ECLI:NL:RBNNE:2019:1881
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Wraking van een kantonrechter op basis van vermeende vooringenomenheid
Op 19 maart 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Het verzoek tot wraking was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door W.F. Olde Kalter, tegen kantonrechter mr. B. van den Bosch. De wraking was gebaseerd op de stelling dat mr. Van den Bosch een eerdere beslissing van een andere kantonrechter had meegewogen in zijn oordeel, wat volgens de verzoeker zou duiden op vooringenomenheid. Tijdens de zitting op 19 februari 2019 werd het wrakingsverzoek ingediend, maar mr. Van den Bosch gaf in een brief aan dat hij niet berustte in het verzoek. De wrakingskamer behandelde het verzoek op 12 maart 2019, waarbij de gevolmachtigde van de verzoeker en de bewindvoerder aanwezig waren, maar mr. Van den Bosch was afwezig.
De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een rechter gewraakt kan worden indien er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat de enkele stelling van de verzoeker en zijn gevolmachtigde niet voldoende was om aan te tonen dat mr. Van den Bosch vooringenomen was. De rechtbank oordeelde dat het oordeel van mr. Van den Bosch niet louter was gebaseerd op de eerdere beslissing van de andere kantonrechter, maar dat deze beslissing slechts was meegewogen.
Uiteindelijk wees de rechtbank het wrakingsverzoek af en bepaalde dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de betrokken partijen werden geïnformeerd.