RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
parketnummer 18/840002-19
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/840020-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 april 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats],
thans gedetineerd te Juvaid locatie Veenhuizen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 april 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.G ten Have, advocaat te Winschoten. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 18/840002-19
hij op of omstreeks 17 december 2018 te Groningen tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (in totaal
(ongeveer) 400 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde partij] (benzinestation), in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging
met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) (elk) met
een (op een) mes (gelijkend voorwerp) zichtbaar en/of ten overstaan van die [slachtoffer 1] voorhanden de winkel van het benzinestation is/zijn binnen gegaan en/of (daarbij) aan die [slachtoffer 1] heeft/hebben toegevoegd; "geld, geld,
geld" en/of (vervolgens) met (de punt van) dat (op een) mes (gelijkend
voorwerp) (meermalen en/of met kracht) tegen het kogelwerend glas (van de
ruimte waarin die [slachtoffer 1] zich bevond) heeft/hebben getikt en/of gebeukt
en/of met dat (op een) mes (gelijkend voorwerp) heeft/hebben gezwaaid en/of
(daarbij) aan die [slachtoffer 1] heeft/hebben toegevoegd; "meer geld";
in de zaak met parketnummer 18/840020-19
1. Primair
hij op of omstreeks 28 maart 2019 te Groningen openlijk, te weten, op en/of aan en/of bij (het 'Jaagpad' aan/langs en/of bij) de Wilhelminakade, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) perso(o)n(en) en/of een goed te weten [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] en/of (respectievelijk) een fiets, door - (meermalen) in de richting en/of tegen d(i)e fiets (van die [slachtoffer 2]) te
trappen en/of - scheldend op die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] af te rennen en/of - die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in te sluiten/te omsingelen en/of - die [slachtoffer 2] van de fiets af te trappen en/of - (met kracht) tegen het (boven)been van die [slachtoffer 2] te trappen en/of - een (op een) mes (gelijkend voorwerp) (dreigend) te tonen aan die [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] en/of (met de punt) in de richting van die [slachtoffer 2]
te houden en/of te steken;
1. Subsidiair
hij op of omstreeks 28 maart 2019 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem (met kracht) van de fiets en/of tegen
het (boven)been te trappen;
2.
hij op of omstreeks 28 maart 2019 te Groningen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een (op een) mes (gelijkend voorwerp) te tonen en/of (met de punt) in de
richting van die [slachtoffer 2] te houden en/of te steken;
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het in de zaak met parketnummer 18/840002-19 ten laste gelegde feit en de feiten 1 primair en 2 in de zaak met parketnummer 18/840020-19 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat sprake is van eendaadse samenloop wat betreft de feiten 1 primair en 2 in de zaak met parketnummer 18/840020-19.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de zaak met parketnummer 18/840002-19 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle feiten in de zaak met het parketnummer 18/840020-19. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen mes bij zich had en ook niet heeft geschopt. De verklaring van verdachte komt overeen met de verklaring die [getuige 1] heeft afgelegd. Ook uit de getuigenverklaring van [getuige 2] blijkt niet dat hij heeft gezien dat verdachte een mes bij zich had. [getuige 2] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat de meest donkere jongen met zijn armen bewoog en dreigend overkwam. Als verdachte een mes bij zich had gehad dan had hij niet met zijn armen staan zwaaien. Er is ook geen mes bij verdachte gevonden.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van parketnummer 18/840002-19:
Met betrekking tot de zaak met parketnummer 18/840002-19 acht de rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit duidelijk en ondubbelzinnig bekend.
De rechtbank volstaat daarom met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 april 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 december 2018, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018330457 van 28 januari 2019, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1].
Ten aanzien van parketnummer 18/840020-19:
De rechtbank past met betrekking tot de in de zaak met parketnummer 18/840020-19 ten laste gelegde feiten 1 en 2 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - alleen gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van feiten 1 en 2:
1. De door verdachte op de terechtzitting van 12 april 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op 28 maart 2019 had ik, samen met drie vrienden, op het Jaagpad ruzie met twee jongens. Wij fietsten daar op het fietspad en kwamen die twee jongens tegen. Er werd gescholden en wij zijn vervolgens alle vier teruggegaan naar die jongens. Ik heb gescholden. Ook ben ik op een van die jongens afgelopen. Toen hij naar achteren liep, ben ik op hem afgelopen. Ik ben een negroïde, donkere jongen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 28 maart 2019, opgenomen op pagina 103 e.v. van het dossier met nummer 2019084823 d.d. 5 april 2019, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2]:
Vandaag, 28 maart 2019, fietste ik samen met mijn broer op het ‘Jaagpad’ in Groningen. Wij fietsten over het hiervoor genoemde Jaagpad toen wij een viertal jongens op twee fietsen ons tegemoet zagen komen. Ik zag dat het vier jonge jongens waren, ik schat ze ongeveer 14 jaar oud. Drie van de jongens hadden een Arabisch uiterlijk, één van de jongens was aanzienlijk donkerder van huidskleur, een negroïde jongen. Bij het passeren trapte één van de jongens met kracht tegen mijn fiets aan ongeveer in het midden ter hoogte van het zadel. Ik hoorde dat de jongens ons uitscholden.
Ik zag dat de eerder genoemde negroïde jongen (verdachte 1) direct van de fiets afsprong en hard op ons afkwam rennen. Ik zag dat de andere jongens, die nog op de fiets zaten, omkeerden en ook snel onze richting op kwamen. Verdachte 1 wist mij in te halen. Ik zag en voelde dat hij hard trapte tegen de achterzijde van mijn fiets waardoor ik ten val kwam, ik kon mij nog deels opvangen met mijn voet. Enkele seconden later waren de andere jongens ook al bij ons. Ik zag en hoorde dat ze scheldend op mij afliepen. De jongens bleven op mij aflopen, verdachte 1 liep voorop met direct naast hem één van de Arabisch uitziende jongens, verdachte 2. De andere twee stonden achter hen. Ik bleef achterwaarts lopen, maar de jongens kwamen steeds dichterbij. Ze waren minder dan een meter van mij af toen ik zag dat verdachte 1 zijn jas aan de rechterzijde wat omhoog trok en met zijn rechterhand een groot mes achter uit zijn broeksband haalde. Het mes kwam ongeveer ter hoogte van zijn rechterbil vandaan. Ik zag dat het mes zwart was en het lemmet ongeveer 15-20 centimeter lang. Ik zag dat hij het mes vasthield ter hoogte van zijn buik, dicht bij zich, wel met de punt naar mij toe gericht. Ik bleef achterwaarts lopen en de jongens bleven op mij aflopen. Ik zag dat de afstand tussen mij en het mes op een gegeven moment minder dan een halve meter was. Hierop begon ik nog sneller achterwaarts te lopen, toen ik dit deed, versnelde verdachte 2, die naast verdachte 1 met het mes stond ook en schopte mij hard op mijn linker bovenbeen. Ik voelde dat hij mij raakte vlak boven mijn knie. Dit deed erg pijn. Ik voelde eerst een harde klap, gevolgd door een doof gevoel. Ik voelde mij erg bedreigd en was erg bang dat verdachte 1 mij daadwerkelijk iets zou kunnen aandoen met het mes. Hij hield het mes weliswaar dichtbij zich, maar wel continu met de punt naar mij gericht terwijl hij op mij afliep. Toen de jongens wegreden, zijn mijn broer en ik ze even later achterna gerend. Terwijl ze vluchtten hebben mijn broer en ik geprobeerd foto’s te maken met onze telefoons. Ik ben bij mij mijn broer achterop de fiets gestapt en wij zijn op zoek gegaan naar de jongens. Bij de Westerkade zagen we twee jongens die we herkenden. Het betroffen de eerder omschreven verdachte 1 en verdachte 3. Wederom maakte ik foto’s van de jongens.
De foto’s die ik heb gemaakt van de verdachten voeg ik bij mijn aangifte.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 maart 2019, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3]:
Op 28 maart 2019 was ik samen met mijn broer aan het fietsen op het Jaagpad te Groningen. Ter hoogte van de Nassaustraat kwamen ons vier jongens tegemoet fietsen. Toen wij elkaar passeerden, werd er door één van deze jongens iets naar ons geroepen en ik zag hoe een jongen zijn been uitstak en een trappende beweging maakte in onze richting. Wij zagen hoe de jongens keerden en weer onze kant op kwamen fietsen. Eén jongen was aan het rennen. Ik zag hoe deze jongen richting [slachtoffer 2] rende en [slachtoffer 2] van zijn fiets trapte. Ik ben bij [slachtoffer 2] gaan staan en de vier jongens kwamen om ons heen staan. Ik zag dat een jongen [slachtoffer 2] op zijn bovenbeen trapte. Ik zag hoe [slachtoffer 2] ineen dook en eigenlijk op hetzelfde moment zag ik dat een jongen een mes in de richting van [slachtoffer 2] stak. Die jongen kan ik als volgt omschrijven: het is een donkere jongen, zijn huidskleur is heel donker. Hij is ongeveer 14 jaar en heeft een normaal postuur. Hij is rond de 1.75 meter lang. Hij had kort kroeshaar en hij droeg een donkerblauwe spijkerbroek en een donkerkleurige jas. Dit is dus ook de jongen geweest die met het mes heeft gedreigd. Ik voelde mij daadwerkelijk bedreigd. Vooral de dreiging met zo’n groot mes heeft behoorlijk indruk gemaakt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 maart 2019, opgenomen op pagina 49 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2]:
Ik ben getuige geweest van een ruzie welke heeft plaatsgevonden ter hoogte van mijn woning aan de Nassaustraat te Groningen. Ik hoorde geschreeuw op straat. Op een gegeven moment ben ik gaan kijken vanuit mijn werkkamer. Ik zag vervolgens een tweetal blanke jongens met de rug naar mij toe staan. Ik zag tevens een viertal andere jongens. Ik zag een lange donkere jongen, voorzien van een donkere jas, dreigend voor de twee blanke jongens staan. Met dreigend bedoel ik dat deze jongen heel agressief overkwam op mij. Hij schreeuwde en maakte wilde armgebaren in de richting van de twee blanke jongens.
Een andere getinte jongen, voorzien van een groenachtige jas, stond naast de lange donkere jongen. Twee andere getinte jongens zaten geloof ik nog op de fiets en stonden een aantal meter verderop.
Verdachte 1: negroïde jongen, gewoon heel donker, slank postuur, donker haar, donkere jas, donkere broek.
Verdachte 1 was dominant/agressief en was duidelijk de donkerste van het groepje. Ik denk dat verdachte 1 op een halve meter van de twee blanke jongens stond nog steeds aan het schreeuwen. Hierop zag ik dat verdachte 2 een trap uitdeelde. Het was een soort van karatetrap.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 april 2019, opgenomen op pagina 66 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant]:
Op 28 maart 2019 kreeg ik een afbeelding door een collega doorgestuurd. De afgebeelde persoon zou samen met een andere jongens een persoon met een mes hebben bedreigd. Mij werd gevraagd of ik deze persoon herkende. Na het bestuderen van de persoon herkende ik de persoon als de voor mij ambtshave bekende [verdachte] geboren op [geboortedatum] 2005. Ik herkende [verdachte] aan zijn donkere huidskleur, vorm hoofd, haardracht en vorm gezicht. Het betreft een 100% herkenning.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van parketnummer 18/840020-19:
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat verdachte zich op 28 maart 2019 in aanwezigheid van drie vrienden op het 'Jaagpad' bevond. Verdachte was de donkerste van de vier jongens en de enige met een negroïde uiterlijk. Verdachte en zijn vrienden fietsten daar. Aangevers fietsten hen tegemoet. Op het moment dat aangevers langs verdachte en zijn vrienden fietsten, werd er door verdachte of één van de vrienden van verdachte tegen de fiets van aangever [slachtoffer 2] getrapt. Nadat verdachte en zijn vrienden aangevers hadden gepasseerd, zijn zij omgekeerd en zijn zij al scheldend achter aangevers aangerend of gefietst. Verdachte heeft vervolgens tegen de fiets van aangever [slachtoffer 2] getrapt. Verdachte is met een vriend op [slachtoffer 2] afgelopen. Verdachte haalde daarbij een mes uit zijn broeksband. Verdachte hield het mes in zijn hand met de punt steeds in de richting van aangever [slachtoffer 2] gericht. Aangever [slachtoffer 2] kreeg vervolgens een trap tegen zijn bovenbeen.
De rechtbank baseert dit op de verklaringen van aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van aangevers consistent en duidelijk zijn. Eveneens sluiten de verklaringen op elkaar aan. De verklaringen van aangevers vinden ook op hoofdlijnen steun in de verklaring van getuige [getuige 2]. De rechtbank ziet gelet op voorgaande geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen die aangevers hebben afgelegd. De rechtbank volgt verdachte daarom niet in zijn verklaring dat hij alleen gescholden zou hebben en geen mes bij zich had.
Gelet op bovengenoemde feiten is de rechtbank van oordeel dat sprake is van ten minste twee personen die gezamenlijk geweld pleegden en kan worden bewezen dat verdachte openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen aangever [slachtoffer 2].
Verder is de rechtbank op grond van bovengenoemde feiten van oordeel dat de aard van de ten laste gelegde gedraging van verdachte in de gegeven omstandigheden een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling van aangever [slachtoffer 2] oplevert.
De rechtbank vindt aldus dat het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/840002-19 ten laste gelegde feit en de feiten 1 primair en 2 in de zaak met parketnummer 18/840020-19 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 18/840002-19
1.
hij op 17 december 2018 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van geld in totaal (ongeveer) 400 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] (benzinestation), welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader elk met een mes zichtbaar en ten overstaan van die [slachtoffer 1] voorhanden de winkel van het benzinestation zijn binnen gegaan en daarbij aan die [slachtoffer 1] hebben toegevoegd; "geld, geld, geld" en (vervolgens) met (de punt van) dat mes (meermalen en/of met kracht) tegen het kogelwerend glas (van de ruimte waarin die [slachtoffer 1] zich bevond) hebben getikt en/of met dat mes hebben gezwaaid en (daarbij) aan die [slachtoffer 1] hebben toegevoegd; "meer geld".
in de zaak met parketnummer 18/840020-19
1. Primair
hij op 28 maart 2019 te Groningen openlijk, te weten bij het 'Jaagpad' aan/langs en/of bij de Wilhelminakade, op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en een goed te weten [slachtoffer 2] en (respectievelijk) een fiets, door
- ( meermalen) in de richting en/of tegen die fiets van die [slachtoffer 2] te
trappen en - scheldend op die [slachtoffer 2] af te rennen en - die [slachtoffer 2] in te sluiten/te omsingelen en - (met kracht) tegen het bovenbeen van die [slachtoffer 2] te trappen en - een mes dreigend te tonen aan die [slachtoffer 2] en met de punt in de richting van die [slachtoffer 2] te houden.
2.
hij op 28 maart 2019 te Groningen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een mes te tonen en met de punt in de richting van die [slachtoffer 2] te houden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/840002-19
1. afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
in de zaak met parketnummer 18/840020-19
Het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde levert op de eendaadse samenloop van: