ECLI:NL:RBNNE:2019:1793

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 maart 2019
Publicatiedatum
26 april 2019
Zaaknummer
C/18/190373 / FA RK 19-562
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot geslachtsnaamwijziging en vernietiging van erkenning in familierechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 30 april 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende de erkenning van kinderen en de wijziging van geslachtsnamen. De verzoeksters, [verzoekster 1] en [verzoekster 2], hebben beiden de erkenning van elkaars kinderen aangevochten en verzocht om de geslachtsnaam van [minderjarige 1] te wijzigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeksters gehuwd zijn geweest en dat de echtscheiding op 17 januari 2019 is ingeschreven. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de erkenning van de kinderen door de verzoeksters niet meer in het belang van de kinderen is, gezien de verslechterde verstandhouding tussen de partijen.

De rechtbank heeft de verzoeken tot vernietiging van de erkenning van de kinderen niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet aan de wettelijke voorwaarden voor vernietiging was voldaan. Echter, het verzoek van de bijzonder curator, die de belangen van de kinderen vertegenwoordigt, om de erkenning te vernietigen, is toegewezen. Dit is gedaan met inachtneming van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, die ook heeft geadviseerd om de verzoeken van de bijzonder curator toe te wijzen.

Wat betreft het verzoek van [verzoekster 1] tot wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige 1], heeft de rechtbank geoordeeld dat dit verzoek niet ontvankelijk is, omdat de wijziging van de geslachtsnaam bij koninklijk besluit moet plaatsvinden en niet door de rechtbank. De rechtbank heeft bovendien verklaard dat de erkenning door [verzoekster 2] van [minderjarige 1] wordt vernietigd, met terugwerkende kracht, waardoor [minderjarige 1] alleen [verzoekster 1] als moeder heeft. De rechtbank heeft voor recht verklaard dat [minderjarige 1] de geslachtsnaam van [verzoekster 1] draagt. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rekestnummer: C/18/190373 / FA RK 19-562
beschikking van de enkelvoudige kamer van 30 april 2019
in de zaak van
[verzoekster 1]
die woont in [woonplaats],
en die hierna ook "[verzoekster 1]" wordt genoemd,
advocaat mr. J. van Dijk, die kantoor houdt in Scheemda,
en
[verzoekster 2],
die woont in [woonplaats],
en die hierna ook "[verzoekster 2]" wordt genoemd,
advocaat mr. F. Gosselaar, die kantoor houdt in Winschoten.
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
mr. M.M. Mok q.q.
die bij beschikking van 25 maart 2019 door deze rechtbank tot
bijzonder curator is benoemd over de hierna te noemen minderjarigen.

1.De procedure

1.1.
Deze procedure is ingeleid met een verzoekschrift van [verzoekster 1] dat de rechtbank heeft ontvangen op 25 februari 2019.
1.2.
Op 21 maart 2019 heeft de rechtbank een verweerschrift met daarin zelfstandige verzoeken van [verzoekster 2] ontvangen.
1.3.
Op 25 maart en 17 april 2019 heeft de rechtbank heeft de bijzonder curator aan de rechtbank schriftelijk verslag uitgebracht en aan de rechtbank een tweetal verzoeken gedaan.
1.4.
Op 24 april 2019 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn partijen, hun advocaten, de bijzondere curator, vergezeld met een stagiaire, en de heer [vertegenwoordiger van de raad] die de Raad voor de Kinderbescherming (hierna "de Raad") vertegenwoordigt.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank kan bij de beoordeling uitgaan van de volgende feiten.
2.2.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. De echtscheidingsbeschikking is op 17 januari 2019 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
Op [geboortedatum] 2008 is in [geboorteplaats], [minderjarige 1] geboren, (hierna "[minderjarige 1]"). [verzoekster 1] is haar biologische moeder.
2.4.
Op 10 juni 2015 is de geslachtsnaam van [minderjarige 1] gewijzigd in [naam verzoekster 2].
2.5.
Op [geboortedatum] 2012 in de gemeente [geboorteplaats] [minderjarige 2] geboren, (hierna: [minderjarige 2]"). [verzoekster 2] is haar biologische moeder.
2.6.
[verzoekster 1] en [verzoekster 2] hebben over en weer elkaars kind erkend.

3.De verzoeken

3.1.
[verzoekster 1] en [verzoekster 2] verzoeken de rechtbank ieder voor zich, verkort weergegeven, de erkenning van elkaars kind te vernietigen. [verzoekster 1] verzoekt de rechtbank bovendien de geslachtsnaam van [minderjarige 1] te wijzigen in haar geslachtsnaam. Daartoe stellen [verzoekster 1] en [verzoekster 2], samengevat weergegeven, dat zij elkaars kinderen hebben erkend, maar dat hun verstandhouding zodanig is verslechterd dat zij geen invulling meer geven aan het gezamenlijk ouderschap. [verzoekster 1] stelt bovendien dat het in het belang van [minderjarige 1] is dat haar geslachtsnaam wordt gewijzigd.
3.2.
De bijzonder curator heeft de rechtbank verzocht om de erkenning van beide kinderen te vernietigen. Daartoe heeft de bijzondere curator aangevoerd, samengevat weergegeven, dat partijen destijds voor de erkenning van elkaars kinderen hebben gekozen, omdat zij daarmee beoogden te regelen dat bij het overlijden van één van hen zij voor elkaars kind zouden kunnen zorgen. De bijzonder curator stelt dat de omstandigheden zich na de echtscheiding zodanig hebben ontwikkeld, dat er sprake is van een verstoorde verstandhouding en van een gezamenlijk ouderschap geen sprake meer is. De bijzondere curator acht het in de gegeven omstandigheden in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] als de erkenning wordt vernietigd.

4.Het standpunt van de Raad

4.1.
De Raad heeft de rechtbank geadviseerd de verzoeken van de bijzondere curator toe
te wijzen, omdat toewijzing in de gegeven omstandigheden het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
dient.

5.De beoordeling

5.1.
In deze procedure staat te beoordelen of de erkenning van partijen van elkaars kind moet worden vernietigd en of het verzoek tot wijzing van de geslachtsnaam van [minderjarige 1] kan worden toegewezen. Ten aanzien van de hierop gerichte verzoeken wordt als volgt overwogen.
5.2.
[verzoekster 1] en [verzoekster 2] kunnen vernietiging van de erkenning verzoeken, mits aan de voorwaarden is voldaan die art. 1:205 en 205a BW daarvoor stellen. Aan die voorwaarden is niet volledig voldaan. Weliswaar staat vast dat beiden als erkenner niet de genetische moeder zijn, maar [verzoekster 1] en [verzoekster 2] hebben geen van beiden voor zover zij erkenner zijn of de moeder waaruit het kind is geboren, (tijdig) wilsgebreken aan hun verzoeken ten grondslag gelegd, zoals op grond van de wet voor toewijzing van de verzoeken is vereist. [verzoekster 1] en [verzoekster 2] zullen daarom in hun verzoeken tot vernietiging niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
5.3.
Voor de uitkomst van deze procedure is dit niet van belang. De bijzonder curator die de beide kinderen vertegenwoordigt, heeft eveneens vernietiging van de erkenning verzocht. Zijn verzoeken zullen als op de wet gegrond en gedragen door de door bijzonder curator naar voren gebrachte feiten en belangen van de kinderen, mede gelet op het advies van de Raad, worden toegewezen.
5.4.
Rest de beoordeling van het verzoek van [verzoekster 1] tot wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige 1]. Ten aanzien van dat verzoek geldt dat wijziging van de geslachtsnaam geschiedt bij koninklijk besluit op verzoek van de betrokken of diens wettelijk vertegenwoordiger (art. 1:7 BW). Een wijzigingsverzoek wordt beoordeeld door het Ministerie van Justitie en Veiligheid en niet door de rechtbank. [verzoekster 1] kan daarom niet in haar verzoek tot geslachtsnaamwijziging worden ontvangen.
5.5.
Echter, zoals hierna zal blijken, bij een verzoek tot wijziging heeft [verzoekster 1] geen belang in de zin van art. 3:303 BW. Daarvoor is redengevend dat in deze procedure de vernietiging van de erkenning van [minderjarige 1] door [verzoekster 2], wordt vernietigd. Die vernietiging heeft terugwerkende kracht (art. 1:206 BW). Dit brengt met zich dat de erkenning door [verzoekster 2] geacht wordt nimmer gevolgen te hebben gehad. Dit betekent dat [minderjarige 1] nimmer geacht wordt [verzoekster 2] als moeder te hebben gehad en voor het naamrecht [minderjarige 1] alleen tot [verzoekster 1] in een familierechtelijke betrekking staat. Om eventuele onduidelijkheid hierover weg te nemen, zal de rechtbank in deze beschikking voor recht verklaren dat [minderjarige 1] als geslachtsnaam [verzoekster 1] heeft.
5.6.
Deze beschikking zal niet zoals wel is verzocht, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, gelet op wat art. 1:206 lid 1 BW bepaalt. Dat artikellid bepaalt dat de beschikking houdende de vernietiging van de erkenning in kracht van gewijsde is gegaan, geacht wordt nimmer gevolg te hebben gehad. De uitvoerbaar verklaring bij voorraad heeft door die bepaling geen effect.
5.7.
De rechtbank zal op de voet van art. 237 lid 1 tweede volzin Rv de proceskosten tussen partijen compenseren in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
1. verklaart [verzoekster 1] en [verzoekster 2] in hun verzoeken tot vernietiging van de erkenning van de minderjarige kinderen niet-ontvankelijk,
2. verklaart [verzoekster 1] in haar verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige 1] niet-ontvankelijk,
3. vernietigt de erkenning door [verzoekster 2] op 10 juni 2015 van [minderjarige 1],
4. verklaart voor recht dat [minderjarige 1] de geslachtsnaam [verzoekster 1] draagt,
5. vernietigt de erkenning door [verzoekster 1] op 10 juni 2015 van [minderjarige 2],
6. compenseert tussen partijen de proceskosten in ie zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt,
8. wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven te Groningen door mr. B.R. Tromp, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op
dinsdag 30 april 2019in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat. worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden