ECLI:NL:RBNNE:2019:1599
Rechtbank Noord-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beslissing inzake bezwaarschriften DNA in strafzaak met verkeersdelicten
Op 17 april 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende bezwaarschriften tegen de afname en verwerking van DNA van een veroordeelde. De klager was eerder op 9 november 2018 veroordeeld tot 120 uren taakstraf voor het medeplegen van het opzettelijk versperren van een openbare landweg en het wederrechtelijk dwingen van een ander. De officier van justitie had op basis van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden bepaald dat het celmateriaal van de klager moest worden afgenomen voor DNA-analyse. Het bezwaarschrift van de klager, ingediend op 8 februari 2019, richtte zich tegen deze beslissing. De rechtbank heeft op 27 maart 2019 de behandeling van het bezwaarschrift in raadkamer gehouden.
De raadsman van de klager voerde aan dat de afname van celmateriaal niet gerechtvaardigd was, omdat het niet van betekenis zou zijn voor de opsporing van de gepleegde feiten, die voornamelijk verkeersdelicten betroffen. De officier van justitie daarentegen stelde dat de wet vereist dat DNA wordt afgenomen van veroordeelden voor zware misdrijven, en dat er voldoende opsporingsbelang was. De rechtbank overwoog dat de aard van de misdrijven waarvoor de klager was veroordeeld, niet in lijn was met de noodzaak voor DNA-afname, en dat er geen bewijs was dat DNA-onderzoek een rol van betekenis zou kunnen spelen in de opsporing van deze specifieke feiten.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de uitzondering voor DNA-afname van toepassing was, omdat de aard van de misdrijven niet vereiste dat DNA werd afgenomen. De rechtbank verklaarde het bezwaarschrift gegrond en beval de officier van justitie om het afgenomen celmateriaal te vernietigen. Deze beslissing werd genomen door mr. K. Post, rechter, bijgestaan door A. van Dijk, griffier.