ECLI:NL:RBNNE:2019:1600

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2019
Publicatiedatum
17 april 2019
Zaaknummer
18/730071-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing inzake bezwaarschriften DNA-afname door opsporingsambtenaar

Op 17 april 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende een bezwaarschrift tegen de afname van DNA-materiaal van een veroordeelde. De klager, die op 9 november 2018 was veroordeeld tot 120 uren taakstraf, had bezwaar gemaakt tegen de afname van zijn celmateriaal door een opsporingsambtenaar. De officier van justitie had bepaald dat het celmateriaal moest worden afgenomen ter bepaling en verwerking van het DNA-profiel, maar de klager had bezwaar gemaakt tegen deze procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afname niet voldeed aan de wettelijke eisen, aangezien de klager bezwaar had gemaakt tegen afname door een opsporingsambtenaar en deze had moeten plaatsvinden door een arts of verpleegkundige. De rechtbank oordeelde dat de afname niet zorgvuldig was uitgevoerd en dat de strikte waarborgen van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden niet waren nageleefd. Daarom verklaarde de rechtbank het bezwaarschrift gegrond en beval de officier van justitie om het afgenomen celmateriaal onmiddellijk te vernietigen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
rekestnummer 19/90
parketnummer 18/730071-18
beschikking van de enkelvoudige raadkamer d.d. 17 april 2019 op het bezwaarschrift ex artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, ingediend door:

[klager],

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].

Procesverloop

Bij vonnis van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank van 9 november 2018 is klager veroordeeld tot 120 uren taakstraf, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, ter zake van:
1. medeplegen van opzettelijk een openbare landweg versperren, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is;
2. medeplegen van een ander door enige andere feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden.
Vervolgens heeft de officier van justitie op grond van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (verder: Wet DNA-V) bepaald dat klagers celmateriaal wordt afgenomen ter bepaling en verwerking van het DNA-profiel. Het celmateriaal is reeds afgenomen.
Het bezwaarschrift is op 8 februari 2019 ingekomen ter griffie en richt zich tegen het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van veroordeelde. Klager is ontvankelijk in zijn bezwaarschrift nu dit binnen de wettelijke termijn is ingediend. De behandeling van het bezwaarschrift heeft plaatsgevonden in raadkamer op 27 maart 2019.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat niet is voldaan aan de wettelijke eisen, gesteld aan de afname van DNA-materiaal. Op het formulier "opdracht afname en onderzoek DNA-materiaal" van 18 december 2018, dat zich bij de stukken bevindt, heeft klager blijkens het onderdeel "proces-verbaal van afname celmateriaal" bezwaar gemaakt tegen afname van celmateriaal door een opsporingsambtenaar. Derhalve had het celmateriaal afgenomen moeten worden door een arts of verpleegkundige.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft hiertegen aangevoerd dat sprake is van een verschrijving. Subsidiair meent de officier van justitie dat sprake is geweest van een onjuiste afname.

Beoordeling door de rechtbank

Op grond van artikel 5, lid 2, van de Wet DNA-V wordt bij veroordeelden celmateriaal afgenomen door een arts of verpleegkundige. In bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen kan celmateriaal worden afgenomen door een persoon die voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen.
Artikel 3, lid 3, van het Besluit DNA-onderzoeken in strafzaken bepaalt - voor zover hier van belang - dat wangslijmvlies bij een veroordeelde ook kan worden afgenomen door een door de officier van justitie aangewezen opsporingsambtenaar die voldoet aan bij ministeriële regeling vastgestelde eisen, indien de veroordeelde hiertegen geen bezwaar maakt.
In het onderhavige bevel wordt de vraag gesteld of veroordeelde bezwaar heeft tegen afname door een opsporingsambtenaar in plaats van door een arts of verpleegkundige. Daaronder is het vakje ‘wel bezwaar’ aangekruist. Uit het formulier blijkt dat de afname desondanks door een opsporingsambtenaar is gebeurd. De officier van justitie heeft gesteld dat waarschijnlijk sprake is van een verschrijving. Hoewel de rechtbank dat niet uitgesloten acht, blijkt dat nergens uit. Gelet op de mate van inbreuk op de persoonlijke levenssfeer die de afname van het celmateriaal maakt, mag worden verwacht dat de afname zorgvuldig gebeurt, ook qua administratieve vastlegging. Op grond van het bezwaar, zoals dat thans luidt, had de afname moeten plaatsvinden door een arts of verpleegkundige.
Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan de strikte waarborgen rond de afname die de Wet DNA-V en het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken beogen te verzekeren. Het bezwaarschrift moet gegrond worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart het bezwaarschrift gegrond.
Beveelt de officier van justitie ervoor zorg te dragen dat het afgenomen celmateriaal van veroordeelde terstond wordt vernietigd.
Deze beschikking is gegeven op 17 april 2019 door mr. K. Post, rechter, bijgestaan door
A. van Dijk, griffier.