ECLI:NL:RBNNE:2019:1868

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2019
Publicatiedatum
2 mei 2019
Zaaknummer
18/850004-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting en ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 2 mei 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 18/850004-16, waarbij de veroordeelde is aangeklaagd voor meerdere strafbare feiten, waaronder oplichting, medeplegen van oplichting, poging tot oplichting en gewoontewitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft genoten van zijn strafbare activiteiten, die plaatsvonden in het kader van telefonische acquisitiefraude, en heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 232.240,14. De officier van justitie had eerder een vordering ingediend tot ontneming van een hoger bedrag, maar de rechtbank heeft dit bedrag aangepast op basis van de bewijsvoering en de berekeningen die zijn gepresenteerd tijdens de zitting. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die op 17 augustus 2017 was ingediend, beoordeeld en de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op basis van de bewezenverklaringen in eerdere vonnissen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veroordeelde door zijn daden een aanzienlijk bedrag heeft verkregen, dat nu aan de staat moet worden terugbetaald. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850004-16
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 2 mei 2019, Noordelijke Fraudekamer, op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats],
laatst bekende adres: [straatnaam], [woonplaats],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats,
hierna: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 17 augustus 2017 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) wordt geschat en dat de rechtbank aan veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 577.962,00 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/850004-16 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 21 maart 2019, waarbij namens het openbaar ministerie, de officier van justitie mr. G. Wilbrink aanwezig was. Veroordeelde is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.

Standpunten

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de hoogte van de vordering aangepast in die zin dat met berekening op transactiebasis het wederrechtelijk verkregen voordeel van de door de rechtbank in het vonnis van 19 oktober 2018 bewezenverklaarde oplichtingen uitkomt op een bedrag van in totaal € 317.880,17. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen ruimte is voor kostenaftrek.

Bewijsmiddelen

De rechtbank baseert de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op de volgende bewijsmiddelen:
De inhoud van het vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank d.d. 19 oktober 2018, inhoudende een bewezenverklaring en bewijsmotivering onder parketnummer 18/850004-16 tegen veroordeelde gewezen;
Het rapport inzake voordeelberekening artikel 36e lid 1, 2 en 3 van Politie Noord-Nederland met nummer NN2R015071 d.d. 31 mei 2016, inhoudende de redengevende wettige bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de voordeelsberekening.

Beoordeling

De rechtbank heeft veroordeelde bij voormeld vonnis veroordeeld ter zake van oplichting, meermalen gepleegd, medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd, poging tot oplichting, meermalen gepleegd en gewoontewitwassen.
Op grond van de inhoud van de genoemde bewijsmiddelen is komen vast te staan dat veroordeelde voordeel heeft genoten door middel van de door hem gepleegde strafbare feiten.
In voornoemd vonnis heeft de rechtbank onder feit 1 bewezen verklaard dat veroordeelde zelfstandig 30 oplichtingen heeft gepleegd waarbij er door de benadeelde partijen in totaal een bedrag van € 262.720,17 is overgeboekt. Tevens heeft de rechtbank onder feit 1 bewezen verklaard dat veroordeelde tezamen met een medeveroordeelde 4 oplichtingen heeft gepleegd waarbij door de benadeelde partijen in totaal een bedrag van € 55.160,00 is overgeboekt. Een overzicht van de door deze 34 benadeelde partijen overgeboekte gelden is als bijlage bij deze beslissing gevoegd. De rechtbank komt op grond van de bewezen verklaringen met toepassing van de berekening op transactiebasis uit op een voordeelsbedrag van € 262.720,17 + € 55.160,00.
De rechtbank overweegt dat de kosten die in rechtstreeks verband staan met het begaan van de strafbare feiten voor aftrek in aanmerking komen, nu voldoende vast is komen te staan dat deze kosten bij/voor de onder 1 bewezenverklaarde 34 oplichtingen zijn gemaakt. De rechtbank neemt daarvoor, in aansluiting op het rapport inzake voorbeeldberekening, als uitgangspunt dat er 20 % aan kosten zijn gemaakt. Dit leidt tot het oordeel dat veroordeelde door het plegen van de onder feit 1 bewezenverklaarde 30 oplichtingen in totaal een bedrag van € 210.176,14 aan voordeel heeft genoten en dat veroordeelde en zijn medeveroordeelde door het medeplegen van de onder feit 1 bewezenverklaarde 4 oplichtingen, een bedrag van
€ 44.128,00 aan voordeel hebben genoten.
Uit voornoemd vonnis volgt dat veroordeelde 4 oplichtingen tezamen en in vereniging met zijn medeveroordeelde heeft begaan. Op basis van het dossier is voldoende aannemelijk dat zij de opbrengst hebben gedeeld, waarmee de helft van € 44.128,00, te weten € 22.064,00, als voordeel aan veroordeelde toekomt.
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat veroordeelde een bedrag van € 232.240,14
(€ 210.176,14 + € 22.064,00) aan voordeel heeft genoten.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 232.240,14.
Legt
[veroordeelde],voornoemd, de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van
€ 232.240,14 (zegge: tweehonderd tweeëndertig duizend tweehonderdveertig euro en veertien cent)aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. H.H.A. Fransen en mr. C.H. Beuker, rechters, bijgestaan door mr. A.A. de Haan-Geertsema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 mei 2019.
mr. W.S. Sikkema en mr. C.H. Beuker zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.

Bijlage

De door de benadeelde partijen overgeboekte gelden van de onder feit 1 bewezenverklaarde 30 oplichtingen:
1. oktober 2015, [slachtoffer 1], 5.200 euro, en
2. 11 november 2015, [slachtoffer 2], 12.000 euro, en
3. 10 november 2015, [slachtoffer 3], 3.750 euro, en
4. 27 oktober 2015, [slachtoffer 4], 5.500 euro, en
5. 28 oktober 2015, [slachtoffer 5], 7.000 euro, en
6. 16 september 2015, [slachtoffer 6], 7.400 euro, en
7. 2 november2015, [slachtoffer 7], 2.650 euro, en
8. 2 november 2015, [slachtoffer 8], 3.500 euro, en
9. 4 november 2015, [slachtoffer 9], 2.600 euro, en
10. 4 november2015, [slachtoffer 10], 3.400 euro, en
11. 30 oktober 2015, [slachtoffer 11], 9.500 euro, en
12. 9 november 2015, [slachtoffer 12], 13.100 euro, en
13. 4 november 2015, [slachtoffer 13], 11.500 euro, en
14. 18 november 2015, [slachtoffer 14], 11.000 euro , en
15. 19 november 2015, [slachtoffer 15], 3.000 euro, en
16. 16 november 2015, [slachtoffer 16], 10.000 euro, en
17. 10 december 2015, [slachtoffer 17], 7.500 euro, en
18. 23 oktober 2015, [slachtoffer 18], 11.500 euro, en
19. 22 oktober 2015, [slachtoffer 19], 15.000 euro, en
20. 16 oktober 2015, [slachtoffer 20], 7.500 euro, en
21. 6 oktober 2015, [slachtoffer 21], 6.500 euro, en
22. 6 november 2015, [slachtoffer 22], 3.000 euro, en
23. 19 oktober 2015, [slachtoffer 23], 12.000 euro, en
24. 21 oktober 2015, [slachtoffer 24], 14.500 euro, en
25. 2 oktober 2015, [slachtoffer 25], 18.650 euro, en
26. 20 januari 2016, [slachtoffer 26], 17.500 euro, en
27. 12 januari 2016, [slachtoffer 27], 4.025,31 euro, en
28. 18 december 2015, [slachtoffer 28], 11.444,86 euro
29. 21 september 2015, [slachtoffer 29], 15.000 euro, en
30. 1 februari 2016, [slachtoffer 30], 7.500 euro
Totaal € 262.720,17.
De door de benadeelde partijen overgeboekte gelden van de onder feit 1 bewezenverklaarde 4 oplichtingen:
1. oktober 2015, [slachtoffer 31], 4.300 euro, en
2. 21 december 2015, [slachtoffer 32], 15.000 euro en
3. 22 december 2015, [slachtoffer 33], 8.750 euro en
4. 23 december 2015, [slachtoffer 34] en [slachtoffer 35], 27.110 euro
Totaal € 55.160,00.