In deze zaak hebben verzoekers op 11 maart 2019 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters mr. P. Molema, mr. F. de Jong en mr. S. Dijkstra, die betrokken waren bij een andere wrakingsprocedure. De verzoekers stellen dat deze rechters bevooroordeeld zijn vanwege eerdere contacten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verzoekers geen concrete feiten of omstandigheden hebben aangedragen die hun wrakingsverzoek onderbouwen. Volgens de wet moeten verzoekers de feiten en omstandigheden die aanleiding gaven tot het wrakingsverzoek gelijktijdig met het verzoek indienen, wat hier niet is gebeurd. Hierdoor is het verzoek niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verzoekers eerder in andere bestuursrechtelijke procedures meerdere vruchteloze wrakingsverzoeken hebben ingediend, wat de rechtbank doet concluderen dat er sprake is van misbruik van recht. De rechtbank heeft besloten dat een volgend wrakingsverzoek in deze procedure niet meer in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 11 april 2019 en is ondertekend door de oudste rechter en de griffier.