ECLI:NL:RBNNE:2019:1595
Rechtbank Noord-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beslissing inzake bezwaarschriften DNA in strafzaak met verkeersdelicten
Op 17 april 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende een bezwaarschrift tegen de afname en verwerking van DNA van een veroordeelde. De klager, die op 9 november 2018 door de meervoudige strafkamer was veroordeeld tot 120 uren taakstraf, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de officier van justitie om celmateriaal af te nemen voor DNA-onderzoek. De rechtbank oordeelde dat de klager ontvankelijk was in haar bezwaarschrift, dat tijdig was ingediend. De behandeling vond plaats op 27 maart 2019.
De raadsman van de klager voerde aan dat de afname van celmateriaal niet gerechtvaardigd was, omdat het misdrijf, dat betrekking had op verkeersdelicten, niet zou vereisen dat DNA-onderzoek van betekenis zou zijn voor de opsporing. De officier van justitie daarentegen stelde dat de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA-V) vereist dat DNA wordt afgenomen van veroordeelden voor zware misdrijven, en dat er geen uitzonderingen van toepassing waren in dit geval.
De rechtbank overwoog dat de aard van de misdrijven waarvoor de klager was veroordeeld, niet in lijn was met de noodzaak voor DNA-afname. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat DNA-onderzoek een rol van betekenis zou kunnen spelen in de opsporing van de gepleegde feiten. Bovendien bleek uit het justitieel documentatieregister dat de klager niet eerder met justitie in aanraking was geweest. Daarom verklaarde de rechtbank het bezwaarschrift gegrond en beval de officier van justitie om het afgenomen celmateriaal te vernietigen.