ECLI:NL:RBNNE:2019:196

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2019
Publicatiedatum
23 januari 2019
Zaaknummer
18/920084-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag, smaadschrift, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 en de Opiumwet

Op 22 januari 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag, smaadschrift, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, en overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 en de Opiumwet. De zaak is behandeld in een meervoudige kamer en de verdachte was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.T.H.M. Mühren. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 februari 2017 in Meppel met hoge snelheid een voetganger, [slachtoffer 1], die een fiets aan de hand had, heeft aangereden. Dit leidde tot een tenlastelegging van poging tot zware mishandeling, maar de rechtbank oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor het voorwaardelijk opzet van de verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte werd ook beschuldigd van het onttrekken van zijn minderjarige zoon, [slachtoffer 2], aan het wettig gezag, en van bedreiging van [slachtoffer 4].

De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele ten laste gelegde feiten, maar achtte andere feiten wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en straatverboden. Daarnaast werd een taakstraf van 80 uren opgelegd en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 4 maanden. De rechtbank kende ook een schadevergoeding toe aan [slachtoffer 4] voor materiële en immateriële schade, tot een totaal van €798,24, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/920084-17
(ter zitting gesplitst van parketnummer 18/930210-16 feit 1)
ter terechtzitting gevoegd met parketnummer 18/930080-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 januari 2019 in de zaken van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 december 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.T.H.M. Mühren, advocaat te Purmerend. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Met betrekking tot parketnummer 18/920084-17:
2.
hij op of omstreeks 08 februari 2017 te Meppel ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] , althans een persoon,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een
door verdachte bestuurde auto (met hoge snelheid) op die [slachtoffer 1] /die
persoon, die daar met een fiets aan de hand liep, aan is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 08 februari 2017 te Meppel als bestuurder van een voertuig
(auto), daarmee rijdende op de weg Het Vledder (met hoge snelheid) is gebotst
of aangereden tegen een fiets en/of tegen een of meer op die fiets liggende
houten balken, welke fiets aan de hand werd meegevoerd door een voetganger,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 08 februari 2017 te Meppel als degene die als bestuurder
van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had
plaatsgevonden op/aan de Het Vledder, de plaats van dat ongeval heeft
verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest
vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 1] ) letsel en/of schade was
toegebracht;
4.
hij op of omstreeks 08 februari 2017 te Meppel aanwezig heeft gehad, een
hoeveelheid van ongeveer 27,65 gram, in elk geval een hoeveelheid van niet
meer dan 30 gram, hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel in de zin van artikel 1
van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van wet;
5.
hij op of omstreeks 08 februari 2017 te Meppel als bestuurder van een
motorrijtuig (auto) heeft gereden op de weg, Het Vledder, zonder dat aan hem
door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de
Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van
motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
Met betrekking tot parketnummer 18/930080-18:
1.
hij op of omstreeks 18 juni 2018, te Meppel, in elk geval in Nederland,
opzettelijk een minderjarige, te weten [slachtoffer 2] geboren op [geboortedatum]
2014, heeft onttrokken aan het wettig over hem gesteld gezag en/of aan het
opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefende terwijl die
minderjarige beneden de twaalf jaren oud was;
2.
hij op of omstreeks 23 september 2018 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal, te
slaan/stompen in/tegen het gezicht en/of op haar rug en/of meermalen, althans
eenmaal, die [slachtoffer 3] tegen een been heeft geschopt/getrapt;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 juni 2018 tot
en met 9 augustus 2018 te Meppel, althans in Nederland opzettelijk, de eer
en/of de goede naam van [slachtoffer 4] heeft aangerand, door tenlastelegging
van een of meer bepaald(e) feit(en), met het kennelijke doel om daaraan
ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen
verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften
waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door een of meerdere
foto('s), waarop die [slachtoffer 4] met ontbloot bovenlichaam stond afgebeeld, met
daarbij de tekst "het sletje van Meppel [slachtoffer 4] " en/of " [slachtoffer 4] is een slet" te
plaatsen in een Whatsappgroep en/of als zijn profielfoto op Whatsapp in te
stellen;
4.
hij op of omstreeks 10 augustus 2018 te Meppel, [slachtoffer 4] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, door die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen
"Ik zweer je [slachtoffer 4] , ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard
of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor alle (in de primaire vorm) ten laste gelegde feiten gevorderd. Hij heeft daartoe ter terechtzitting een bewijsmiddelenoverzicht gegeven.
Ter toelichting heeft de officier van justitie vermeld dat hij voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] aanwezig acht in de zaak met parketnummer 18/920084-17, waar het gaat om het sub 2 primair ten laste gelegde. Doordat verdachte veel te hard in zijn personenauto heeft gereden op een onoverzichtelijke weg in het centrum van Meppel heeft hij willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] , die daar met een fiets aan de hand liep, zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18/920084-17 sub 2 primair en het onder parketnummer 19/930080-18 sub 2 ten laste gelegde.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat uit de omstandigheid dat verdachte te hard heeft gereden met een auto en daarbij tegen de balken, die [slachtoffer 1] op zijn fiets vervoerde, is aangereden, niet kan worden afgeleid dat verdachte vol of voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] .
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van mishandeling van zijn vriendin [slachtoffer 3] , nu de verklaringen van aangeefster en verdachte over hetgeen zich die dag heeft afgespeeld verschillen. Daarbij komt dat aangeefster niet weet hoe ze is geslagen en aan de geconstateerde krassen is gekomen.
De raadsman acht de overige feiten te bewijzen en refereert zich ten aanzien van die feiten aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het met betrekking tot parketnummer 18/920084-17 sub 2 primair en onder parketnummer 19/930080-18 sub 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] niet bewezen, nu het (voorwaardelijk) opzet ontbreekt. Zij overweegt daarbij het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier (poging tot) het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt, dat verdachte als bestuurder van een personenauto met hoge snelheid door een binnenbocht op het Vledder te Meppel is gereden. Hij is vervolgens tegen op een fiets liggende houten balken aangereden, welke fiets aan de hand werd meegevoerd door voetganger [slachtoffer 1] . De rechtbank is van oordeel dat sprake is van gevaarlijk rijgedrag in een verkeerssituatie, wat strafbaar is gesteld in de Wegenverkeerswet 1994. Niet is gebleken dat verdachte zijn auto als geweldsinstrument heeft gebruikt tegen (de fiets van) [slachtoffer 1] .
De rechtbank zal verdachte daarom van het onder parketnummer 18/920084-17 sub 2 primair tenlastegelegde vrijspreken.
De rechtbank acht de mishandeling van [slachtoffer 3] evenmin bewezen. Zij stelt vast dat uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting weliswaar blijkt dat verdachte [slachtoffer 3] pijn heeft gedaan, maar niet dat kan worden bewezen dat deze pijn is veroorzaakt op een wijze zoals deze in de tenlastelegging is omschreven. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder parketnummer 18/930080-18 sub 2 tenlastegelegde vrijspreken.
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/920084-17 sub 2 subsidiair, 3, 4, en 5 en onder parketnummer 19/930080-18 sub 1, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank met betrekking tot parketnummer 18/920084-17 sub 2 subsidiair, 3, 4, en 5 en onder parketnummer 19/930080-18 sub 1, 3 en 4 bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen
overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
met betrekking tot parketnummer 18/920084-17:
1. De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 december 2018;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017035370, d.d. 14 februari 2017, inhoudende:
- op pagina 52 e.v., de aangifte van [slachtoffer 1] ;
- op pagina 61 e.v., de verklaring van getuige [getuige 1] ;
- op pagina 18 e.v., de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] ;
- op pagina 20 e.v., de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] ;
- op pagina 29, de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] ;
- op pagina 34, de bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] ;
- op pagina 47 e.v., de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] ;

met betrekking tot parketnummer 18/930080-18:

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018229080 d.d. 30 augustus 2018, inhoudende:
- op pagina 37 e.v., de verklaring van aangeefster [slachtoffer 4] ;
- op pagina 79 e.v., de bevindingen verbalisant [verbalisant 5] ;
- op pagina 95 e.v., de verklaring van getuige [getuige 2] ;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018221072 d.d. 21 augustus 2018, inhoudende:
- op pagina 29 e.v., de aangifte van [slachtoffer 4] ;
- op pagina 17 e.v., groepsinformatie;
- op pagina 37 e.v., contactinformatie;
- op pagina 11 e.v., de aangifte van [slachtoffer 4] ;
- op pagina 24 e.v., de verklaring van getuige [getuige 3] ;
- op pagina 27 e.v., de verklaring van getuige [getuige 4] .
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder tot parketnummer 18/920084-17 sub 2 subsidiair, 3, 4, en 5 en onder parketnummer 19/930080-18 sub 1, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Met betrekking tot parketnummer 18/920084-17:
2.
hij op 8 februari 2017 te Meppel als bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg Het Vledder met hoge snelheid is aangereden tegen op een fiets liggende houten balken, welke fiets aan de hand werd meegevoerd door een voetganger, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt;
3.
hij op 8 februari 2017 te Meppel als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden op Het Vledder, de plaats van dat ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij redelijkerwijs moest
vermoeden, aan een ander te weten [slachtoffer 1] schade was toegebracht;
4.
hij op 8 februari 2017 te Meppel aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 27,65 gram hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II;
5.
hij op 8 februari 2017 te Meppel als bestuurder van een motorrijtuig (auto) heeft gereden op de weg, Het Vledder, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Met betrekking tot parketnummer 18/930080-18:
1.
hij op 18 juni 2018, te Meppel, opzettelijk een minderjarige, te weten [slachtoffer 2] geboren op [geboortedatum] 2014, heeft onttrokken aan het wettig over hem gesteld gezag en aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefende terwijl die minderjarige beneden de twaalf jaren oud was;
3.
hij in de periode van 28 juni 2018 tot en met 9 augustus 2018 te Meppel, opzettelijk, de eer
en de goede naam van [slachtoffer 4] heeft aangerand, door tenlastelegging van bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en afbeeldingen verspreid, door foto's, waarop die [slachtoffer 4] met ontbloot bovenlichaam stond afgebeeld, met daarbij de tekst "het sletje van Meppel [slachtoffer 4] " en " [slachtoffer 4] is een slet" te plaatsen in een Whatsappgroep;
4.
hij op 10 augustus 2018 te Meppel, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen "Ik zweer je [slachtoffer 4] , ik maak je dood".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Met betrekking tot parketnummer 18/920084-17:
2. subsidiair overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
3. overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
4. handelen in strijd met een in artikel 3 van de Opiumwet gegeven verbod;
5. overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Met betrekking tot parketnummer 18/930080-18:
1. opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag en aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent;
3. smaadschrift;
4. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte met betrekking tot de feiten onder parketnummer 18/920084-17 sub 2 primair, 3 , 4 en 5 en de feiten onder parketnummer 19/930080-18 sub 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegd, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en een straatverbod voor de woonadressen van aangeefster [slachtoffer 4] en haar ouders en het adres van de crèche van de minderjarige [slachtoffer 2] . Daarnaast vordert hij met betrekking tot parketnummer 18/920084-17 sub 2 primair een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden en met betrekking tot de sub 5 ten laste gelegde feiten een hechtenis voor de duur van 1 week.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf voor een duur van maximaal 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Hij ziet geen noodzaak om een straatverbod op te leggen. Daarnaast kunnen volgens de raadsman de gevorderde hechtenis en rij-ontzegging voorwaardelijk opgelegd te worden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 8 februari 2017 schuldig gemaakt aan een aantal wegenverkeerswetdelicten. Hij heeft daarbij de verkeersveiligheid in hoge mate in gevaar gebracht door, zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs, met een door hem bestuurde personenauto met hoge snelheid door het centrum van Meppel te rijden, en uiteindelijk aan te rijden tegen op een fiets liggende houten balken, welke fiets aan de hand werd meegevoerd door voetganger [slachtoffer 1] . Verdachte heeft de plaats van het ongeval vervolgens verlaten en is doorgereden en is slechts gestopt omdat hij niet verder kon rijden bij een versmalling in de weg.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan ernstige relatiegerelateerde misdrijven.
Verdachte heeft zijn minderjarige zoon [slachtoffer 2] onttrokken aan het wettige gezag, door hem
-zonder toestemming, terwijl hij wist dat hij die toestemming nodig had- mee te nemen van de crèche waar [slachtoffer 2] verbleef. Doordat verdachte geen duidelijkheid gaf over de plaats waar hij zich met [slachtoffer 2] bevond, noch - gedurende enige tijd - over de vraag of hij [slachtoffer 2] wel weer terug zou brengen, heeft hij onder andere de met het gezag belaste moeder, mevrouw [slachtoffer 4] , uren lang in onzekerheid laten verkeren over het welzijn en de verblijfplaats van haar zoon.
Bovendien heeft verdachte mevrouw [slachtoffer 4] bedreigd met de dood in een voor [slachtoffer 4] zeer beangstigende situatie. Verdachte heeft haar eerst in de zeer vroege ochtend opgeschrikt door met een voorwerp te slaan tegen ramen van de flat van [slachtoffer 4] . Hierdoor voelde [slachtoffer 4] zich genoodzaakt om zich met haar zeer jonge dochter op te sluiten in de badkamer waarna verdachte probeerde binnen te komen door het badkamerraam terwijl hij haar met de dood bedreigde.
Ook heeft hij foto's van [slachtoffer 4] met ontbloot bovenlichaam geplaatst in een daartoe aangemaakte whatsappgroep en daarbij vernederende teksten geplaatst. Verdachte heeft met zijn handelen op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevoelens van en gevolgen voor mevrouw [slachtoffer 4] . De rechtbank rekent verdachte voormelde feiten dan ook in hoge mate aan.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit (rijden zonder rijbewijs), zoals dit op de dagvaarding is vermeld en welk feit hiermee is afgedaan.
Vanwege voormelde ernst van de bewezen verklaarde delicten is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte -aansluiting zoekend bij de landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting- een werkstraf en een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, met aftrek van het voorarrest, dient te worden opgelegd. Het voorwaardelijke strafdeel dient als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Daarnaast zal aan dit strafdeel, ter voorkoming van recidive, als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, een meldplicht en straatverboden voor de (woon)adressen van [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en het [kinderdagverblijf] , worden verbonden. Voorts acht de rechtbank oplegging van een voorwaardelijke hechtenis en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid aangewezen.

Benadeelde partij

[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 48,24 ter vergoeding van materiële schade (reiskosten) en € 2.000,00 ter vergoeding van immateriële schade (smartengeld), vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de gevorderde schadevergoeding en tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen toewijzing van gevorderde materiële schade. Wel acht hij matiging van de immateriële schade tot een bedrag van € 700,00 aangewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het causaal verband tussen de bewezen geachte feiten onder parketnummer 18/930080-18 sub 3 en 4 en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot een bedrag van € 798,24
- bestaande uit € 48,24 materiële en € 750,00 immateriële schade- , te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 augustus 2018, voldoende aannemelijk gemaakt.
De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar. Voor het overige acht de rechtbank de vordering onvoldoende aannemelijk gemaakt. De benadeelde partij zal voor dit deel niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 23, 24c, 36f, 57, 62, 63, 261, 279 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 5, 7, 107, 176, 177 en 179 van de wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/920084-17 sub 2 primair en onder parketnummer 19/930080-18 sub 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 18/920084-17 sub 2 subsidiair, 3, 4, en 5 en onder parketnummer 19/930080-18 sub 1, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
met betrekking tot parketnummer 18/920084-17 sub 2 subsidiair en 3 en onder parketnummer 19/930080-18 sub 1, 3 en 4:

een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 5 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich - binnen 2 weken na het onherroepelijk worden van dit vonnis - telefonisch (via telefoonnummer [nummer]) op een werkdag tussen 9:00 uur en17:00 uur meldt bij de Reclassering Nederland aan de Leonard Springerlaan 21 te Groningen. Daarna dient hij zich te blijven melden zo vaak en zolang de Reclassering zulks nodig acht. Veroordeelde dient zich houden aan de aanwijzingen van en afspraken met de Reclassering;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de eerste 12 maanden van de proeftijd niet zal begeven of ophouden in de [straatnaam] te Meppel (adres [slachtoffer 4] ), [straatnaam] te Meppel (adres [slachtoffer 5] ) en [straatnaam] te Meppel (adres [kinderdagverblijf] ).
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
met betrekking tot parketnummer 18/920084-17 sub 2 subsidiair:

een taakstraf voor de duur van 80 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van 4 maanden.
met betrekking tot parketnummer 18/920084-17 sub 4:
betaling van een
geldboete ten bedrage van € 300,00, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis.
met betrekking tot parketnummer 18/920084-17 sub 5:

hechtenis voor de tijd van 2 weken.

Bepaalt dat deze hechtenis niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van 18/930080-18, feiten 2 en 3:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 798,24(zegge: zevenhonderdachtennegentig euro en vierentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2018.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 4]te betalen een bedrag van
€ 798,24(zegge: zevenhonderdachtennegentig euro en vierentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 48,24 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter, mr. B.I. Klaassens en mr. M. van den Steenhoven, rechters, bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 januari 2019.