ECLI:NL:RBNNE:2019:1563

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2019
Publicatiedatum
16 april 2019
Zaaknummer
18/950067-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de teelt en handel in amfetamine met betrekking tot verdachte in Groningen

Op 11 april 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en vervaardigen van amfetamine. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat begon op 30 oktober 2018, toen de politie een drugslaboratorium ontdekte in een loods in Eerste Exloërmond. De verdachte, geboren in 1967 en thans gedetineerd, had de loods ter beschikking gesteld aan anderen, die daar een drugslab hadden ingericht. Tijdens de zitting op 28 maart 2019 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. I. Weijers, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.

De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine en het faciliteren van de productie ervan door anderen. De officier van justitie vorderde veroordeling voor de feiten, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte onder druk stond van bedreigingen en niet op de hoogte was van de illegale activiteiten in zijn loods. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de primair ten laste gelegde feiten, maar achtte de subsidiaire feiten wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk gelegenheid had verschaft voor de productie van amfetamine en dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid van amfetamine in zijn loods. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, maar ook met het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/950067-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 april 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te HvB Ooyerhoekseweg - Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 maart 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. I. Weijers, advocaat te Emmen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
verdachte op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of
omstreeks de periode van 1 juli 2018 tot en met 30 oktober 2018 te 1e
Exloërmond, gemeente Borger-Odoorn, en/of elders in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht,
afgeleverd, verstrekt, vervoerd en/of vervaardigd amfetamine en/of een of meer
andere middelen in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de
bij die wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde
lid van die wet;
Althans subsidiair:
[medeverdachte] en/of een of meer andere personen op verschillende tijdstippen, althans
op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 juli 2018 tot en met 30
oktober 2018 te 1e Exloërmond, gemeente Borger-Odoorn, en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen,
(telkens) opzettelijk hebben/heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt,
verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en/of vervaardigd amfetamine en/of
een of meer andere middelen in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als
bedoeld in de bij die wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens
artikel 3a, vijfde lid van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijven/misdrijf verdachte op
verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 juli 2018 tot en met 30 oktober 2018 te 1e Exloërmond, gemeente
Borger-Odoorn, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest
door (telkens)
aan die [medeverdachte] en/of die andere perso(o)n(en) een loods/ruimte ter beschikking te
stellen waarin die [medeverdachte] en/of die andere perso(o)n(en) die misdrijven/dat
misdrijf zou(den) kunnen plegen;
2.
verdachte in of omstreeks de periode van 1 juli 2018 tot en met 30 oktober
2018 te 1e Exloërmond, gemeente Borger-Odoorn, en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of
buiten het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine en/of een of meer
andere middelen in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de
bij die wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde
lid van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen
een of meer voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere
betaalmiddelen,
te weten chemicaliën, een of meer (kook)ketels en/of een (bestel-/vracht)auto,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of die mededader(s) wist(en) of
ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het
plegen van dat/die feit(en);
Althans subsidiair:
[medeverdachte] en/of een of meer andere personen in of omstreeks de periode van 1 juli
2018 tot en met 30 oktober 2018 te 1e Exloërmond, gemeente Borger-Odoorn,
en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of
buiten het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine en/of een of meer
andere middelen in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de
bij die wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde
lid van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen
een of meer voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere
betaalmiddelen,
te weten chemicaliën, een of meer (kook)ketels en/of een (bestel-/vracht)auto,
voorhanden hebben/heeft gehad, waarvan die [medeverdachte] en/of die andere
perso(o)n(en) en/of verdachte wist(en) of ernstige redenen had(den) te
vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijven/misdrijf verdachte op
verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 juli 2018 tot en met 30 oktober 2018 te 1e Exloërmond, gemeente
Borger-Odoorn, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest
door (telkens)
aan die [medeverdachte] en/of die andere perso(o)n(en) een loods/ruimte ter beschikking te
stellen waarin die [medeverdachte] en/of die andere perso(o)n(en) die misdrijven/dat
misdrijf zou(den) kunnen plegen;
3.
verdachte op of omstreeks 30 oktober 2018 te 1e Exloërmond, gemeente
Borger-Odoorn, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid amfetamine, zijnde een middel
in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet
behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die
wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd ten aanzien van feit 1 primair. Zij heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 subsidiair, 2 primair en 3. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Door de loods ter beschikking te stellen heeft verdachte gelegenheid verschaft om daar een drugslab te kunnen vestigen. Hij wist dat er illegale activiteiten plaatshadden en heeft door zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans op de komst van een drugslab aldaar aanvaard. Voorts wist verdachte op een gegeven moment dat er goederen in de loods aanwezig waren voor de productie van amfetamine, zoals onder meer de ketels. Verdachte wist aldus van het drugslab in zijn loods, zodat sprake is van betrokkenheid bij de voorbereidingshandelingen. Ook wist hij van de aanwezigheid van een hoeveelheid amfetamine in zijn loods.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft weliswaar de loods ter beschikking gesteld, maar daarbij was geen sprake van opzet dan wel voorwaardelijk opzet op het bereiden dan wel vervaardigen van amfetamine. Dit geldt ook ten aanzien van de voorbereidingshandelingen daartoe. Verdachte heeft een drugslab in de loods juist niet op de koop toegenomen. Zodra hij hierachter is gekomen, heeft hij alles in het werk gesteld om er vanaf te komen. Nadat hij heeft gemeld dat het moest stoppen, hebben er ook geen activiteiten meer in het drugslab plaatsgevonden. Wellicht heeft verdachte op 30 oktober 2018 amfetamine dan wel een amfetamine houdende vloeistof voorhanden gehad in zijn loods, maar in dat geval geldt eveneens dat verdachte zich hiervan niet bewust is geweest en zijn opzet is geenszins hierop gericht geweest.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feiten 1 primair en 2 primair niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de andere personen teneinde amfetamine te produceren, dan wel de productie van amfetamine voor te bereiden of te bevorderen, niet kan worden vastgesteld, zodat van medeplegen geen sprake kan zijn.
De rechtbank past ten aanzien van de feiten 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 28 maart 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Er kwamen op een dag twee mannen bij mij in Exloërmond. Ze wilden gebruik maken van een gedeelte boven in de loods op mijn terrein. Dat mochten ze gebruiken. Ik heb niet gevraagd waarvoor ze het wilden gebruiken. Later kwamen er twee andere mannen in een busje. Ik liet ze het erf op door het hek te openen. Ze parkeerden dan achteruit de loods in. De rollen konden ze zelf bedienen. Ik ging dan via de schuur naar mijn huis of was ergens op mijn erf bezig. Het was me verboden om boven in de loods te gaan kijken. Ik mocht me ook niet met deze mensen bemoeien. Ik voelde wel nattigheid. Ik had nooit iets gezien tot ik een indringende geur begon te ruiken. Ik ben toen toch boven gaan kijken in de loods. Ik viel bijna van de ladder van de stank. Dat was een maand voor mijn aanhouding. Toen heb ik dat ontdekt en wist ik dat er een drugslab zat. Ze hadden mijn heftruck gebruikt. Ik denk dat ze daarmee de ketels naar boven hebben gebracht.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 30 oktober 2018, opgenomen op pagina 506 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 201901221034.DPV d.d. 4 februari 2019, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Wat is er vandaag (30 oktober 2018) gebeurd?
A: Dat ze die shit hebben opgehaald. Het waren allemaal tonnen. Met een vrachtwagen, een witte. Die kwam vandaag langs. Ik wist dat hij kwam en ik heb het hek opengedaan. Er zaten twee mensen in; een oude kale man en een andere jongere Nederlandse man met donker haar, blank, jaar of dertig. Ik heb samen met hen de spullen die er stonden in de vrachtwagen gedaan. Ze zijn samen vertrokken.
V: Wat voor spul zat er in die vaten?
A: Zo’n twee weken geleden zat ik naar het journaal te kijken en toen zag ik dat er een drugslab opgerold werd. Ik herkende de vaten en toen heb ik ook gezegd dat ze het spul weg moesten halen, want het stonk ook.
V: Wat zat er in die loods?
A: Blauwe tonnen en vaten.
V: Wist je dat er een drugslab in zat?
A: Ik wist het niet, maar had wel het vermoeden.
V: Hoelang zaten ze in de loods?
A: Alles bij elkaar vier weken. Vanaf eind juli 2018. Ongeveer drie weken geleden rook ik ook de vieze lucht. Ze kwamen twee dagen en dan gingen ze weer weg. Met een of twee man.
V: Je zegt, ik had al een vermoeden van een drugslab?
A: Ja, op de loods zit een entresol waar ik nog nooit geweest ben. Ik kwam wel in de loods, omdat er spullen van mij staan.
V: Je bent nooit boven geweest?
A: Nee, dat was ook de afspraak.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen ondersteuning LFO d.d. 6 december 2018, opgenomen op pagina 101 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op dinsdag 30 oktober 2018 van omstreeks 14.45 uur en later heb ik op verzoek van [naam] ,
teamleider Districtsrecherche Zuid-Oost Drenthe, onderzoek Speksteen, onderzoek verricht
op de locatie [straatnaam] te Eerste Exloërmond. Op genoemde locatie was in het kader van het onderzoek Speksteen door een arrestatieteam (AT) een instap uitgevoerd.
[naam] deelde mij verder mede dat eerder op de dag was gezien dat vanaf deze locatie een
witte bestelbus was weggereden. Deze bestelbus, merk Ford, type Transit, was op een andere
locatie gecontroleerd. Hierbij bleek dat de laadruimte vermoedelijk was geladen met
verpakkingen met chemicaliën, vermoedelijk gerelateerd aan de vervaardiging van
synthetische drugs. De bestelbus, gekentekend [kenteken] , was voor nader onderzoek
afgevoerd naar het bedrijfsterrein van het [bedrijf] , gevestigd
aan [straatnaam] te Gasselternijveen. LFO werd tevens verzocht de inhoud van de
laadruimte van deze bestelbus te onderzoeken.
Wij zagen bij de verkenning van de eerder genoemde verdieping van de voormalige aardappelschuur/loods, later aangeduid met de letter [X], dat de achterzijde ingericht en
gebruikte was voor de vervaardiging van synthetische drugs. Wij zagen namelijk dat er onder
andere twee gebruikte en vervuilde rvs kook(reactie) ketels en een destillatieopstelling
stonden. Wij zagen dat de ketels losgekoppeld waren van de aanwezige water en gasslangen.
Wij roken ter plaatse de typische en kenmerkende geur van amfetamineachtige stoffen.
Vermoedelijk waren de aanwezige productiemiddelen gebruikt voor de vervaardiging van
amfetamine. Op woensdag 31 oktober 2018 van omstreeks 12.00 uur en later werd door ons de productieplaats op het achterste deel van de inpandige verdieping van de voormalige
aardappelschuur/loods nader onderzocht. Wij zagen en roken dat de aanwezige kookketels ter plaatse waren gebruikt maar inmiddels waren losgekoppeld van de aanwezige gasslangen van de gasflessen, waterslangen (aan en afvoer koelwater) en de frequentieregelaars (kabels doorgeknipt) van de twee kookketels beide voorzien van een roermotor.
Op woensdag 31 oktober 2018 van omstreeks 08.30 uur en later werd door ons op het
bedrijfsterrein van [bedrijf] de inhoud van de laadruimte van de bestelbus,
merk Ford, type Transit gekentekend [kenteken] , nader onderzocht. Wij zagen dat de
laadruimte was geladen met jerrycans en vaten. Direct na het openen van de laadklep roken
wij de kenmerkende en typische geur van amfetamineachtige stoffen.
Gezien de voorlopige indicatieve resultaten was het achterste deel van de bovenverdieping van de voormalige aardappelschuur/loods zeer waarschijnlijk ingericht en gebruikt voor het op grote schaal vervaardigen c.q. bewerken van synthetische drugs, met name de vervaardiging van BMK met behulp van een sterk zuur vermoedelijk vanuit AP AA [ rvs ketel X1], de vervaardiging van amfetamine volgens de Leuckart methode met behulp van BMK [rvs ketel X2) en het destilleren (zuiveren) [opstelling X3] van de ter plaatse vervaardigde ruwe amfetamine-base (olie).
De laadruimte van de bestelbus, gekentekend [kenteken] , was gevuld met chemicaliën welke
nodig zijn voor de vervaardiging c.q. bewerking van BMK en amfetamine, namelijk
fosforzuur, mierenzuur, formamide, BMK en amfetamine-base (indicatief/eindproduct).
Tevens was de bus geladen met in totaal ongeveer 2410 liter afval gerelateerd aan de vervaarding van BMK en amfetamine. Deze chemicaliën (zuiver en afval) passen bij het productieproces van de productieplaats (o.a. kookketels en destillatieopstelling) aanwezig op de bovenverdieping van de voormalige aardappelschuur/loods en waren daar zeer waarschijnlijk van afkomstig.
Onderzochte goederen aangetroffen in de voormalige aardappelschuur/loods:
AAJC7182NL: Vloeistof monster uit een gebruikte en vervuilde rvs kookketel.
AAJC7183NL: Monster donker bruine substantie uit een rvs destillatieketel.
Onderzochte goederen aangetroffen in de laadruimte van de bestelbus:
AAJC7173NL: Vloeistof monster uit een witte tien liter jerrycan.
AAJC7175NL: Vloeistof monster uit een van de zes witte jerrycans.
AAJC7176NL: Vloeistof monster uit een blauw 200 liter klemdekselvat.
AAJC7179NL: Vloeistof monster uit een blauw 200 liter klemdekselvat.
4. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2018.11.29.180, d.d. 7 januari 2019 opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong, op de algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 128 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als zijn verklaring:
Conclusie: In het onderzoeksmateriaal is amfetamine aangetroffen.
AAJC7173NL: bevat amfetamine.
AAJC7175NL: bevat amfetamine.
AAJC7176NL: bevat amfetamine gerelateerde syntheseverontreinigingen en een lage concentratie amfetamine.
AAJC7179NL: bevat amfetamine, N-formylamfetamine en amfetamine gerelateerde syntheseverontreinigingen.
AAJC7182NL: bevat amfetamine.
AAJC7183NL: bevat amfetamine gerelateerde syntheseverontreinigingen en een lage concentratie amfetamine.
Feit 1 en 2 (subsidiair)
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Voor de bewezenverklaring van opzettelijke medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat verdachtes opzet telkens was gericht op het behulpzaam zijn of op het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen als bedoeld in artikel 48, aanhef en onder 1° of 2º Wetboek van Strafrecht, doch tevens dat verdachtes opzet al dan niet in voorwaardelijke vorm was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict).
Verdachte heeft twee mannen de bovenverdieping van zijn loods laten gebruiken. Hij heeft verklaard dat hij dit onder druk van bedreigingen heeft toegestaan. Hij heeft verder niet gevraagd waarvoor deze personen de ruimte bovenin de loods wilden gebruiken. Het was hem verboden er te gaan kijken en ook mocht hij zich niet met deze mensen bemoeien. Verdachte liet hen twee dagen per week op zijn erf en maakte zich daarna uit de voeten. De rechtbank constateert dat verdachte onder die omstandigheden wel moest weten dat sprake zou zijn van illegale activiteiten, maar dat verdachte bewust ervoor heeft gekozen niet te willen weten welke activiteiten er plaatsvonden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zo te handelen bewust de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat er in zijn loods een drugslaboratorium zou kunnen worden gevestigd. Dat verdachte heeft verklaard het niet te hebben geweten en het ook niet had verwacht doet daaraan niet af.
Hij heeft weliswaar tegen de personen gezegd, nadat hij het drugslab had ontdekt, dat hij dat niet wilde, maar het duurde nog een maand voordat het volledige drugslab door hen werd opgeruimd. In die tijd is er bij verdachte zonder meer wetenschap geweest van het drugslab in de loods. Naar eigen zeggen heeft hij tegen het voortbestaan van het drugslab geprotesteerd, maar zijn gedragingen zijn vervolgens niet van dien aard geweest dat deze een contra-indicatie opleveren op grond waarvan er geen sprake kan zijn van het aanvaarden van het bestaan van het drugslab in de loods. Verdachtes opzet was daarom in voorwaardelijke zin gericht op het door de dader gepleegde misdrijf.
De rechtbank acht het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, als ook het onder 2 subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank is van oordeel dat hierbij sprake is van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 Wetboek van Strafrecht, nu de feiten zo sterk met elkaar in verband staan dat het ene feit als het ware in het andere opgaat.
Feit 3
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij op de bovenverdieping van de loods heeft gekeken nadat hij een penetrante geur had geroken. Vanaf dat moment was verdachte op de hoogte van het drugslaboratorium aldaar en ook had hij de beschikkingsmacht over de betreffende goederen en voorwerpen. Het NFI heeft vastgesteld dat er sprake was van een hoeveelheid amfetamine in de ketels, jerrycans en vaten afkomstig uit het laboratorium. De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
Een of meer andere personen op verschillende tijdstippen in de periode van 1 juli 2018 tot en met 30 oktober 2018 te 1e Exloërmond, gemeente Borger-Odoorn, tezamen en in vereniging, althans alleen (telkens) opzettelijk hebben/heeft bereid, bewerkt, verwerkt, vervoerd en/of vervaardigd amfetamine
tot het plegen van welke misdrijven verdachte op verschillende tijdstippen in de periode van 1 juli 2018 tot en met 30 oktober 2018 te 1e Exloërmond, gemeente Borger-Odoorn, alleen, (telkens) opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft door aan die andere perso(o)n(en) een loods ter beschikking te stellen waarin die andere perso(o)n(en) die misdrijven zouden kunnen plegen;
2. subsidiair
Een of meer andere personen in de periode van 1 juli 2018 tot en met 30 oktober 2018 te 1e Exloërmond, gemeente Borger-Odoorn tezamen en in vereniging, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, vervoeren en vervaardigen van amfetamine voor te bereiden en/of te bevorderen een of meer voorwerpen, vervoermiddelen en stoffen, te weten chemicaliën, een of meer (kook)ketels en/of een (bestel-/vracht)auto, voorhanden hebben/heeft gehad, waarvan die andere perso(o)n(en) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
tot het plegen van welke misdrijven verdachte op verschillende tijdstippen in de
periode van 1 juli 2018 tot en met 30 oktober 2018 te 1e Exloërmond, gemeente
Borger-Odoorn, alleen, (telkens) opzettelijk gelegenheid en middelen
heeft verschaft door aan die andere perso(o)n(en) een loods ter beschikking te
stellen waarin die andere perso(o)n(en) die misdrijven zou(den) kunnen plegen;
3.
verdachte op 30 oktober 2018 te 1e Exloërmond, gemeente Borger-Odoorn, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid amfetamine, zijnde een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet
behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en 2 subsidiair de eendaadse samenloop van:
Medeplichtigheid tot het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en D van de Opiumwet gegeven verbod
Medeplichtigheid tot het feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen, vervoermiddelen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
Ten aanzien van feit 3:
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat sprake is geweest van psychische overmacht. Verdachte werd al langere tijd fors bedreigd, alsmede zijn partner en haar zoon. Hij was verhuisd naar Drenthe om aan de invloedssfeer van de belager te ontkomen, maar deze zocht hem binnen enkele weken al op. De mogelijkheden waren aldus uitgeput. De politie inschakelen behoorde niet tot de mogelijkheden; verdachte was bang voor verdere escalatie. Van verdachte kon niet worden gevergd dat hij onder de gegeven omstandigheden weerstand kon bieden aan de druk van de bedreigingen en heeft een deel van zijn loods ter beschikking gesteld. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven dat zij de situatie van psychische overmacht niet aannemelijk acht. Verdachte heeft gesteld dat hij is bedreigd, maar verklaart niet door wie of wanneer en op welke wijze. Er kan niet ingeschat worden of sprake was van een zodanige druk dat verdachte daartegen geen weerstand heeft kunnen bieden. Er is aldus geen sprake van een schulduitsluitingsgrond.
Oordeel van de rechtbank
Het enkele feit dat verdachte zegt bedreigd te zijn is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat daardoor een dusdanige druk is ontstaan dat verdachte daartegen geen weerstand heeft kunnen bieden. Het verweer is daartoe onvoldoende met feiten en omstandigheden onderbouwd, waardoor het handelen vanuit psychische overmacht niet aannemelijk is geworden. De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 subsidiair, 2 primair en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht - mocht zij tot een veroordeling komen - om tot een redelijke straf te komen. De eis van de officier van justitie is fors.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Reclassering Nederland, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een loods op zijn terrein ter beschikking gesteld aan anderen, die daar vervolgens een drugslaboratorium ten behoeve van de productie van amfetamine hebben opgebouwd. Ook heeft hij opzettelijk een hoeveelheid amfetamine aanwezig gehad in die loods.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van synthetische drugs, zoals amfetamine, grote gezondheidsrisico’s meebrengt voor de gebruikers daarvan. De productie brengt ook nadelige gevolgen met zich voor het milieu, aangezien men zich niet legaal kan ontdoen van het chemische afval waardoor het afval wordt gedumpt. Daarnaast wordt met synthetische drugs snel en grof geld verdiend en wordt geweld in het drugscircuit niet geschuwd. Al met al ondervindt de samenleving als geheel overlast van dit soort feiten.
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Uit de rapportage van de reclassering komt naar voren dat verdachte geen problemen heeft in zijn functioneren. Er zijn geen indicaties gevonden die een reclasseringsinterventie of een toezicht behoeven.
Op de gepleegde strafbare feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Gezien de persoon van verdachte blijkens het reclasseringsrapport zal de rechtbank geen voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Alles afwegende acht zij een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 48, 55, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en 2 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. E.P. van Sloten en mr. W. Geelhoed, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 april 2019.
mr. Van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.