e.v.; en op de verklaring van [getuige 3], p. 341 e.v.
7.Dat er voldoende budget beschikbaar was volgt uit het in de woning van aangeefster aangetroffen administratieboekje, p. 113 e.v. Uit de verklaring van haar huidige partner [getuige 4], p. 338 e.v., volgt bovendien dat deze bereid en in staat was om eventuele extra kosten te voldoen.
8.Zie het proces-verbaal onderzoek telefoon verdachte, pagina 429 e.v.