ECLI:NL:RBNNE:2019:1838

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
18/030177-00
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling van veroordeelde wegens weigering tot medewerking aan behandeling

Op 30 april 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, de terbeschikkingstelling van de veroordeelde verlengd met twee jaar. De rechtbank kwam tot deze beslissing omdat de veroordeelde niet wilde meewerken aan zijn behandeling, waardoor er geen andere mogelijkheid was dan de terbeschikkingstelling te verlengen. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling, die eerder was opgelegd bij vonnis van 1 maart 2001. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 april 2019, waarbij de raadsman van de veroordeelde, mr. A. Ytsma, en een deskundige, M. Meulenbeek, aanwezig waren.

De rechtbank heeft de relevante stukken bestudeerd, waaronder een rapport van het behandelteam van de instelling waar de veroordeelde verblijft. Dit rapport geeft aan dat de veroordeelde lijdt aan ernstige persoonlijkheidsproblematiek, waaronder borderline en antisociale persoonlijkheidsstoornis, en dat hij een hoog recidiverisico heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen vereisen dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd. De rechtbank heeft daarbij gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

De beslissing om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen is genomen in het belang van de veiligheid van de samenleving, gezien de weigering van de veroordeelde om mee te werken aan zijn behandeling en de ernst van zijn gedragsproblemen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen vooruitgang te verwachten valt in de resocialisatie van de veroordeelde, zelfs niet als hij zou meewerken aan een behandeling. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, waarbij mr. J. van Bruggen als voorzitter fungeerde, en is uitgesproken in een openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/030177-00
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 30 april 2019 op een vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling
in de zaak tegen

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats],
thans verblijvende in de FPC dr. S. van Mesdag te Groningen.

Procesverloop

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling van de veroordeelde zal verlengen met twee jaren.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 16 april 2019, waarbij aanwezig waren de raadsman van veroordeelde, mr. A. Ytsma, advocaat te Haarlem, de officier van justitie en
M. Meulenbeek, klinisch psycholoog in opleiding, als deskundige.
Veroordeelde is op 12 april 2019, bijgestaan door zijn raadsman mr. A. Ytsma, gehoord in de dr. Van Mesdagkliniek door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken, blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal van verhoor, welk proces-verbaal aan het dossier is toegevoegd.
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name het door het (plaatsvervangend) hoofd van de inrichting ondertekende rapport met advies d.d. 18 februari 2019 van het behandelteam van de instelling waar de veroordeelde van overheidswege wordt verpleegd, alsmede de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde.

Motivering

De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij vonnis van 1 maart 2001 heeft de rechtbank Groningen veroordeelde wegens:
1. Doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf straffeloosheid, hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren en
2. Doodslag
ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
De terbeschikkingstelling is aangevangen op 26 april 2005 en laatstelijk op 3 mei 2017 verlengd met twee jaar.
Het advies van de instelling
In het voormeld verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaren. In dit verlengingsadvies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
Veroordeelde is een 48-jarige gemiddeld intelligente man bij wie sprake is van ernstige
cluster B persoonlijkheidsproblematiek, een hoge mate van psychopathie en
verslavingsproblematiek.
Vanuit een kindertijd waarin affectief-pedagogische verwaarlozing, regelmatige fysieke
mishandeling en uithuisplaatsingen voorop stonden, heeft veroordeelde zich ontwikkeld tot
een man die de buitenwereld als vijandig en bedreigend ervaart, hetgeen hem voortdurend
angst en spanningen oplevert. Het ontbreekt veroordeelde aan vaardigheden om
onlustgevoelens adequaat te reguleren, anders dan door middelengebruik of door verbaal
en/of fysiek agressief te worden. Gedurende zijn levensloop is een patroon zichtbaar van
enerzijds het explosief en impulsief agressief uit ageren van angst en achterdocht naar zijn
omgeving, zoals blijkt uit de vechtpartijen en hanteringsproblemen gedurende de vele
detenties. Anderzijds is er sprake van het bevredigen van zijn eigen behoeften vanuit een
opportunistische component, onder andere naar voren komend in de vele vermogensdelicten
die veroordeelde heeft gepleegd om in zijn verslaving en levensonderhoud te voorzien. De
bepaling welke invloed deze mechanismen hebben op de totstandkoming van beide
indexdelicten blijft hypothetisch, omdat onderzoek naar de delictdynamiek bij veroordeelde
tot op heden niet mogelijk is gebleken.
Veroordeelde voldoet aan de criteria van de borderline persoonlijkheidsstoornis, namelijk
instabiele intermenselijke relaties, impulsiviteit, affectlabiliteit, inadequate intense woede en
moeite deze boosheid te beheersen, voorbijgaande aan stress gebonden paranoia en
gebrekkige realiteitstoetsing. Tevens is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis,
waarbij overtredingen van de wet, oneerlijkheid, impulsiviteit, prikkelbaarheid en het
ontbreken van spijtgevoelens het meest in het oog springen. Hiernaast kan gesproken
worden van narcistische kenmerken, tot uiting komend in een behoefte aan aandacht en
bevestiging, het gevoel bijzondere rechten te hebben en een gebrek aan empathie. De in een
vorige kliniek afgenomen PCLR toont tevens een zeer hoge mate van psychopathie aan.
Op dit moment is het TBS-kader het belangrijkste aspect van het risicomanagement. Bij
veroordeelde is bovendien voortdurend toezicht nodig om destabiliserende factoren zodanig
onder controle te houden dat het recidiverisico gemanaged kan worden; elke verruiming van
vrijheden of onduidelijkheid over afspraken leidt tot ruimtezoekend of grensoverschrijdend
gedrag.
In juni/juli 2018 werd, gezien de dreigende uitspraken die veroordeelde heeft gedaan, het noodzakelijk bevonden en besloten een EVBG-status voor veroordeelde aan te vragen en veroordeelde op de Zeer Intensieve en Specialistische Zorgafdeling (ZISZ) te plaatsen. Recidiverisico in geval van voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging: hoog
Recidiverisico in geval van beëindiging toezicht of maatregel: hoog
De deskundige Meulenbeek heeft het advies bevestigd en nader toegelicht. Deze toelichting houdt - zakelijk weergegeven - in:
We zetten ten aanzien van veroordeelde in op beheersing. Er is elke keer beveiliging aanwezig in de contacten met veroordeelde. De reden dat wij zo fors inzetten zijn de uitlatingen van veroordeelde met betrekking tot zijn overgang naar de longstay. Het feitelijk contact met veroordeelde bestaat alleen uit een sociaal contact. Veroordeelde weigert nog steeds iedere medewerking aan zijn behandeling.
Er heeft een intakegesprek plaatsgevonden omtrent welke longstay-plek voor hem geschikt is. Op grond van dit gesprek zal veroordeelde waarschijnlijk eerst in Vught worden geplaatst om van daaruit, mocht zijn verblijf in Vught positief verlopen, naar de kliniek in Zeeland te gaan.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij zijn vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaren.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft verzocht om de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar. Sinds 1 januari 2019 is er een nieuw beleidskader Langdurig Forensisch Psychiatrische Zorg van kracht. In het kader van dit nieuwe beleidskader vindt er in 2020 een zogenaamde 15+ zorgconferentie plaats waarbij deskundigen de casus van veroordeelde bespreken. Gekeken wordt of er nog enig perspectief is voor veroordeelde. Door verlenging van een jaar kan er dan, met inachtneming van de resultaten van die zorgconferentie, een zogenaamde nulmeting ontstaan, waarbij wordt bekeken welke mogelijkheden er nog voor veroordeelde zijn.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de inhoud van voormeld advies en de door de deskundige gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen vereist dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd.
De terbeschikkingstelling van veroordeelde is in 2005 aangevangen. Sindsdien zijn er geen resultaten geboekt, nu veroordeelde iedere medewerking aan zijn behandeling weigert. Ook al zou veroordeelde zijn medewerking verlenen aan een behandeling, dan nog valt niet te verwachten dat op korte termijn sprake zal zijn van de mogelijkheden tot resocialisatie of voorwaardelijke beëindiging van de ter beschikkingstelling.
De rechtbank zal de terbeschikkingstelling dan ook, overeenkomstig de vordering en het verlengingsadvies, met twee jaren verlengen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van veroordeelde met twee jaren.
Deze beslissing is gegeven door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en
mr. M.A.A. van Capelle, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 april 2019.
Mr. Jansen en mr. Van Capelle zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.