ECLI:NL:RBNNE:2019:1834

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
18/920186-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een veelpleger voor diefstal en oplichting met ISD-maatregel

De Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, heeft op 30 april 2019 een man veroordeeld voor diefstal en meerdere gevallen van oplichting. De verdachte, die als veelpleger wordt aangemerkt, benaderde slachtoffers met de smoes dat hij geld nodig had voor brandstof of om naar zijn werk te kunnen komen. Hij heeft op verschillende data, waaronder 27 juli 2018 en 20 juli 2018, slachtoffers bewogen tot de afgifte van geld door hen te misleiden met valse verhalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten van oplichting en diefstal, en heeft hem veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor een periode van twee jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de herhaalde veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten en de impact van zijn daden op de slachtoffers. De vorderingen van benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de proeftijd van eerdere veroordelingen verlengd, gezien de recidivekans van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/920186-18
ter berechting gevoegd parketnummer 18/920115-18
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/920021-19
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/820169-16 en 18/920194-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 april 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de PI Leeuwarden, Holstmeerweg 7, Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 april 2019.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
(18/920186-18)
1.
hij op of omstreeks 27 juli 2018, te Coevorden, althans in de gemeente Coevorden, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit/in een woonboot, gelegen aan de [straatnaam], heeft weggenomen een hoeveelheid geld, te weten 15 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 20 juli 2018, te Emmen in de gemeente Emmen, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten 40 euro,
door
- zich naar de woning van genoemde [slachtoffer 2] te begeven en/of
- genoemde [slachtoffer 2] te vertellen dat hij, verdachte, problemen had met zijn, verdachtes auto, dan wel met de auto van zijn, verdachtes werkgever en/of
- genoemde [slachtoffer 2] te vertellen dat hij, verdachte, op dat moment geen geld had om het probleem met de auto op te lossen en derhalve acuut geld nodig had, welk geld hij, verdachte op een later moment zou terugbetalen en/of
- genoemde [slachtoffer 2] te vertellen dat die [slachtoffer 2] een en ander desgewenst kon verifiëren bij verdachtes werkgever en/of
(aldus) die [slachtoffer 2] in de veronderstelling heeft gebracht dat verdachte diens hulp in de vorm van het verstrekken van een geldbedrag nodig had, waardoor genoemde [slachtoffer 2] tot de afgifte van een hoeveelheid geld werd bewogen;
3.
hij op of omstreeks 27 juli 2018, te Coevorden, althans in de gemeente Coevorden, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door voorzien van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, de woning van die [slachtoffer 3] binnen te gaan en/of zich in de woning van die [slachtoffer 3] op te houden;
4.
hij op of omstreeks 21 december 2016, te Weiteveen, althans in de gemeente Emmen, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten 200 euro, door zich naar de woning van genoemde [slachtoffer 4] te begeven en/of -zakelijk weergeven- die [slachtoffer 4] te vertellen dat hij, verdachte, geen brandstof voor zijn auto meer had en/of geen geld had om te tanken en/of dat hij, verdachte
goederen moest afleveren en (daarom) dringend geld nodig had en/of wilde lenen met de belofte het geld de volgende dag terug te brengen, waardoor genoemde [slachtoffer 4] werd bewogen tot bovengenoemde afgifte;
5.
hij op of omstreeks 3 juni 2017 te Coevorden, althans in de gemeente Coevorden, althans in Nederland meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 5] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld te weten 70 euro en/of 140 euro, door zich (telkens) naar de woning van genoemde [slachtoffer 5] te begeven en/of -zakelijk weergeven- die [slachtoffer 5] te vertellen dat hij, verdachte, pech had met zijn auto en/of een nieuwe accu nodig had en/of geen geld had om die accu te kopen en (dringend) geld nodig had en/of dat geld wilde lenen met de belofte het geld de volgende dag terug te brengen, waardoor genoemde [slachtoffer 5] (telkens) werd bewogen tot bovengenoemde afgifte;
6.
hij op of omstreeks 3 februari 2018, te Coevorden, althans in de gemeente Coevorden, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van
een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] te bewegen tot de afgifte van een hoeveelheid geld
zich naar de woning van genoemde [slachtoffer 6] te begeven en/of -zakelijk weergeven- die [slachtoffer 6] te vertellen dat hij, verdachte, autopech had en/of geen/onvoldoende geld had de reparatie te betalen en/of dat hij, verdachte dezelfde avond moest betalen en (daarom) dringend geld nodig had en/of geld wilde lenen met de belofte het geld de volgende dag terug te brengen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(18/920021-19)
1.
hij in of omstreeks de periode van 16 november 2018 tot en met 19 november 2018, te Emmen in de gemeente Emmen, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 7] meermalen, althans eenmaal, (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een
hoeveelheid geld, te weten (in totaal) 106 euro, door
- zich (op 16 november 2018) naar de woning van die [slachtoffer 7] te begeven en/of die [slachtoffer 7] te vertellen dat hij, verdachte, naar zijn werk moest en geen geld had om de brandstof voor de auto te betalen en dat niet op korte termijn kon krijgen, waarbij verdachte genoemde [slachtoffer 7] vroeg hem geld te lenen en/of
- zich (op 19 november 2018) (opnieuw) naar de woning van die [slachtoffer 7] te begeven en/of die [slachtoffer 7] te vertellen dat hij, verdachte, (weer) naar zijn werk moest en (weer) geen geld had om de brandstof voor de auto te betalen en niet op korte termijn over geld kon beschikken, waarbij verdachte aanbood een telefoon bij die [slachtoffer 7] achter te laten en/of waarbij verdachte (opnieuw) genoemde [slachtoffer 7] vroeg hem geld te lenen en/of
- zich (op 19 november 2018) voor de tweede keer naar de woning van die [slachtoffer 7] te begeven en/of die [slachtoffer 7] te vertellen dat hij, verdachte, niet was opgehaald om naar zijn werk te gaan en geld nodig had voor ander vervoer en/of door die [slachtoffer 7] telefonisch contact te laten hebben met zijn, verdachtes (vermeende) werkgever, waarbij verdachte (opnieuw) genoemde [slachtoffer 7] vroeg hem geld te lenen, waardoor die [slachtoffer 7] (telkens) werd bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld;
2.
hij op of omstreeks 21 oktober 2018, te Emmen in de gemeente Emmen, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten 50 euro,
- door zich naar de woning van die [slachtoffer 8] te begeven en/of die [slachtoffer 8] te vertellen dat hij, verdachte, (direct) naar zijn werk/Maastricht moest en geen geld had om de brandstof voor de auto te betalen en dat niet op korte termijn kon krijgen en/of
- door een naam en/of een telefoonnummer, dat/die moest(en) doorgaan voor de naam en/of het telefoonnummer van hem, verdachte, aan die [slachtoffer 8] te geven, en/of
- door die [slachtoffer 8] aan te bieden een horloge achter te laten, waarbij verdachte genoemde [slachtoffer 8] vroeg hem geld te lenen, waardoor genoemde [slachtoffer 8] werd bewogen tot de afgifte van 50 euro, althans een hoeveelheid geld;
3.
hij op of omstreeks 27 december 2018, te Emmen in de gemeente Emmen, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten 50 euro, door zich naar de woning van die [slachtoffer 9] te begeven en/of die [slachtoffer 9] te vertellen dat hij, verdachte, autopech had en hulp en geld nodig had, waarbij verdachte genoemde [slachtoffer 9] vroeg hem geld te lenen met de belofte dat geld de volgende dag terug te geven, waardoor genoemde [slachtoffer 9] werd bewogen tot de afgifte van 50 euro, althans een hoeveelheid geld.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het in de zaak met parketnummer 18/920186-18 onder 3 ten laste gelegde en veroordeling van de in de zaak met parketnummer 18/920186-18 onder 1, 2, 4, 5, 6 ten laste gelegde feiten en de in de zaak met parketnummer 18/920021-19 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten gerefereerd aan de vordering van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met -de officier van justitie en de raadsman- van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 18/920186-18 onder 3 ten laste gelegde niet bewijsbaar is en dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken, nu uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet blijkt dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet had om
[slachtoffer 3] te bedreigen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de zaak met parketnummer 18/920186-18 onder 1, 2, 4, 5, 6 en de in de zaak met parketnummer 18/920021-19 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
(18/920186-18)
1.
hij op 27 juli 2018, te Coevorden, in de gemeente Coevorden, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit/in een woonboot, gelegen aan de [straatnaam], heeft weggenomen een hoeveelheid geld, te weten 15 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1];
2.
hij op 20 juli 2018, te Emmen in de gemeente Emmen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten 40 euro, door
- zich naar de woning van genoemde [slachtoffer 2] te begeven en
- genoemde [slachtoffer 2] te vertellen dat hij, verdachte, problemen had met zijn, verdachtes auto, dan wel met de auto van zijn, verdachtes werkgever en
- genoemde [slachtoffer 2] te vertellen dat hij, verdachte, op dat moment geen geld had om het probleem met de auto op te lossen en derhalve acuut geld nodig had, welk geld hij, verdachte op een later moment zou terugbetalen en
- genoemde [slachtoffer 2] te vertellen dat die [slachtoffer 2] een en ander desgewenst kon verifiëren bij verdachtes werkgever en
aldus die [slachtoffer 2] in de veronderstelling heeft gebracht dat verdachte diens hulp in de vorm van het verstrekken van een geldbedrag nodig had, waardoor genoemde [slachtoffer 2] tot de afgifte van een hoeveelheid geld werd bewogen;
4.
hij op 21 december 2016, te Weiteveen, in de gemeente Emmen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten 200 euro, door zich naar de woning van genoemde [slachtoffer 4] te begeven en -zakelijk weergeven- die [slachtoffer 4] te vertellen dat hij, verdachte, geen brandstof voor zijn auto meer had en geen geld had om te tanken en dat hij, verdachte goederen moest afleveren en daarom dringend geld nodig had of wilde lenen met de belofte het geld de volgende dag terug te brengen, waardoor genoemde [slachtoffer 4] werd bewogen tot bovengenoemde afgifte;
5.
hij op 3 juni 2017 te Coevorden, in de gemeente Coevorden, meermalen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 5] telkens heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld te weten 70 euro en 140 euro, door zich telkens naar de woning van genoemde [slachtoffer 5] te begeven en -zakelijk weergeven- die [slachtoffer 5] te vertellen dat hij, verdachte, pech had met zijn auto en een nieuwe accu nodig had en geen geld had om die accu te kopen en dringend geld nodig had en dat geld wilde lenen met de belofte het geld de volgende dag terug te brengen, waardoor genoemde [slachtoffer 5] telkens werd bewogen tot bovengenoemde afgifte;
6.
hij op 3 februari 2018, te Coevorden, in de gemeente Coevorden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] te bewegen tot de afgifte van een hoeveelheid geld zich naar de woning van genoemde [slachtoffer 6] te begeven en -zakelijk weergeven- die [slachtoffer 6] te vertellen dat hij, verdachte, autopech had en geen/onvoldoende geld had de reparatie te betalen en dat hij, verdachte dezelfde avond moest betalen en daarom dringend geld nodig had en geld wilde lenen met de belofte het geld de volgende dag terug te brengen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(18/920021-19)
1.
hij in de periode van 16 november 2018 tot en met 19 november 2018, te Emmen in de gemeente Emmen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 7] meermalen, telkens heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten in totaal 106 euro, door
- zich op 16 november 2018 naar de woning van die [slachtoffer 7] te begeven en die [slachtoffer 7] te vertellen dat hij, verdachte, naar zijn werk moest en geen geld had om de brandstof voor de auto te betalen en dat niet op korte termijn kon krijgen, waarbij verdachte genoemde [slachtoffer 7] vroeg hem geld te lenen en
- zich op 19 november 2018 opnieuw naar de woning van die [slachtoffer 7] te begeven en die [slachtoffer 7] te vertellen dat hij, verdachte, weer naar zijn werk moest en weer geen geld had om de brandstof voor de auto te betalen en niet op korte termijn over geld kon beschikken, waarbij verdachte aanbood een telefoon bij die [slachtoffer 7] achter te laten en waarbij verdachte opnieuw genoemde [slachtoffer 7] vroeg hem geld te lenen en
- zich op 19 november 2018 voor de tweede keer naar de woning van die [slachtoffer 7] te begeven en die [slachtoffer 7] te vertellen dat hij, verdachte, niet was opgehaald om naar zijn werk te gaan en geld nodig had voor ander vervoer en door die [slachtoffer 7] telefonisch contact te laten hebben met zijn, verdachtes vermeende werkgever, waarbij verdachte opnieuw genoemde [slachtoffer 7] vroeg hem geld te lenen, waardoor die [slachtoffer 7] telkens werd bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld;
2.
hij op 21 oktober 2018, te Emmen, in de gemeente Emmen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten 50 euro,
- door zich naar de woning van die [slachtoffer 8] te begeven en die [slachtoffer 8] te vertellen dat hij, verdachte, direct naar zijn werk/Maastricht moest en geen geld had om de brandstof voor de auto te betalen en dat niet op korte termijn kon krijgen en
- door een naam en een telefoonnummer, die moesten doorgaan voor de naam en het telefoonnummer van hem, verdachte, aan die [slachtoffer 8] te geven, en
- door die [slachtoffer 8] aan te bieden een horloge achter te laten, waarbij verdachte genoemde [slachtoffer 8] vroeg hem geld te lenen, waardoor genoemde [slachtoffer 8] werd bewogen tot de afgifte van 50 euro;
3.
hij op 27 december 2018, te Emmen, in de gemeente Emmen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten 50 euro, door zich naar de woning van die [slachtoffer 9] te begeven en die [slachtoffer 9] te vertellen dat hij, verdachte, autopech had en hulp en geld nodig had, waarbij verdachte genoemde [slachtoffer 9] vroeg hem geld te lenen met de belofte dat geld de volgende dag terug te geven, waardoor genoemde [slachtoffer 9] werd bewogen tot de afgifte van 50 euro.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/920186-16:
1. Diefstal.
2. Oplichting.
4. Oplichting.
5. Oplichting.
6. Poging tot oplichting.
en in de zaak met parketnummer 18/920021-19:
1. Oplichting, meermalen gepleegd.
2. Oplichting.
3. Oplichting.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake de in de zaak met parketnummer 18/920186-18 onder 1, 2, 4, 5, 6 ten laste gelegde feiten en de in de zaak met parketnummer 18/920021-19 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) als bedoeld in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet verzet tegen deze vordering.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting de voorlichtingsrapportage d.d. 21 maart 2019, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal, een zestal oplichtingen en een poging daartoe. Verdachte belde bij de woning van de slachtoffers aan en vertelde dat hij zonder benzine stond of dat hij pech had met zijn auto. Hij vroeg de slachtoffers vervolgens om hem geld te lenen. Op die manier heeft verdachte de slachtoffers bewogen tot afgifte van geldbedragen. Door zijn handelen heeft verdachte het vertrouwen van de slachtoffers geschaad. Verdachte heeft niet stilgestaan bij de financiële gevolgen die deze feiten voor de slachtoffers hebben gehad. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een klein geldbedrag. Diefstal is een ergerlijk feit.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 14 februari 2018 blijkt dat verdachte herhaaldelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte een stelselmatige dader is in de zin van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht. Het door verdachte begane feit betreft een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. In de vijf jaren voorafgaand aan de bewezenverklaarde misdrijven is verdachte tenminste driemaal voor het plegen van misdrijven, te weten op
26 juli 2017, 15 juli 2016 en 7 november 2014 onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf.
De onderhavige feiten zijn na de tenuitvoerlegging van deze vrijheidsbenemende straffen gepleegd en er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan, en om die reden eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel.
De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen het advies dat is uitgebracht door
[naam] in bovengenoemd voorlichtingsrapport, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Verdachte heeft een licht verstandelijke beperking en heeft moeite met lezen en schrijven. Het is voor verdachte lastig zich langere tijd op een plek te kunnen handhaven en hij krijgt al jaren begeleiding.
Zonder passende behandeling zal het recidiverisico onveranderd blijven en zal het delictpatroon zich voortzetten.
De reclassering ziet geen mogelijkheden om verdachte te begeleiden in het kader van een voorwaardelijke veroordeling. De reclassering is van mening dat enkel oplegging van de ISD-maatregel kan bijdragen aan vermindering van de kans op recidive. Verdachte staat er om bekend dat hij impulsief kan handelen wanneer hij het lastig heeft in een klinische setting. Hij maakt dan gauw de keuze om het traject voortijdig te beëindigen. Het is van belang dat verdachte in een gestructureerde setting komt, waar men expertise heeft om met zijn problematiek om te gaan. Verdachte heeft aangegeven dat hij mee wil werken aan een behandeling binnen een ISD-maatregel en geeft aan dat hij daarvoor wel opgenomen wil worden bij Trajectum.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel, mede gezien het strafblad van verdachte en de problematiek van verdachte zoals die naar voren komt uit voormeld rapport, dat niet valt te verwachten dat verdachte zonder begeleiding en behandeling met het plegen van strafbare feiten zal stoppen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank dan ook oplegging van de ISD-maatregel geboden ter beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van verdachte.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1], tot een bedrag van € 15,-- ter zake van materiële schade en € 350,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 2], tot een bedrag van € 40,-- ter vergoeding van materiële schade en € 25,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gevorderd tot een bedrag van € 100,-- ter zake immateriële schade en € 15,-- ter zake materiele schade, onder niet ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij met betrekking tot het overige deel van de gevorderde immateriële schade.
De officier van justitie vordert tevens toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2].
Daarnaast vordert de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet verzet tegen toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft vergoeding verzocht terzake immateriële schade tot een bedrag van € 350,-- en € 15,-- terzake materiële schade. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade ad € 15,-- heeft geleden.
De rechtbank acht de gevorderde immateriële schade ad € 350,-- te hoog. Zij zal deze schatten en vaststellen op € 100,--.
Deze schade is het rechtstreeks gevolg van het onder 18/920186-18 onder 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen tot na te noemen bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 juli 2018.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft het overige deel van de gevorderde immateriële schade niet ontvankelijk verklaren in de vordering.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]:
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij
[slachtoffer 2] schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 18/920186-18 onder 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 juli 2018.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 7]:
De ter terechtzitting verschenen [slachtoffer 7] heeft geen schriftelijke vordering tot schadevergoeding ingediend.
Verzocht wordt vergoeding van de schade in de zaak met parketnummer 18/920021-19 onder 1, te weten € 106,--, zijnde het bedrag wat betaald is aan verdachte.
De officier van justitie vordert, nu ter zake geen schriftelijke vordering is ingediend, oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 106,--, zijnde het bedrag wat verdachte door de oplichting heeft verkegen en daarnaast vergoeding van € 20,-- terzake gemaakte reiskosten.
De raadsman heeft zich niet verzet tegen toewijzing van de vordering, met uitzondering van de eventueel toe te wijzen reiskosten.
De rechtbank zal, nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2018.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnummer

18/820169-16.
Bij onherroepelijk vonnis van 15 juli 2016 van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 147 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 30 juli 2016.
Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 28 februari 2019 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten in de zaak met parketnummer 18/920186-18 onder 1, 2, 4, 5 en 6 heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering in beginsel worden toegewezen.
Gelet op hetgeen ter terechtzitting is behandeld, ziet de rechtbank aanleiding om te volstaan met verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnummer

18/920194-17.
Bij onherroepelijk vonnis van 26 juli 2017 van de politierechter in het arrondissement Noord-Nederland, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 12 weken gevangenisstraf, waarvan 9 weken gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 10 augustus 2017. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 27 februari 2019 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten in de zaak met parketnummer 18/920186-18 onder 1, 2, 4, 5 en 6 heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering in beginsel worden toegewezen. Gelet op hetgeen ter terechtzitting is behandeld, ziet de rechtbank aanleiding om te volstaan met verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14f, 36f, 38m, 38n, 45, 57, 310 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/920186-18 onder 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/920186-18 onder 1, 2, 4, 5, 6 en het in de zaak met parketnummer 18/920021-19 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Ten aanzien van parketnummer 18/920186-18 onder 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 115,-- (zegge: honderdvijftien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2018.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 115,-- (zegge: honderdvijftien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 15,-- aan materiële schade en € 100,-- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van parketnummer 18/920186-18 onder 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 65,-- (zegge: vijfenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2], te betalen een bedrag van € 65,-- (zegge: vijfenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 25,-- aan materiële schade en € 40,-- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van parketnummer 18/920021-19 onder 1:
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 7], te betalen een bedrag van € 126,-- (zegge: honderdzesentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 126,-- aan materiële schade.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/820169-16:

Verlengt de in het vonnis van de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 15 juli 2016 vastgestelde proeftijd met één jaar.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/920194-17:

Verlengt de in het vonnis van de politierechter in het arrondissement Noord-Nederland,
van 26 juli 2017 vastgestelde proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.Y.B. Jansen, voorzitter, mr. O.J. Bosker en
mr. M.A.A. van Capelle, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 april 2019.
Mr. Bosker en mr. Van Capelle zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.