Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procesgang
2.De feiten
3.De verzoeken
4.De standpunten van partijen
5.De beoordeling
6.De beslissing
woensdag 24 april 2019in tegenwoordigheid van de griffier.
Arnhem-Leeuwarden.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 24 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man over de uitleg van een echtscheidingsconvenant. Partijen, die in 2016 zijn gescheiden, hadden op 10 mei 2016 een convenant opgesteld waarin afspraken over partneralimentatie zijn vastgelegd. De vrouw verzocht de rechtbank om te verklaren dat de alimentatieverplichting van de man voortduurt, terwijl de man stelde dat deze verplichting was komen te vervallen omdat hij in december 2017 was gaan samenwonen met een nieuwe partner. De vrouw betoogde dat er sprake was van een kennelijke verschrijving in het convenant, omdat de tekst niet overeenkwam met de wettelijke bepalingen in artikel 1:160 BW. De rechtbank oordeelde dat de tekst van het convenant leidend was en dat er geen ruimte was voor interpretatie of aanvulling. De verzoeken van de vrouw werden afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.