ECLI:NL:RBNNE:2019:1622

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
18/139059-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid met voorwaardelijke taakstraf

Op 19 april 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De zaak vond zijn oorsprong in een incident dat plaatsvond op 20 augustus 2017 in Veendam, waar de verdachte de 18-jarige [slachtoffer] onverhoeds van achteren vastpakte en hem omhelsde, wat leidde tot het betasten van de geslachtsdelen van het slachtoffer. Tijdens de zitting op 8 april 2019 was de verdachte aanwezig, maar hij kon zich het voorval niet herinneren en heeft het tenlastegelegde niet betwist. De officier van justitie eiste veroordeling, terwijl de verdachte om een geldboete vroeg of, indien dat niet mogelijk was, om matiging van de taakstraf.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen als bewijs gebruikt en oordeelde dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd, de spijt van de verdachte, en het tijdsverloop sinds het incident. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 50 uren, met een proeftijd van 2 jaar. Indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, kan vervangende hechtenis van 25 dagen worden opgelegd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/139059-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 april 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 april 2019.
Verdachte is verschenen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door M. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Veendam, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het onverhoeds van achteren vastpakken en/of omhelzen van [slachtoffer] en/of zich met zijn buik tegen die [slachtoffer] aandrukken, bovenvermelde [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van en/of knijpen in de
geslachtsdelen van die [slachtoffer];

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het tenlastegelegde.
Standpunt van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting het tenlastegelegde bekend noch betwist daar hij zich het voorval niet meer kan herinneren.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 augustus 2017 opgenomen op pagina 17 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017221323 d.d. 4 december 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer]:
V: Waar was je uit?
A: In [uitgaansgelegenheid] in Veendam,
V: Hoe laat kom jij bij [uitgaansgelegenheid].
A: Ik denk om kwart voor twee in de ochtend. 20 augustus 2017.
(…)
A: Ik voel dat iemand mij van achteren beetpakt. Mijn eerste reactie was dat ik
schrok. Ik dacht die man zal wel niet helemaal goed zijn dus ik duwde hem wat van mij
af en mijn vrienden keken ook. Ik voel twee handen om me heen (…) Hij stond achter mij dus ik zag het niet aankomen. (…) Ik voelde dat zijn voorkant van zijn lichaam tegen mijn rug aan kwam. Ik pakte zijn armen vast en deze haal ik bij
mij weg zodat hij los van mij kwam en ik liep er bij weg.
(…)
A: Hij pakte mij weer bij mijn middel met beide handen. (…)
A: Ik voelde zijn buik tegen mijn rug.
V: Waar gaan zijn handen heen?
A: Eerst om mijn middel bij mijn buik. Daarna voel ik dat 1 hand naar mijn piemel en
naar mijn ballen ging. Ik heb hem toen van mij afgeduwd.
(…)
V: Wat doet hij met die hand bij jouw piemel en ballen?
A: Hij kneep er stevig in. Toen heb ik hem gelijk van mij afgeduwd. Hij pakte mij
ongeveer 3 tot 5 seconden vast.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 november 2017 opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige]:
(…) Hij stond dus tussen 2 vrienden in. Hij omhelsde als het ware. Een van
de 2 vrienden was [slachtoffer].
V: Wat zie jij dan precies gebeuren?
A: Tijdens de omhelzing?
V: Ja.
A: Dat hij 2 vrienden omhelsde. Daarop liepen wij weg.
V: Hoe reageerde [slachtoffer] specifiek op de omhelzing?
A: Hij reageerde verbaasd. Hij haalde de arm van die man van zijn schouder en liep
weg.(…)
A: Toen hij er weer aankwam stond hij achter [slachtoffer] en greep hem met 2 handen,
voorlangs bij zijn kruis. Het was alsof hij met zijn handen hem bij zijn kruis omhoog
tilde. Ik zag dat [slachtoffer] schrok en dat [slachtoffer] omdraaide. [slachtoffer] zag toen dat
het die man was. Daarna gaven anderen van de groep die man een zetje. De man bleef
staan en [slachtoffer] reageerde geschokt.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het bewijs het volgende.
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op basis van de hiervoor weergegeven verklaringen van aangever en getuige [getuige].
Verdachte heeft ter terechtzitting de lezing van de feiten, zoals door hen is gegeven, niet weersproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 20 augustus 2017 te Veendam, door een feitelijkheid, te weten het onverhoeds van achteren vastpakken en omhelzen van [slachtoffer] en zich met zijn buik tegen die [slachtoffer] aandrukken, bovenvermelde [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van en knijpen in de
geslachtsdelen van die [slachtoffer];
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 90 uren te vervangen door 45 dagen vervangende hechtenis.
Standpunt van verdachte
De verdachte heeft de rechtbank primair verzocht om een geldboete op te leggen en subsidiair om de door de officier van justitie geëiste taakstraf te matigen. Verdachte heeft veel spijt van het gebeurde. Verdachte heeft een eigen bedrijf en werkt zes dagen in de week, een taakstraf van aanzienlijke duur is daarom moeilijk in te passen in zijn bestaan.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en de verklaring van de verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in een uitgaansgelegenheid een destijds 18-jarige jongeman aangerand door hem eerst te omhelzen en nadat deze jongeman hem had weggeduwd, nogmaals van achteren beet te pakken om vervolgens zijn geslachtsdelen te betasten.
De verdachte heeft onder invloed van alcohol inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer en heeft zich niet bekommerd om de gevoelens van het slachtoffer. De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het feit dat verdachte tijdens het politieverhoor en tijdens de terechtzitting zijn spijt heeft betuigd en inzicht heeft getoond in het feit dat zijn gedrag schokkend en confronterend moet zijn geweest voor het jonge slachtoffer. Hij zegt sinds het incident meer rust en stabiliteit in zijn bestaan te hebben gevonden. De rechtbank constateert dat hij sindsdien geen vergelijkbare strafbare feiten meer heeft gepleegd.
De rechtbank houdt ook, meer dan de officier van justitie in zijn strafeis, rekening met het tijdsverloop in deze zaak. Het feit is ruim anderhalf jaar geleden gepleegd, en verdachte heeft lang in spanning gezeten omtrent zijn vervolging.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke werkstraf van na te melden omvang.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 50 uren.

Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 25 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Dit vonnis is gewezen door mr. MB.W. Venema, voorzitter, mr. A. Jongsma en
mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. M.A. Reese-Knigge griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 april 2019.
Mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.