ECLI:NL:RBNNE:2019:1833

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
18/930052-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen vervaardigen en aanwezig hebben van methamfetamine

Op 30 april 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1983, die beschuldigd werd van het medeplegen van het vervaardigen en aanwezig hebben van methamfetamine. De zaak kwam voort uit een politieonderzoek dat begon na informatie van het Team Criminele Inlichtingen en een netmeting door een benadeelde partij. Op 6 april 2018 werd een loods in Zuidlaren door de politie doorzocht, waar een laboratorium voor de productie van methamfetamine werd aangetroffen. In de loods waren verdachte en medeverdachten aanwezig, en er werd een aanzienlijke hoeveelheid methamfetamine en de benodigde chemicaliën gevonden. De officier van justitie vorderde veroordeling voor de feiten 1 en 2, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachte bij de productie van methamfetamine wettig en overtuigend bewezen was, mede op basis van DNA-sporen op een mondkapje dat in de loods was aangetroffen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de overige ten laste gelegde feiten, maar veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van vier jaar voor het medeplegen van het vervaardigen en aanwezig hebben van methamfetamine. De rechtbank overwoog dat de productie van synthetische drugs schadelijk is voor de volksgezondheid en het milieu, en rekende het de verdachte zwaar aan dat hij geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, en de rechtbank verklaarde de in beslag genomen goederen verbeurd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930052-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 april 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats: [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 april 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.L. van Gaalen, advocaat te Duivendrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
verdachte op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 6 april 2018 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en/of vervaardigd
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde methamfetamine en/of amfetamine (telkens) (een) middel(en) in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst 1 dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
verdachte op of omstreeks 06 april 2018 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo en/of te en in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde methamfetamine en/of amfetamine (een) middel(en) in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst 1 dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3.
verdachte op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 5 april 2018 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd een een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep (telkens) een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
4.
verdachte op of omstreeks 06 april 2018 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid, te weten ruim 10.000 hennepplanten, in ieder geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,
zijnde hennep een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
5.
verdachte op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 6 april 2018 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) een hoeveelheid elektriciteit en/of een hoeveelheid gas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of verdachtes mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen elektriciteit/gas/goed onder zijn/haar/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feiten 3, 4 en 5 en veroordeling gevorderd voor feiten 1 en 2. Ten aanzien van feiten 1 en 2 heeft zij in aanmerking genomen dat verdachte op 6 april 2018 in de loods aanwezig was en dat zijn DNA is aangetroffen op een mondkapje waarop tevens methamfetamine en lidocaïne zijn aangetroffen. Stoffen welke ook zijn aangetroffen in, of nabij het laboratorium. De door verdachte in dit kader gegeven verklaring dat zijn DNA waarschijnlijk op het mondkapje terecht is gekomen omdat hij dat mondkapje heeft opgepakt en in zijn auto heeft gelegd om thuis te gebruiken, is volgens de officier van justitie onvoldoende onderbouwd en ongeloofwaardig. De officier van justitie heeft tevens in aanmerking genomen dat de door verdachte gehuurde auto vaak bij het laboratorium geparkeerd stond, alsmede dat die auto er ook regelmatig een nacht stond. Ook in dit geval acht de officier van justitie de door verdachte gegeven verklaring dat hij de auto vaak liet staan en op een andere manier weg ging, ongeloofwaardig. Zij heeft betoogd dat voornoemde omstandigheden om een uitleg van verdachte vragen en dat, nu hij geen aannemelijke verklaring heeft gegeven, wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte betrokken was bij het productieproces van methamfetamine en dat hij methamfetamine aanwezig had.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Daartoe heeft hij ten aanzien van feit 1 en 2 aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte ooit in één van de twee ruimtes is geweest die samen het laboratorium vormen en enkel in de loods aanwezig was omdat hij bevriend was met [medeverdachte 2] . Die enkele aanwezigheid levert volgens de raadsman geen bewijs op van wetenschap van de aanwezigheid van het lab, laat staan van eventuele beschikkingsmacht van verdachte ten aanzien van dat lab. Die enkele aanwezigheid levert voorts ook geen bewijs op van strafrechtelijk relevante betrokkenheid bij dat lab. Dat een mondkapje is aangetroffen met daarop het DNA van verdachte alsmede sporen van drugs, is te verklaren omdat verdachte dat mondkapje heeft opgepakt en in zijn auto heeft gelegd en bewijst dan ook niet dat hij betrokken is geweest bij een chemisch proces in het laboratorium, aldus de raadsman. Al zou bewezen kunnen worden dat verdachte daarbij betrokken is geweest, dan is geen sprake van een gedraging die zodanig substantieel is geweest dat dit medeplegen oplevert.
Oordeel van de rechtbank
Feit 3, 4 en 5
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat feiten 3, 4 en 5 niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Van verdachtes betrokkenheid bij de hennepkwekerij of de diefstal van elektriciteit of gas is de rechtbank niet gebleken. Verdachte zal van deze feiten worden vrijgesproken.
Bewijsuitsluiting ten aanzien van feit 1 en 2
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting verzocht om het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 mei 2018, opgemaakt door [verbalisant 1] , van het bewijs uit te sluiten nu de verdediging dat proces-verbaal pas op de terechtzitting van 16 april 2019 overhandigd heeft gekregen van de officier van justitie, ondanks herhaaldelijke verzoeken vanuit de verdediging richting het openbaar ministerie om het stuk toe te voegen aan het dossier. De raadsman is van mening dat deze handelwijze van het openbaar ministerie in strijd is met algemene beginselen van behoorlijke procesorde, en verzoekt uitsluiting van het bewijs.
De rechtbank constateert dat het betreffende proces-verbaal van bevindingen zich niet in het eind proces-verbaal bevindt, maar enkel in het raadkamer proces-verbaal ten behoeve van de raadkamerzitting van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 16 mei 2018. Verdachte zat op dat moment echter niet in voorlopige hechtenis waardoor de verdediging niet eerder dan op de terechtzitting van 16 april 2019 kennis heeft kunnen nemen van het betreffende proces-verbaal van bevindingen. Naar het oordeel van de rechtbank is dat te wijten aan het openbaar ministerie. Vorenstaande brengt naar het oordeel van de rechtbank een schending van de algemene beginselen van een behoorlijke procesorde met zich mee. De rechtbank zal het stuk dan ook uitsluiten van de bewijsvoering, zoals zij reeds op de terechtzitting van 16 april 2019 heeft besloten en medegedeeld.
Ten aanzien van feit 1 en 2 gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden [1]
Naar aanleiding van informatie binnen gekomen bij het Team Criminele Inlichtingen (TCI) en een netmeting door [benadeelde partij], is de politie op 6 april 2018 een loods in Zuidlaren binnengetreden. [2] Achterin het pand, achter een schot in de hal, troffen zij twee ruimtes aan, door de politie aangeduid als een opslagruimte en een productieruimte. In deze twee ruimtes stond een grote hoeveelheid apparatuur en chemicaliën die geschikt zijn voor de vervaardiging van methamfetamine, waaronder bijna 20 kg (pseudo)efedrine; de voornaamste grondstof van methamfetamine. [3] Voorts is in totaal 2,8 kg methamfetamine aangetroffen, [4] alsmede een aanzienlijke hoeveelheid van het productieproces afkomstig afval en een groot aantal lege verpakkingen van chemicaliën. [5]
Op het moment van binnentreden op 6 april 2018 waren er 6 personen in de loods aanwezig, waaronder verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Verdachte kwam achter voornoemd schot vandaan [6] en medeverdachte [medeverdachte 1] werd aangetroffen in voornoemde productieruimte. [7]
In een door verdachte gehuurde auto, die op 6 april 2018 voor de loods stond, is door de politie een mondkapje gevonden. [8] Aan de binnenkant van het mondkapje is DNA aangetroffen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . [9] Aan de buitenkant van het mondkapje is zowel methamfetamine aangetroffen als lidocaïne, een middel dat in elke fase van het vervaardigingsproces van methamfetamine terug te vinden is, en welke stoffen bovendien in het laboratorium zijn aangetroffen. [10] Voorts blijkt uit de GPS gegevens van de huurauto van verdachte dat die huurauto in de ten laste gelegde periode 59 maal bij de loods in Zuidlaren heeft gestaan. [11]
Juridische beoordeling
Het vervaardigen van methamfetamine
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er in de loods een grootschalig in werking zijnd methamfetamine laboratorium aanwezig was, bestaande uit een productieruimte en een opslagruimte. De aangetroffen goederen leiden naar het oordeel van de rechtbank tot de gevolgtrekking dat er al gedurende langere tijd methamfetamine werd vervaardigd. Aangetroffen is immers - onder andere - een grote hoeveelheid productieapparatuur, benodigde chemicaliën en ander laboratoriummateriaal (zoals rondbodemkolven en maatbekers), een groot aantal lege verpakkingen van verschillende chemicaliën, een aanzienlijke hoeveelheid van het productieproces afkomstig afval (zoals vaten vol met bruine drab) en besmette verwarmingsplaatjes. Bovendien is 2,8 kilogram reeds bereide methamfetamine aangetroffen, waarvan 2 kilogram in kristalvorm en meer dan 800 gram in poedervorm. De rechtbank is gelet op de relatief omvangrijke hoeveelheden grondstoffen, productiematerialen en (productie)afval van oordeel dat bewezen kan worden dat er gedurende de ten laste gelegde periode, te weten 1 januari 2018 tot en met 6 april 2018, in Zuidlaren structureel methamfetamine is bereid, bewerkt, verwerkt en/of vervaardigd. Uit het dossier is niet gebleken dat tevens amfetamine werd vervaardigd, noch dat deze stof in de loods aanwezig was op 6 april 2018.
De betrokkenheid van verdachte
Met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij feit 1 en 2 overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte is op 6 april 2018 aangetroffen in de loods. Hij kwam achter het schot in de hal vandaan, waar achter een grote opening zat die toegang gaf tot de opslagruimte en productieruimte. Hij bevond zich dus in de onmiddellijke nabijheid van het methamfetamine laboratorium.
Voorts heeft een door verdachte gehuurde auto tijdens de ten laste gelegde periode heel regelmatig -op een aantal dagen op meerdere tijdstippen, onafgebroken en/of in de avond en nacht- bij de loods – en dus het laboratorium – gestaan en is in die auto een mondkapje aangetroffen met aan de binnenkant DNA van verdachte en aan de buitenkant methamfetamine en een van de grondstoffen nodig voor de vervaardiging van methamfetamine, te weten lidocaïne. Voor deze beide, voor het bewijs van het ten laste gelegde, redengevende omstandigheden heeft de verdachte ter terechtzitting een alternatieve lezing gegeven. Ten aanzien van de auto heeft verdachte verklaard dat het feit dat zijn auto vaak bij de loods stond niet betekent dat hij zelf ook vaak in de loods aanwezig was. Naar eigen zeggen was hij wel eens in de loods, maar als hij wegging liet hij de auto soms bij de loods staan. Hij ging dan met een andere auto weg, of ging met de bus naar het station of werd daar door [medeverdachte 2] naar toegebracht. Naar het oordeel van de rechtbank is het onbegrijpelijk waarom verdachte op deze omslachtige manieren vanaf de loods zou vertrekken, terwijl hij daar een eigen door hem gehuurde auto ter beschikking had. Daar is door verdachte geen aannemelijke verklaring voor gegeven. De verklaring is bovendien niet verifieerbaar. Gelet op vorenstaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Met betrekking tot het mondkapje heeft verdachte verklaard dat hij het mondkapje tussen de werkspullen in de hal van de loods heeft gevonden, heeft opgepakt en in de auto heeft gelegd omdat hij die thuis wou gaan gebruiken. Aangezien verdachte heeft verklaard dat hij het mondkapje (nog) niet had gebruikt, is het in het kader van het scenario van de verdediging onbegrijpelijk dat er DNA van verdachte aan de binnenkant van het mondkapje is aangetroffen. De verklaring van verdachte is bovendien geenszins verifieerbaar en derhalve ongeloofwaardig. Voorts acht de rechtbank het volstrekt onaannemelijk dat verdachte een vervuild mondkapje mee naar huis neemt om het daar te gaan gebruiken.
Ten aanzien van de door de verdachte gepresenteerde alternatieve lezingen overweegt de rechtbank voorts nog het volgende. De verdachte is bij de politie drie keer verhoord. Daarbij heeft hij zich ten aanzien van concrete vragen van de verbalisanten met betrekking tot zijn aanwezigheid in de loods en zijn betrokkenheid bij het laboratorium, steevast op zijn zwijgrecht beroepen. Eerst ter terechtzitting heeft de verdachte op detailpunten een verklaring afgelegd. De rechtbank ziet niet in waarom hij deze omstandigheden niet reeds tijdens de politieverhoren naar voren had kunnen brengen. Het late tijdstip waarop hij dit doet maakt zijn verklaring minder betrouwbaar.
Vorenstaande brengt met zich mee dat de rechtbank op basis van de gegevens van de huurauto van verdachte – en de verklaring van getuige [getuige] dat verdachte vaak in de kantine zat met [medeverdachte 2] [12] – concludeert dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode vaak in de loods aanwezig is geweest. De verklaring van verdachte dat hij daar enkel was om koffie te drinken in de kantine met [medeverdachte 2] , acht de rechtbank, gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen- en motivering, ongeloofwaardig. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder in aanmerking dat uit de gps gegevens van zijn huurauto blijkt dat hij regelmatig meerdere keren op dezelfde dag bij de loods is geweest, dat hij ook geregeld ’s nachts in de loods aanwezig is geweest en dat hij herhaaldelijk gedurende een aantal dagen bijna onafgebroken in de loods is geweest – zoals 13 februari 2018 tot en met 19 februari 2018, 23 februari 2018 tot en met 28 februari 2018 en 12 maart 2018 tot en met 15 maart 2018. Een dergelijke veelvuldige en langdurige aanwezigheid, ook ’s nachts, valt naar het oordeel van de rechtbank lastig te rijmen met een scenario waarin verdachte enkel in de loods aanwezig was omdat hij – zoals door de verdediging aangevoerd – bevriend was met [medeverdachte 2] .
Vorenstaande leidt tot het oordeel van de rechtbank dat het niet anders kan dan dat de DNA-sporen van verdachte op het mondkapje terecht zijn gekomen doordat verdachte dat mondkapje heeft gedragen tijdens het productieproces in het aanwezige laboratorium. Op dat mondkapje is immers niet alleen DNA van verdachte aangetroffen, maar ook methamfetamine en een van de grondstoffen van methamfetamine, te weten lidocaïne. Stoffen welke ook zijn aangetroffen in, of nabij het laboratorium.
Gelet op al het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat verdachte niet (enkel) aanwezig is geweest in de kantine van de loods in Zuidlaren om [medeverdachte 2] te bezoeken, maar dat hij (ook) in het laboratorium is geweest en aldaar een actieve rol heeft gehad bij de vervaardiging van methamfetamine.
De rechtbank wordt in deze conclusie gesterkt door een in een Apple Iphone 5s aangetroffen gesprek. Aan deze telefoon is het apple-id van de inmiddels overleden medeverdachte [medeverdachte 2] gekoppeld. In het betreffende gesprek tussen het telefoonnummer van verdachte [verdachte] en de gebruiker van de Iphone wordt er over gesproken dat de ‘twee koks’ moeten worden opgehaald in Zuidlaren. [13] Gelet op voormelde bewijsmiddelen- en motivering met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte] bij het methamfetamine lab, alsmede op de omstandigheden dat ook medeverdachte [medeverdachte 2] op 6 april 2018 in de loods werd aangetroffen [14] , dat in de woning van [medeverdachte 2] allerlei stukken zijn aangetroffen die betrekking hebben op de productie van synthetische drugs [15] en dat [medeverdachte 2] de huurder is van de betreffende loods in Zuidlaren [16] , kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat in dit gesprek tussen, naar de rechtbank aanneemt, [medeverdachte 2] en [verdachte] met ‘koks’ de bereiders van methamfetamine worden bedoeld.
Het bovenstaande leidt tot het oordeel van de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte actief betrokken is geweest bij de vervaardiging van methamfetamine in de loods in Zuidlaren. Uit het dossier is niet gebleken dat verdachte ook methamfetamine heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt of vervoerd. De rechtbank zal verdachte van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt dat [medeverdachte 2] en [verdachte] afspraken hebben gemaakt over het productieproces van methamfetamine in het laboratorium. Op voornoemd mondkapje welke naar het oordeel van de rechtbank is gebruikt bij de bereiding van methamfetamine is niet alleen DNA van verdachte aangetroffen, maar ook van medeverdachte [medeverdachte 1] . Voorts zijn verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de loods aangetroffen op 6 april 2018, terwijl [medeverdachte 1] zich in, en [verdachte] zich in de directe nabijheid van, het laboratorium bevond. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt bij de productie van methamfetamine en derhalve dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde tezamen en in vereniging met anderen heeft begaan.
De rechtbank acht gelet op vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen methamfetamine aanwezig heeft gehad op 6 april 2018, zoals ten laste gelegd onder 2. Daartoe neemt de rechtbank nog het volgende in aanmerking. Zowel in de opslagruimte als de daaraan grenzende productieruimte is methamfetamine aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte in het laboratorium is geweest en heeft bewezen geacht dat verdachte zich aldaar samen met anderen bezig hield met de vervaardiging van methamfetamine. Daaruit kan worden geconcludeerd dat verdachte toegang had tot beide ruimtes waarin methamfetamine is aangetroffen, alsmede dat hij ook daadwerkelijk van die ruimtes gebruik maakte. Vorenstaande leidt naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de reeds geproduceerde methamfetamine, alsmede dat verdachte beschikkingsmacht had ten aanzien van die methamfetamine. De rechtbank verwerpt dan ook het in dit kader door de raadsman gevoerde verweer.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
verdachte op verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 2018 tot en met 6 april 2018 te Zuidlaren, tezamen en in vereniging met anderen, heeft bereid, bewerkt, verwerkt en/of vervaardigd een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine,
zijnde methamfetamine een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst 1 dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
verdachte op 6 april 2018 te Zuidlaren, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine, zijnde methamfetamine een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst 1 dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder B
van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
2. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C
van de Opiumwet gegeven verbod
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De verdediging heeft, mocht de rechtbank wel tot een veroordeling komen, geen standpunt ingenomen ten aanzien van de op te leggen straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de justitiële documentatie, waaruit naar voren komt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan de grootschalige productie van methamfetamine en het aanwezig hebben daarvan. Het is algemeen bekend dat de productie van synthetische drugs, en verdovende middelen in het algemeen, zeer schadelijk is voor de volksgezondheid en bovenal voor de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Methamfetamine, ook wel bekend staande onder de naam “chrystalmeth” is in het bijzonder een zeer verwoestende, verslavende en destabiliserende drug. Deze drug behoort tot een van de meest verslavende harddrugs en heeft vooral een sterke werking op het centraal zenuwstelsel. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen.
Daarnaast wordt het chemisch afval dat ontstaat bij de productie vrijwel altijd illegaal gedumpt, hetgeen zeer schadelijk is voor het milieu. Zowel de productie van een synthetische drug zoals methamfetamine, als het daaruit voorkomende chemische afval en het dumpen van dat afval, zijn dan ook zeer maatschappelijk ontwrichtend.
Voorts wijst de rechtbank op de vele risico’s die gepaard gaan met het opslaan en bewerken van diverse chemicaliën in een illegaal drugslaboratorium, zoals brand, ontploffingsgevaar en het vrijkomen van giftige en bijtende dampen – allen niet alleen levensgevaarlijk voor de producenten van de drugs, maar ook voor mensen die in de omgeving van het laboratorium wonen. Verdachte heeft kennelijk enkel gedacht aan zijn eigen financiële gewin en zich totaal niet bekommerd om de risico’s voor omwonenden en de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor anderen en het milieu. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Ook rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven en geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten niet kan worden volstaan met een andere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.

Benadeelde partij

[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 6.940,11 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Tevens wordt een bedrag van € 1.222,01 gevorderd ter vergoeding van proceskosten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in verband met de door haar gevorderd vrijspraak ten aanzien van feit 5.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in verband met de door hem bepleite vrijspraak van feit 5.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht het onder verdachte in beslag genomen geld, te weten € 12,35 en € 210,-, verbeurd te verklaren nu sprake is van handelsgeld en goederen waarmee het feit is gepleegd.
Ook ten aanzien van een elftal in de loods aangetroffen en in beslag genomen goederen, waarvan niet is vastgesteld aan wie zij toebehoren, heeft de officier van justitie verbeurdverklaring gevorderd. Het gaat daarbij om 5 Iphone’s, 2 usb sticks, 2 tablets, 1 notebook en 1 harde schijf.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat er geen enkele reden is om aan te nemen dat het in beslag genomen geld, handelsgeld is. De raadsman heeft daarom verzocht om teruggave van de gelden aan verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Niet in discussie is of het geld aan verdachte toebehoort. De rechtbank gaat daar dan ook vanuit. Voorts is de rechtbank van oordeel het zeer aannemelijk is dat de gelden door middel van of uit de baten van de bewezenverklaarde strafbare feiten zijn verkregen. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde periode geen werk had en dat ook niet is gebleken van een andere (legale) bron van inkomsten, alsmede dat algemeen bekend is dat met de verkoop van (synthetische) drugs veel geld verdiend kan worden. De rechtbank zal de onder verdachte in beslag genomen geldbedragen dan ook verbeurd verklaren.
De rechtbank zal tevens de volgende goederen, zoals gevorderd door de officier van justitie, verbeurd verklaren op grond van artikel 33a lid 2 onder b van het Wetboek van Strafrecht:
- Iphone blauw (goednr. eindigend op 995644)
- Iphone blauw (goednr. eindigend op 995810)
- Iphone Grijs (goednr. eindigend op 995796)
- Iphone Zwart (goednr. eindigend op 995803)
- Usb stick novigadgets (goednr. eindigend op 995848)
- Usb stick Philips (goednr. eindigend op 995847)
- Tablet Apple Grijs (goednr. eindigend op 995843)
- Notebook Acer (goednr. eindigend op 995841)
- Tablet Samsung (goednr. eindigend op 995839)
- Iphone Wit (goednr. eindigend op 995822)
- Harde schrijf Seagate (KIPO) (goednr. eindigend op 995816)

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen art. 33, 33a, 36b, 36d, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3, 4 en 5 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Vordering van de benadeelde partij

Verklaart de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.

Beslag

Verklaart verbeurd de in beslag genomen aan verdachte toebehorende geldbedragen ter hoogte van € 12,35 en € 210,-.
Verklaart verbeurd:
- Iphone blauw (goednr. eindigend op 995644)
- Iphone blauw (goednr. eindigend op 995810)
- Iphone Grijs (goednr. eindigend op 995796)
- Iphone Zwart (goednr. eindigend op 995803)
- Usb stick novigadgets (goednr. eindigend op 995848)
- Usb stick Philips (goednr. eindigend op 995847)
- Tablet Apple Grijs (goednr. eindigend op 995843)
- Notebook Acer (goednr. eindigend op 995841)
- Tablet Samsung (goednr. eindigend op 995839)
- Iphone Wit (goednr. eindigend op 995822)
- Harde schrijf Seagate (KIPO) (goednr. eindigend op 995816)
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. M.A.M. Wolters en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door L. Lamers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 april 2019.
Mr. M. van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 april 2018, opgenomen op pagina 46 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018080390 d.d. 16 juli 2018.
3.Een proces-verbaal van de LFO d.d. 7 april 2018, opgenomen op pagina 103 e.v. van voornoemd dossier en een deskundigenrapport van het NFI d.d. 15 juni 2018, opgenomen op pagina 708 e.v. van voornoemd dossier.
4.Voornoemd proces-verbaal van de LFO, een proces-verbaal van verdovende middelen d.d. 23 juli 2018 opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3] en een deskundigenrapport van het NFI, zaaknummer 2018.05.04.109 (aanvraag 009), d.d. 13 augustus 2018, opgemaakt door A.B.M. van Esch – de Bruin, allen opgenomen in voornoemd dossier.
5.Zie voetnoot 3.
6.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2019, opgemaakt door [verbalisant 4] , opgenomen in voornoemd dossier.
7.Zie voetnoot 6.
8.Een proces-verbaal van onderzoek verhuurbedrijf d.d. 30 april 2018, opgenomen op pagina 277 e.v. van voornoemd dossier, een proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 april 2018, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier en een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 april 2018, opgenomen op pagina 274 e.v. van voornoemd dossier.
9.Een proces-verbaal aanvraag DNA- en/of verdovende middelen onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige d.d. 13 mei 2018, opgemaakt door [verbalisant 5] en een deskundigenrapport van het NFI, zaaknummer 2018.05.04.109 (aanvraag 006), d.d. 14 september 2018, opgemaakt door J.L.W. Dieltjes, beiden opgenomen in voornoemd dossier.
10.Een deskundigenrapport van het NFI, zaaknummer 2018.05.04.109 (aanvraag 006), d.d. 28 september 2018, opgemaakt door J.W. Hulshof, opgenomen in voornoemd dossier.
11.Een proces-verbaal van onderzoek verhuurbedrijf d.d. 30 april 2018, opgenomen op pagina 277 e.v. van voornoemd dossier.
12.Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 april 2018, opgenomen op pagina 863 e.v. van voornoemd dossier.
13.Het relaas proces-verbaal d.d. 16 juli 2018, opgenomen op pagina 7 e.v. van voornoemd dossier. Zie ten aanzien van dit gesprek pagina 16.
14.Zie voetnoot 6.
15.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 mei 2018, opgenomen op pagina 202 e.v. van voornoemd dossier.
16.Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 27 juli 2018, opgenomen op pagina 52 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 368784 d.d. 6 augustus 2018.