ECLI:NL:RBNNE:2019:1835

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 april 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
165369
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot overdracht van gezag/voogdij van voogd naar vader op basis van gewijzigde omstandigheden

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 3 april 2019 een beschikking gegeven inzake het verzoek van een man om het ouderlijk gezag over zijn minderjarige dochter, geboren in 2003, te verkrijgen. De man, die de vader van de minderjarige is, heeft een verzoekschrift ingediend op 11 februari 2019, waarin hij verzoekt om de overdracht van het gezag van de voogd naar hemzelf. De voogd, die eerder door de moeder van de minderjarige was aangewezen, heeft schriftelijk verklaard in te stemmen met het verzoek van de man. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de minderjarige al jarenlang samenwonen en dat de minderjarige haar sociale leven, school en familie in de omgeving van de man heeft. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden sinds het overlijden van de moeder van de minderjarige in 2015 en dat het belang van de minderjarige zich niet verzet tegen de toewijzing van het verzoek. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. De beschikking kan door de verzoeker en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/165369 / FA RK 19-181
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 3 april 2019
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. E.A. van der Meulen-Sikkes, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de voogd,
niet in rechte verschenen.

1.De procesgang

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van de man, ingekomen bij de griffie op 11 februari 2019, waarin hij verzoekt om te bepalen dat hij zal worden belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2003 in [geboorteplaats] .
1.2.
Bij de stukken bevindt zich een akkoordverklaring van de voogd.
1.3.
De kinderrechter heeft op 1 maart 2019 met [minderjarige] gesproken.
1.4.
De zaak is pro forma behandeld.

2.De feiten

2.1.
De man heeft een relatie gehad met [naam moeder van de minderjarige] , geboren op [geboortedatum 2] in [geboorteplaats] . Zij zijn de ouders van [minderjarige] . De man heeft [minderjarige] erkend.
2.2.
De voogd en [de moeder] hebben nadien een relatie gehad en zijn met elkaar getrouwd geweest. Op 16 maart 2015 is [de moeder] overleden. [de moeder] heeft bij testament bepaald dat de voogdij over [minderjarige] aan de voogd zou worden opgedragen. Op 24 april 2015 heeft de voogd zich bereid verklaard de voogdij te aanvaarden.

3.De motivering

De standpunten
3.1.
Volgens de man neemt hij, in overleg met [minderjarige] , alle beslissingen over haar en dient nu de juridische situatie in overeenstemming met de feitelijke situatie te worden gebracht. [minderjarige] woont al jarenlang bij hem en heeft ook haar sociale leven, school en familie in de omgeving van de man. Het enige dat mist is het gezag.
3.2.
De voogd heeft schriftelijk verklaard in te stemmen met het verzoek.
De beoordeling
3.3.
Op grond van artikel 1:253h van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan indien na het overlijden van één der ouders een voogd is benoemd, de rechter deze beslissing te allen tijde in dier voege wijzigen, dat de overlevende ouder mits deze daartoe bevoegd is, alsnog met het gezag wordt belast. De rechtbank gaat hiertoe slechts over op verzoek van de overlevende ouder, en niet dan op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Het derde lid van artikel 1:253h BW bepaalt dat wanneer de andere ouder een voogd had aangewezen overeenkomstig artikel 292 BW en deze inmiddels is opgetreden, dit artikel van overeenkomstige toepassing is met dien verstande dat, mits het verzoek van de overlevende ouder binnen één jaar na het begin van de voogdij wordt gedaan, dit verzoek slechts wordt afgewezen indien de rechter oordeelt dat het belang van de minderjarige zich tegen inwilliging verzet.
3.4.
Omdat het verzoek van de man niet binnen één jaar na het begin van de voogdij is gedaan moet in de eerste plaats door de rechtbank beoordeeld worden of de omstandigheden nadien zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De man is de overlevende ouder. Sinds het overlijden van [de moeder] en de aanvaarding van de voogdij door de voogd is [minderjarige] bij de man gaan wonen en woont ze niet meer, zoals aanvankelijk de bedoeling was, samen met haar broer bij de voogd. Gelet hierop is er sprake van gewijzigde omstandigheden.
3.5.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of het belang van de minderjarige zich tegen inwilliging van het verzoek verzet. Gelet op de inhoud van de stukken en de daaruit blijkende gezamenlijke wens van de man en [minderjarige] en de instemming van de voogd met het verzoek overweegt de rechtbank het volgende. Er zijn geen redenen of indicaties gebleken op grond waarvan aangenomen moet worden dat het belang van [minderjarige] zich verzet tegen toewijzing van het verzoek van de man. Integendeel, [minderjarige] woont bij de man en hij neemt alle beslissingen over haar. Door toewijzing van het verzoek wordt de juridische situatie in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen.
3.6.
Wellicht ten overvloede overweegt de rechtbank dat ingevolge artikel 1:281 BW de voogdij van de voogd eindigt op de dag nadat deze uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking is verstrekt of verzonden.
4. De beslissing
De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat [verzoeker] , geboren op [geboortedatum 3] in de [geboorteplaats] , voortaan alleen met de uitoefening van het gezag over de minderjarige [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2003 in de [geboorteplaats] , zal zijn belast, voorzover zijn bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. J. Teertstra, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 3 april 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn: 811