ECLI:NL:RBNNE:2019:1598
Rechtbank Noord-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beslissing inzake bezwaarschriften DNA in strafzaak
Op 17 april 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende bezwaarschriften tegen de afname en verwerking van DNA van een veroordeelde. Klaagster was eerder veroordeeld tot 120 uren taakstraf voor het medeplegen van het opzettelijk versperren van een openbare landweg en het wederrechtelijk dwingen van een ander. De officier van justitie had bepaald dat klaagsters celmateriaal moest worden afgenomen voor DNA-onderzoek, maar klaagster maakte bezwaar tegen deze beslissing. De rechtbank oordeelde dat klaagster ontvankelijk was in haar bezwaarschrift, dat tijdig was ingediend. Tijdens de behandeling van het bezwaarschrift werd door de verdediging aangevoerd dat het afnemen van DNA niet proportioneel was, gezien de aard van de misdrijven en de omstandigheden waaronder deze gepleegd waren. De officier van justitie verdedigde de afname van DNA op basis van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, die stelt dat DNA van veroordeelden voor zware misdrijven moet worden afgenomen, tenzij er uitzonderingen van toepassing zijn. De rechtbank overwoog dat de aard van de gepleegde misdrijven niet van zodanige aard was dat DNA-onderzoek van betekenis kon zijn voor de opsporing. De rechtbank concludeerde dat de uitzondering van de wet van toepassing was en verklaarde het bezwaarschrift gegrond. De rechtbank beval de officier van justitie om het afgenomen celmateriaal van klaagster te vernietigen.