Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
(ter zitting gesplitst van parketnummer 18/930210-16 feit 1)
[verdachte] ,
Tenlastelegging
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] , althans een persoon,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een
door verdachte bestuurde auto (met hoge snelheid) op die [slachtoffer 1] /die
persoon, die daar met een fiets aan de hand liep, aan is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(auto), daarmee rijdende op de weg Het Vledder (met hoge snelheid) is gebotst
of aangereden tegen een fiets en/of tegen een of meer op die fiets liggende
houten balken, welke fiets aan de hand werd meegevoerd door een voetganger,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had
plaatsgevonden op/aan de Het Vledder, de plaats van dat ongeval heeft
verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest
vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 1] ) letsel en/of schade was
toegebracht;
hoeveelheid van ongeveer 27,65 gram, in elk geval een hoeveelheid van niet
meer dan 30 gram, hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel in de zin van artikel 1
van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van wet;
motorrijtuig (auto) heeft gereden op de weg, Het Vledder, zonder dat aan hem
door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de
Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van
motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
Beoordeling van het bewijs
met betrekking tot parketnummer 18/930080-18:
Bewezenverklaring
vermoeden, aan een ander te weten [slachtoffer 1] schade was toegebracht;
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van verdachte
Strafmotivering
Benadeelde partij
Toepassing van wetsartikelen
Uitspraak
De rechtbank
een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.
een gedeelte, groot 5 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
een taakstraf voor de duur van 80 uren.
geldboete ten bedrage van € 300,00, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis.
hechtenis voor de tijd van 2 weken.
[slachtoffer 4]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 798,24(zegge: zevenhonderdachtennegentig euro en vierentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2018.
[slachtoffer 4]te betalen een bedrag van
€ 798,24(zegge: zevenhonderdachtennegentig euro en vierentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 48,24 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade.