ECLI:NL:RBNNE:2019:1879

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 april 2019
Publicatiedatum
3 mei 2019
Zaaknummer
C/18/191241 PR RK 19-118
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van een rechter in een civiele procedure

Op 10 april 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, een beslissing genomen in een verzoek tot wraking van mr. L.T. de Jonge, rechter in deze rechtbank. Het verzoek tot wraking werd ingediend door een verzoeker, die in zijn brief van 5 april 2019 zijn bezwaren tegen de rechter uiteenzette. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoofdzaak, waartegen het wrakingsverzoek was ingediend, inmiddels was beëindigd met een beschikking op 26 maart 2019. Hierdoor was er op het moment van indienen van het wrakingsverzoek op 5 april 2019 geen sprake meer van een rechter die de zaak behandelde, zoals vereist door artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Locatie Groningen
MEERVOUDIGE KAMER
Zaaknummer / rolnummer: C/18/191241 / PR RK 19-118
Beslissing van 10 april 2019
Beslissing op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van
[naam],
wonende te [woonplaats],
verzoeker.

1.Procesverloop

Bij brief van 5 april 2019 heeft verzoeker een verzoek tot wraking gedaan van
mr. L.T. de Jonge, rechter in deze rechtbank.

2.De beoordeling

Uit het verzoekschrift blijkt dat verzoeker zijn verzoek doet in de procedure met
zaak-/rolnummer 7557734 EJ VERZ 19-10.
De zaak waarin het verzoek tot wraking is gedaan is inmiddels geëindigd met een beschikking d.d. 26 maart 2019. Dat betekent dat er op 5 april 2019, de datum van het onderhavige wrakingsverzoek, niet langer sprake was van “een rechter die de zaak behandelt” in de zin van artikel 36 Rv. Nu niet aan dit formele vereiste voor wraking is voldaan zal verzoeker in zijn verzoek niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Tot een mondelinge behandeling behoeft derhalve niet te worden overgegaan.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
3.2.
beveelt de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan verzoeker en aan
mr. L.T. de Jonge.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.J. Duinkerken, voorzitter, en mrs. R.B.M. Keurentjes en Th.A. Wiersma, leden, en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2019.