Op 22 januari 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van handel in en aanwezigheid van cocaïne en amfetamine. De zaak, geregistreerd onder parketnummer 18/930207-16, volgde op een onderzoek dat begon in 2015 naar grootschalige drugshandel, het zogenaamde Maggiora I-onderzoek. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk telen, verkopen en aanwezig hebben van deze drugs in de periode van 1 januari 2013 tot en met 18 september 2015.
Tijdens de zitting op 6 december 2018 heeft de officier van justitie veroordeling geëist, met een werkstraf van 150 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met bijzondere voorwaarden. De officier baseerde zijn eis op belastende verklaringen van een getuige, in combinatie met een zogenaamd kasboek en opgenomen gesprekken. De verdachte ontkende echter betrokkenheid bij drugshandel.
De rechtbank oordeelde dat het bewijs niet wettig en overtuigend was. De rechtbank merkte op dat de verklaring van de getuige, die het kasboek bijhield, onvoldoende was om tot een bewezenverklaring te komen. Er was geen ander bewijs dat de verklaringen van de getuige ondersteunde, en de rechtbank concludeerde dat de verdachte vrijgesproken moest worden van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank kwam niet toe aan een beoordeling van de betrouwbaarheid van het kasboek en de verklaringen van de getuige, omdat het bewijs al niet voldeed aan de vereisten voor een veroordeling.