ECLI:NL:RBNNE:2019:1488

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 april 2019
Publicatiedatum
10 april 2019
Zaaknummer
18/820319-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor bedrijfsinbraak, inbraak in schuur, opzetheling van motorfiets en bromfiets, en bezit van softdrugs en nepwapen

Op 10 april 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De verdachte is betrokken geweest bij een bedrijfsinbraak in Groningen op 14 januari 2018, waarbij een aanzienlijke hoeveelheid hennep en contant geld is gestolen. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan een inbraak in een schuur, opzetheling van een motorfiets en een bromfiets, en het voorhanden hebben van ongeveer 400 gram softdrugs en een nabootsing van een pistool. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 95 dagen onvoorwaardelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en dat hij in vereniging met anderen heeft gehandeld. De rechtbank heeft de vrijspraak uitgesproken voor enkele feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn deels niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals met de persoon van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820319-18
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/820249-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 april 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
27 maart 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Allersma, advocaat te Haren. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 18/820319-18
hij op of omstreeks 14 januari 2018, in de gemeente Groningen, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een pand gelegen
aan de [straatnaam] ([benadeelde partij]) een hoeveelheid hennep,
20.000 euro, vloei en/of tabak, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten
aan [slachtoffer 1] of [benadeelde partij], heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben
verschaft en/of die weg te nemen bovengenoemde goederen onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
in de zaak met parketnummer 18/820249-18
1.
primair
hij in of omstreeks de periode van [geboortedatum] 2018 tot en met 12 mei 2018, in de
gemeente Groningen, op/nabij de Kleine Beer, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bromfiets (merk Peugeot,
type Kisbee), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van [geboortedatum] 2018 tot en met 23 juni 2018, in de
gemeente Groningen, een goed te weten een bromfiets (merk Peugeot, type
Kisbee) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten
tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans
redelijkerwijs moest vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed
betrof;
meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van [geboortedatum] 2018 tot en met 23 juni 2018, in de
gemeente Groningen, van een bromfiets (merk Peugeot, type Kisbee) de
werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing
heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de
rechthebbende op die bromfiets was en/of die bromfiets heeft verworven,
voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen of omgezet of van die bromfiets
gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat die bromfiets
geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
misdrijf;
meest subsidiair
hij in of omstreeks de periode van [geboortedatum] 2018 tot en met 23 juni 2018, in de
gemeente Groningen, een bromfiets (merk Peugeot, type Kisbee) heeft verworven
en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist, althans
redelijkerwijs moest vermoeden, dat die bromfiets onmiddellijk afkomstig was
uit enig eigen misdrijf;
2.
primair
hij in of omstreeks de periode van 4 mei 2017 tot en met 6 mei 2017, in de
gemeente Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, in/uit
een schuur behorende bij de woning [straatnaam], heeft weggenomen een
motorfiets (merk KTM, type 950SM), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft en/of die weg te nemen motorfiets onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 4 mei 2017 tot en met 23 juni 2018, in de
gemeente Groningen, een goed te weten een motorfiets (merk KTM, type 950SM)
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die
motorfiets wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het een door
misdrijf verkregen goed betrof;
meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 4 mei 2017 tot en met 23 juni 2018, in de
gemeente Groningen, van een voorwerp, te weten een motorfiets (merk KTM, type
950 SM), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of
de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of
verhuld wie de rechthebbende op die motorfiets was, en/of
die motorfiets heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen of
omgezet of van die motorfiets gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat die motorfiets
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
misdrijf;
meest subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 4 mei 2017 tot en met 23 juni 2018, in de
gemeente Groningen, een voorwerp, te weten een motorfiets (merk KTM, type
950SM), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte,
wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat die motorfiets onmiddellijk
afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
3.
primair
hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2018 tot en met 15 februari
2018 te Finsterwolde, gemeente Oldambt, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening, in/uit een schuur behorende bij de woning [straatnaam], heeft
weggenomen (onder meer) een compressor (merk Scheppach), een compressor (merk
Fini Tiger), een schiethamer (merk Black & Dekker), een multitool (merk
Topcraft), een schroefmachine (merk Bosch) en/of een doppen- en
steeksleutelset (merk Metrinch), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft en/of die weg te nemen é'n of meer bovengenoemde goederen
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2018 tot en met 23 juni 2018,
in de gemeente Groningen, (een) goed(eren) te weten een compressor (merk
Scheppach), een compressor (merk Fini Tiger), een schiethamer (merk Black &
Dekker), een multitool (merk Topcraft), een schroefmachine (merk Bosch) en/of
een doppen- en steeksleutelset (merk Metrinch) heeft verworven, voorhanden
gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die
goed(eren) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door
misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2018 tot en met 23 juni 2018,
in de gemeente Groningen, (een) voorwerp(en), te weten een compressor (merk
Scheppach), een compressor (merk Fini Tiger), een schiethamer (merk Black &
Dekker), een multitool (merk Topcraft), een schroefmachine (merk Bosch) en/of
een doppen- en steeksleutelset (merk Metrinch) heeft verworven en/of
voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat
dat/die bovengenoemd(e) voorwerp(en) onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig
eigen misdrijf;
4.
primair
hij op of omstreeks 12 september 2017, in de gemeente Groningen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets (merk
Gazelle, type Orange C8), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 12 september 2017 tot en met 23 juni 2018,
in de gemeente Groningen, een goed te weten een fiets (merk Gazelle, type
Orange C8) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed
wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 12 september 2017 tot en met 23 juni 2018,
in de gemeente Groningen, een voorwerp, te weten een fiets (merk Gazelle, type
Orange C8), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat
voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
5.
primair
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2017 tot en met 11 oktober 2017,
in de gemeente Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een bromfiets (merk Piaggio, type Vespa Primavera, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2017 tot en met 23 juni 2018, in
de gemeente Groningen, een goed te weten een bromfiets (merk Piaggio, type
Vespa Primavera) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed
wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2017 tot en met 23 juni 2018, in
de gemeente Groningen, van een bromfiets (merk Piaggio, type Vespa Primavera)
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld
wie de rechthebbende op die bromfiets was en/of die bromfiets heeft verworven,
voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen of omgezet of van die bromfiets
gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat die bromfiets
geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
misdrijf;
meest subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2017 tot en met 23 juni 2018, in
de gemeente Groningen, een voorwerp, te weten een bromfiets (merk Piaggio,
type Vespa Primavera), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat
voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
6.
hij op of omstreeks 23 juni 2018, in de gemeente Groningen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 229,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn
toegevoegd (hasjiesj), en/of 195,78 gram, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram, hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (een) middel(en) als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
7.
hij op of omstreeks 23 juni 2018, in de gemeente Groningen, een wapen van
categorie I, onder 7, te weten een nabootsing van een pistool (merk Colt),
voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in de zaak met parketnummer 18/820249-18 vrijspraak gevorderd van feiten 1 primair, 2 primair en subsidiair, 4 primair, subsidiair en meer subsidiair en
5 primair en subsidiair.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het in de zaak met parketnummer 18/820319-18 ten laste gelegde en de feiten 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 primair, 5 meer subsidiair, 6 en 7 in de zaak met parketnummer 18/820249-18 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle feiten, met uitzondering van feit 6 in de zaak met parketnummer 18/820249-18. Ten aanzien van dit feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van parketnummer 18/820319-18 heeft de raadsman aangevoerd dat er geen harde bewijzen zijn voor de betrokkenheid van verdachte bij de inbraak. Ten eerste kan op grond van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] niet worden opgemaakt dat er überhaupt goederen zijn weggenomen. Daarnaast moeten er vraagtekens worden gezet bij de herkenning op de beelden door getuige [getuige] en twee verbalisanten. [getuige] is geen herkennings-deskundige en haar relatie met verdachte is volgens verdachte een heel andere dan zij zelf heeft verklaard. Bovendien voldoen veel mensen aan de beschrijving die op pagina 73 van het dossier van de dader wordt gegeven. Tot slot moet met zendmastgegevens, gelet op de Deventer moordzaak, voorzichtigheid betracht worden.
Ten aanzien van parketnummer 18/820249-18 heeft de raadsman met betrekking tot de feiten 1, 2, 3 en 5 gesteld dat bij geen enkel van deze feiten het wederrechtelijk toe-eigenen door verdachte kan worden bewezen. Ook kan niet worden bewezen dat verdachte zich ten aanzien van deze feiten heeft schuldig gemaakt aan heling of witwassen. Dat verdachte aan het hosselen is, betekent niet dat hij daarom extra alert moet zijn.
Met betrekking tot feit 4 heeft de raadsman zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie dat vrijspraak moet volgen omdat een op dit feit toegesneden aangifte ontbreekt.
Met betrekking tot feit 7 heeft de raadsman aangevoerd dat het nepwapen in stukken uit elkaar lag en klaar lag om weggegooid te worden. Om die reden was geen sprake van een nabootsing van een pistool.
Oordeel van de rechtbank
vrijspraak
De rechtbank acht in de zaak met parketnummer 18/820249-18 de feiten 1 primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair, 2 primair, 4 primair, subsidiair en meer subsidiair en 5 primair niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Ten aanzien van de feiten 2 en 5 is de rechtbank, zoals ook de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte de ten laste gelegde goederen heeft weggenomen. Verdachte moet daarom van de primair ten laste gelegde diefstal worden vrijgesproken.
Ook ten aanzien van feit 1 acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte de ten laste gelegde Peugeot bromfiets heeft weggenomen. Tevens acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling of witwassen van deze bromfiets. Om tot een veroordeling van heling of witwassen te komen, moet komen vast te staan dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat een goed van een misdrijf afkomstig is. De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen aanknopingspunten bevat om tot deze conclusie te komen. Verdachte bood op Marktplaats.nl een op de gestolen bromfiets lijkend voertuig te koop aan. Nadat de politie een zogenaamde pseudokoop had opgezet, bleek dat de bromfiets die verdachte te koop aanbood was samengesteld uit onderdelen afkomstig uit verschillende bromfietsen. In de bij verdachte aangetroffen bromfiets zat een motorblok waarvan na onderzoek is komen vast te staan dat deze afkomstig was van de gestolen Peugeot bromfiets van aangeefster [slachtoffer 2]. Verdachte heeft verklaard dat hij onderdelen van de bij hem aangetroffen bromfiets, waaronder de motorblok, via 'Marktplaats' heeft gekocht en dat hij niet wist dat de onderdelen van diefstal afkomstig waren. De rechtbank ziet in de bevindingen van de politie onvoldoende aanleiding om aan deze verklaring te twijfelen.
Met betrekking tot feit 4 ligt er weliswaar een aangifte van diefstal (pagina 149 e.v. van het hierna genoemde dossier II), maar de rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de betreffende fiets zelf heeft weggenomen. Ook acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte de fiets heeft geheeld of witgewassen. Verdachte heeft verklaard dat hij de fiets begin 2018 heeft gekocht, samen met een andere fiets, voor een totaalbedrag van € 300,-. Hij heeft ook verklaard van wie en waar hij de fiets heeft gekocht, dat hem door de verkoper is verteld dat de fiets 'eerlijk' was en dat er een slot en sleutels bij zaten. De aangifte is zeer summier en vermeldt niet of de fiets op slot stond ten tijde van de diefstal. Ook in het proces-verbaal van bevindingen van 28 juni 2018 (pagina 208 van dossier II) wordt omtrent de staat waarin de fiets in de garagebox van verdachte is aangetroffen, niets vermeld. Er kan daarom niet worden bewezen dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de fiets van diefstal afkomstig was.
bewezenverklaring
De rechtbank past met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 18/820319-18 ten laste gelegde feit en de feiten 2, 3, 5 en 7 in de zaak met parketnummer 18/820249-18 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
ten aanzien van parketnummer 18/820319-18
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 januari 2018, opgenomen op pagina 40 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018012334 d.d. 5 juli 2018, inhoudende als verklaring van [naam] (
namens [slachtoffer 1]):
Op 14 januari 2018 kreeg ik een melding van de meldkamer van het beveiligingsbedrijf dat er een alarm afging in [benadeelde partij] aan de [straatnaam] te Groningen. Toen ik daarna voor de zaak langs reed zag ik een kleine witte auto voor de zaak staan. Ik zag vanuit de steeg twee jonge mannen rennen richting de kleine witte auto. Ik zag dat een van de jongens voorin aan de bijrijders kant ging zitten en de andere jongen op de achterbank. Ik zag vervolgens dat de auto met hoge snelheid wegreed. Ik ben naar de steeg gelopen en ik zag dat het cilinderslot uit de deur was gehaald.
Toen ik vervolgens doorliep naar de deur van de kantoorruimtes, die altijd is afgesloten middels de sleutel en middels een rolluik, zag ik dat het rolluik omhoog was en dat de deur openstond. Ik zag heel veel schade aan het kozijn van de deur. Deze deur was met grof geweld open gemaakt. Ik zag tevens dat het elektrische bedieningskastje van de rolluik vernield was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster
d.d. 21 maart 2018, opgenomen op pagina 44 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1]:
Er is ingebroken in mijn pand [benadeelde partij] aan de [straatnaam] in Groningen. De verdachten hebben het volgende weggenomen:
Verschillende soorten aan hennep, dozen met vloei en Emmertabak.
Tevens hebben zij een kasvoorraad weggenomen van een bedrag van € 20.000,-.
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 maart 2018, opgenomen op pagina 130 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige]:
Vraag: Jij bent hier naar aanleiding van een bericht dat op de Facebookpagina geplaatst is van de politie Groningen. In dit bericht worden beelden getoond van de inbraak aan de [straatnaam] te Groningen. Wie herkende jij op de beelden?
Antwoord: De persoon met de lichte spijkerbroek aan. Ik herkende deze persoon als [verdachte]. Ik herkende hem aan zijn zwarte sikje, de manier waarop hij zijn pet droeg en zijn haar er onderuit kwam. Dit is kenmerkend voor [verdachte]. Tevens herkende ik hem aan de vorm van zijn hoofd. Tevens zag ik op de bewegende beelden dat hij een bepaald loopje heeft. Dit heeft [verdachte] naar aanleiding van zijn scooterongeluk. Hij heeft een ovalen hoofd en een hele authentieke neus met een bobbel/haak.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 9 mei 2018, opgenomen op pagina 82 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Mij werden beelden getoond naar aanleiding van een inbraak aan de [straatnaam] te Groningen. Ik zag op de beelden een persoon die ik herken als [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1994. De persoon die ik herken als [verdachte] draagt een lichtblauwe spijkerbroek, zwarte sportschoenen met een wit logo, een zwarte jas met capuchon, zwarte handschoenen en een zwarte pet die hij achterstevoren draagt. Ik ken [verdachte] ambtshalve. Ik heb op 31 maart 2018 een verdachtenverhoor afgenomen van de verdachte [verdachte] waardoor ik tegenover hem heb gezeten. Hierdoor kan ik opmerken dat de persoon op de beelden overeenkomsten vertoont met de verdachte [verdachte] door zijn huidskleur, postuur, lengte, zijn opvallende neus en het feit dat zijn ogen diep in zijn hoofd zitten. Deze kenmerken zijn zeer gelijkend op de uiterlijke kenmerken van [verdachte].
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 24 april 2018 met bijlagen, opgenomen op pagina 104 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Ik ontving een e-mail met foto's als bijlagen. Op foto's 12.jpg en 13.jpg zag ik een jongeman die overeenkomsten vertoont met de mij ambtshalve bekende [verdachte], geboren op
[geboortedatum] 1994. De huidskleur, postuur, lengte, lange neus, haardracht en ogen diep in het hoofd zijn kenmerken die zeer gelijkend zijn met de uiterlijke kenmerken van [verdachte].
Op 2 december 2016 en een aantal keren in 2017 heb ik met [verdachte] persoonlijk gesproken. Omdat ik [verdachte] van dichtbij heb kunnen zien, zie ik de overeenkomsten tussen de jongeman op de foto's en [verdachte].
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 3 april 2018, opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Ik was belast met het onderzoek naar een inbraak in [benadeelde partij] aan de [straatnaam] te Groningen. Deze inbraak heeft plaatsgevonden op 14 januari 2018. Het bedrijf heeft camerabeelden, welke zijn opgenomen door hun beveiligingscamera's, beschikbaar gesteld voor onderzoek. Ik heb de beelden uitgekeken en hieruit bleek het volgende.
(
Opmerking rechtbank: aan de hand van de hierboven onder 3, 4 en 5 genoemde herkenningen en vergelijkbare bevindingen ten aanzien van [medeverdachte] heeft de politie de namen van [verdachte] en [medeverdachte] aan twee van de drie op de beelden zichtbare verdachten gekoppeld.)
-Om 09:05:47 uur, staan er twee personen bij de deur welke naar de gedeelde steeg leiden van de [straatnaam] te Groningen. Het lijkt alsof ze de voornoemde deur willen openen middels "flipperen". Waarbij NN01 op de uitkijk staat en [verdachte] tracht de deur open te "flipperen". Uit de beelden mag blijken dat dit niet lukt en dat vervolgens [medeverdachte] eraan komt waarna hij de deur open flippert. Hierna zag ik dat NN01 en [verdachte] de steeg naar binnen gingen en [medeverdachte] weg liep uit het beeld richting de witte SEAT.
-Om 09:05:47 uur zag ik NN01 en [verdachte] weer in de steeg. Ik zag dat zij balaclava's/ bivakmutsen en handschoenen aantrokken, waarna ze naar de deur liepen welke hoort bij de [straatnaam] te Groningen.
-Om 09:07:16 uur zag ik dat NN01 en [verdachte] [straatnaam] te Groningen naar
binnen liepen.
-Om 09:10:00 uur zag ik dat de witte SEAT op de straat stond ter hoogte van Noorderstation
15 te Groningen.
-Om 09:25.42 uur zag ik dat [verdachte] met twee zogenoemde "big shoppers" uit de
voordeur liep welke hoort bij [straatnaam] te Groningen. Ik zag een grote witte
tas en een gele tas. Tevens zag ik een plastic zakje met hierin een groen iets.
-Om 09.26.05 uur zag ik dat [verdachte] de gezamenlijke voordeur naar binnen kwam. Ik zag dat hij zijn bivakmuts/balaclava omhoog had. Hierdoor was zijn gezicht zichtbaar.
Hierop zag ik NN01 de voordeur uitrennen welke hoort bij de [straatnaam] te Groningen, om vervolgens met [verdachte] de gezamenlijke voordeur uit te rennen. Ik zag dat NN01 tijdens het vluchten ook een gele big shopper in zijn rechterhand had.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 3 juli 2018 met bijlagen, opgenomen op pagina 105 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 14 januari 2018 tussen 07:30 en 09:00 uur werd er ingebroken in de [benadeelde partij], gevestigd in perceel [straatnaam] te Groningen. Van deze inbraak waren beelden van de beveiligingscamera's beschikbaar. Een van de op de beelden staande personen werd herkend als verdachte [verdachte]. Op 28 mei 2018 werden de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer, welke bij verdachte [verdachte] in gebruik was, gevorderd. Het telefoonnummer [telefoonnummer] van verdachte [verdachte] werd verkregen door een CIOT bevraging op naam van de verdachte. Ik zag in de historische verkeersgegevens dat vermeld telefoonnummer ten tijde van de verbindingen met telefoonmasten in een telefoon zat voorzien van het IMEI-nummer [nummer]. Vermeld IMEI-nummer is door mij middels cell-id bevraagd en ik zag dat het een telefoontoestel betrof van het merk Samsung. Vervolgens heb ik gekeken waar het telefoontoestel zich bevond tijdens de inbraak waarvan de verdachte wordt verdacht. Ik zag dat vermeld toestel op 14 januari 2018 te 08:20 uur verbinding maakt met de KPN telefoonmast staande Noorderbinnensingel 1 te Groningen. Vervolgens heb ik via de cell-id bevraagd waar het toestel zich tijdens de verbinding op 14 januari 2018 te 08:20 uur bevond ten opzichte van de mast. Ik zag dat het toestel zich op 310 graden van de telefoonmast van de provider KPN staande aan de Noorderbinnensingel te Groningen bevond. Dit is middels een plattegrond weergegeven.
(
Opmerking rechtbank: op de bijgevoegde plattegrond is te zien dat de mast zich in de omgeving van de [straatnaam] bevindt.)
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het in de zaak met parketnummer 18/820319-18 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Aangeefster heeft in haar verklaring van 21 maart 2018 aangegeven dat de ten laste gelegde goederen zijn weggenomen, terwijl twee verbalisanten en een getuige verdachte op de zich in het dossier bevindende camerabeelden hebben herkend. Beide verbalisanten en de getuige [getuige] kennen verdachte persoonlijk en hebben een gedetailleerde beschrijving van verdachte gegeven. Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij met verdachte heeft gewerkt. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van haar verklaring te twijfelen. Dat zij een ex-vriendin van verdachte is, zoals verdachte op de terechtzitting heeft verklaard, en verdachte terug zou willen pakken, vindt verder geen bevestiging in het dossier. De rechtbank ziet ook geen reden om de zendmastgegevens niet als (steun)bewijs te gebruiken. De verdediging heeft geen concrete, op deze zaak betrekking hebbende punten naar voren gebracht die aanleiding geven om de juistheid en betrouwbaarheid van de bevindingen van de politie op dit punt in twijfel te trekken. Deze gegevens bevestigen dat de telefoon van verdachte in ieder geval tijdens de inbraak in de buurt van de coffeeshop was.
in de zaak met parketnummer 18/820249-18
ten aanzien van feit 2
1. De door verdachte ter zitting van 27 maart 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik maakte toen gebruik van [nummer] aan de [straatnaam] te Groningen. Ik heb de in de garagebox aangetroffen motorfiets in mei 2017 gekocht via 'Marktplaats'.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 mei 2017, opgenomen op pagina 95 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018259752 d.d. 2 oktober 2018 (hierna: dossier II), inhoudende als verklaring van
[slachtoffer 3]:
Hierbij doe ik aangifte van diefstal van mijn motorfiets. Ik woon in Groningen. Op 4 mei 2017 stond mijn KTM 950 SM motorfiets in de schuur in mijn achtertuin. Op 6 mei 2017 zag ik dat de schuurdeur was geforceerd. Mijn motorfiets stond niet meer op de plek waar ik deze had achtergelaten.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juni 2018, opgenomen op pagina 204 van dossier II, inhoudende als relaas van verbalisant:
Ik ben aangesloten bij het onderzoek in [nummer] aan de [straatnaam] te Groningen. Ik zag dat er in de garagebox een motorfiets van het merk KTM stond.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 augustus
2018 met bijlagen, opgenomen op pagina 213 e.v. van dossier II, inhoudende als
relaas van verbalisant:
Ik heb digitale beelden bekeken afkomstig van de mobiele telefoon, merk Samsung, van de verdachte [verdachte]. De beelden die door mij zijn bekeken zijn afkomstig van de SIM kaart en de geheugenkaart van deze telefoon. Alle bestanden op de genoemde gegevensdragers zijn bekeken waarvan het onderstaande is bevonden:
* een foto waarop verdachte [verdachte] te zien is op de gestolen KTM 950 SM motorfiets, de foto is als bijlage A gevoegd bij dit verbaal;
* een tweetal foto's waarop de gestolen KTM 950 SM motorfiets in de garagebox aan de [straatnaam] te zien is, de beide foto's zijn als bijlage B en C gevoegd bij dit verbaal.
5. Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport d.d. 5 juli 2018 van het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit, opgenomen op pagina 105 van dossier II, voor zover inhoudend:
Op 28 juni en 2 juli 2018 werd een onderzoek verricht aan de motorfiets merk KTM, type 950 SM. Op de plaats waar het motornummer behoort te zijn aangebracht werden slijpsporen aangetroffen. Ter plaatse is met de daartoe bestemde, chemisch werkzame vloeistoffen, een etsbehandeling toegepast. Tijdens deze behandeling werd het door de fabrikant aangebrachte voertuigidentificatienummer niet zichtbaar.
De rechtbank acht op grond van de opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan heling van de motorfiets, het onder 2 subsidiair ten laste gelegde. [slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn motorfiets, welke diefstal heeft plaatsgevonden tussen 4 mei 2017 omstreeks 18.00 uur en 6 mei 2017 omstreeks 11.00 uur. Verdachte heeft verklaard dat hij de motorfiets heeft gekocht in mei 2017 in Noord-Brabant via 'Marktplaats'. Op 28 juni 2018 is de gestolen motorfiets in de garage van verdachte aangetroffen en zijn na onderzoek slijpsporen aangetroffen op de plaats waar het motornummer behoorde te zijn aangebracht. Verdachte heeft verklaard dat hij dit niet zelf heeft gedaan, hetgeen betekent dat deze sporen aanwezig waren op het moment dat verdachte de motorfiets voorhanden heeft gekregen. Door deze slijpsporen -duidelijke sporen van een misdrijf- te negeren, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een gestolen motorfiets kocht. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan opzetheling.
ten aanzien van feit 3
1. De door verdachte ter zitting van 27 maart 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik maakte toen gebruik van [nummer] aan de [straatnaam] en [nummer] aan de [straatnaam] te Groningen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 februari 2018 met bijlagen, opgenomen op pagina 107 e.v. van dossier II, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4]:
Ik doe aangifte door middel van braak. De goederen die zijn weggenomen zijn geheel mijn
eigendom. Ik woon aan de [straatnaam] te Finsterwolde.
Op 14 februari 2018 kwam ik er achter dat er gepoogd was in te breken in de schuur. Ik heb
uit voorzorg foto's gemaakt van de goederen die in de schuur stonden. Deze foto's mag u bij
het proces-verbaal voegen. Omstreeks 16.00 uur ben ik voor het laatst bij de schuur geweest
en sloot deze af. Op 15 februari omstreeks 02.00 uur kwam ik er achter dat de zijdeur van de
schuur was opengebroken. Er stond een afdruk van een schroevendraaier in het kozijn en de
deur. Ik zag dat er enkele goederen weg waren, waaronder twee compressors, multitool zaag,
accu schroevendraaier, gereedschapskoffer Metrinch met daarin dop- en ringsteeksleutels en
een pneumatische nietmachine. Ook zag ik dat de ketting die normaal de oprit naar de schuur
afsluit, kapot was.
Bijlage goederen:
Accu schroevendraaier, merk Bosch Psr Select.
Gereedschap, merk Metrinch. Bijzonderheden: gereedschapskoffer met dop- en
ringsteeksleutels.
Compressor, merk Scheppach.
Multitool, merk Topcraft.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juli 2018, opgenomen op pagina 123 van dossier II, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 23 juni 2018 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Tijdens het daaropvolgende onderzoek werden in twee garageboxen die bij de verdachte in gebruik waren verschillende gestolen goederen aangetroffen. In een van deze garageboxen werd onder andere een compressor aangetroffen die na onderzoek bleek te zijn weggenomen tijdens een inbraak in een schuur behorende bij perceel [straatnaam] te Finsterwolde. Volgens aangever/ benadeelde [slachtoffer 4] was vermelde inbraak tussen 14 februari 2018 te 16:00 uur en 15 februari 2018 te 02:00 uur gepleegd. Verdachte [verdachte] was tijdens zijn aanhouding in het bezit van een mobiele telefoon merk Samsung. Ik zag dat vermelde telefoon was voorzien van het imei-nummer [nummer]. Ik zag in de historische verkeersgegevens dat vermelde telefoon in de periode 4 februari 2018 tot en met 3 juli 2018 was voorzien van een simkaart met 06 nummer [telefoonnummer]. Ik heb vervolgens gekeken waar vermelde telefoon zich bevond tussen 14 februari 2018 te 16:00 uur en 15 februari 2018 te 02:00 uur. Ik zag dat
vermelde telefoon op 15 februari 2018 tussen 00:44 uur en 02:23 uur in totaal 5 keer
verbinding maakt met telefoonmasten staande aan de Beersterweg en Hoorntjesweg te Winschoten. Ik zag dat dit in de omgeving was van de plaats delict te Finsterwolde. Ik heb vervolgens via de cell-id de richting opgevraagd van waar de telefoon zich op dat moment bevond ten opzichte van de telefoonmast. Ik zag dat de telefoon zich tijdens de verbinding op 15 februari 2018 te 00:44 uur op 120 en 330 graden van de telefoonmast staande aan de Beersterweg te Winschoten bevond. Dit is weergegeven op een plattegrond welke bij dit proces-verbaal is gevoegd. Ik zag dat vermelde telefoon in de periode van 4 februari tot en
met 3 juli 2018 met uitzondering van 15 februari 2018 niet in de omgeving van Winschoten
of Finsterwolde had bevonden.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 juni 2018 met bijlagen, opgenomen op pagina 131 van dossier II, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 27 juni 2018 heb ik een garagebox doorzocht aan de [straatnaam] te Groningen. Deze garagebox is genummerd met [nummer]. De woningbouwvereniging geeft aan dat deze garagebox wordt gehuurd door [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1994. In deze garagebox heb ik een compressor van het merk Scheppach aangetroffen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 juni 2018 met bijlagen, opgenomen op pagina 134 e.v. van dossier II, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 29 juni 2018 heb ik opnieuw [nummer] aan de [straatnaam] bezocht. Onderstaande goederen zijn hierop in beslag genomen.
Schroefmachine, Bosch Psr Select.
Multitool, Topcraft.
Schiethamer, Black & Dekker.
Compressor, Fini Tiger.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 juni 2018, opgenomen op pagina 141 van dossier II, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 29 juni 2018 heb ik in [nummer] aan de [straatnaam] te Groningen een dop-/ steeksleutel set aangetroffen van het merk Metrinch.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met nummer
PL0100-2018157967-105 d.d. 14 november 2018 met bijlagen, los gevoegd bij dossier II,
inhoudende als relaas van verbalisant:
Ik heb samen met aangeefster [slachtoffer 4] en haar man gekeken naar in beslag genomen goederen die zijn aangetroffen bij verdachte [verdachte]. Ik zag dat meneer direct een grijze
koffer pakte, welke op 29 juni 2018 in beslag is genomen onder PL0100-2019157967-1024683, en ik hoorde hem zeggen dat deze van hem was en dat er een elektrische nietmachine in zat. Ik zag dat hij de koffer opendeed en ik zag inderdaad een elektrische nietmachine erin liggen. Ik zag dat meneer een zwarte koffer pakte, welke op 29 juni 2018 in beslag is genomen onder PL0100-2019157967-1024695, en dat hij een merk noemde, namelijk Metrinch. Ik zag dat het merk op de buitenkant van de koffer stond. Ik hoorde meneer zeggen dat hierin een dopsleutel set lag. Ik zag dat meneer de koffer openmaakte en dat er inderdaad een dopsleutel set in lag. Ik zag dat meneer een andere zwarte koffer pakte, welke op 29 juni 2018 in beslag is genomen onder PL0100-2019157967-1024681. Ik
hoorde meneer zeggen dat hier een multitool in zat. Ik zag dat er inderdaad een multitool in zat. Ik hoorde meneer zeggen dat hij een zaagje 1 keer heeft gebruikt. Ik hoorde meneer zeggen dat de rest volgens hem ongebruikt zou moeten zijn. Ik zag in een doosje dat in de koffer lag, inderdaad een zaagje dat gebruikt leek. Ik zag dat de rest er helemaal nieuw uitzag. Ik zag dat meneer een groene Bosch koffer pakte, welke op 29 juni 2018 in beslag is
genomen onder PL0100-2019157967-1024678. Ik hoorde hem zeggen dat deze accuboor ook
van hem was. Ik zag dat meneer wel overtuigd was dat deze accuboor van hem was. Ik zag dit aan de manier hoe meneer de accuboor vastpakte en omging met het apparaat. Ik zag dat meneer keek naar de compressors. Ik hoorde meneer zeggen dat beide van hem waren. Ik hoorde meneer zeggen dat de rode, welke op 29 juni 2018 in beslag is genomen onder PL0100-2019157967-1024686, kapot was omdat de motor ervan kapot was. Ik hoorde meneer over de blauwe compressor, welke op 29 juni 2018 in beslag is genomen onder PL0100-2019157967-1024323, zeggen dat bij de inbraak de kabel is doorgeknipt. Ik zag inderdaad dat dit klopte. Ik zag namelijk dat de stekker niet meer aan de stroomkabel vastzat.
Goederen:
PL0100-2018157967-1024683, schiethamer, Black & Decker Bd 428, bijzonderheden in zilveren koffer.
PL0100-2018157967-1024695, gereedschap, bijzonderheden dop- en steeksleutel set van het merk Metrinch.
PL0100-2018157967-1024681, multitool, Topcraft, bijzonderheden in koffer.
PL0100-2018157967-1024678, schroefmachine, Bosch Psr Select, kleur groen, bijzonderheden in koffer.
PL0100-2018157967-1024686, compressor, Fini Tiger, kleur rood.
PL0100-2018157967-1024323, compressor, Scheppach, kleur blauw.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen bewezen dat verdachte de onder 3 ten laste gelegde goederen zelf heeft weggenomen, waarmee verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, het primair ten laste gelegde. De goederen zijn aangetroffen in de garageboxen van verdachte. Deze goederen zijn blijkens de aangifte gestolen tussen
14 februari 2018 omstreeks 16.00 uur en 15 februari 2018 omstreeks 02.00 uur. Onderzoek van de telefoon van verdachte heeft uitgewezen dat deze telefoon op 15 februari 2018 tussen 00.44 uur en 02.00 uur in totaal vijf keer verbinding heeft gemaakt met telefoonmasten in de omgeving van het adres waar de diefstal heeft plaatsgevonden. Op andere data in de periode van 4 februari tot en met 3 juli 2018 heeft de telefoon van verdachte zich niet in de omgeving van de pleegplaats bevonden. Nu verdachte hiervoor geen aannemelijke alternatieve verklaring heeft gegeven, moet naar het oordeel van de rechtbank aangenomen worden dat verdachte ten tijde van de inbraak zelf ter plaatse was.
ten aanzien van feit 5
1. De door verdachte ter zitting van 27 maart 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik maakte toen gebruik van [nummer] aan de [straatnaam] te Groningen. Ik heb de in de garagebox aangetroffen bromfiets meer dan een jaar geleden gekocht via 'Marktplaats'.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (via internet)
d.d. 13 oktober 2017, opgenomen op pagina 160 e.v. van dossier II, inhoudende:
Aangever: [slachtoffer 6].
Pleegplaats: Groningen.
Tijdstip achtergelaten: 10-10-2017, 23:00.
Tijdstip geconstateerd: 11-10-2017, 10:30.
Bromscooter gestolen, merk Piaggio, type Vespa Primavera.
Eigenaar: [slachtoffer 6].
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juni
2018, opgenomen op pagina 204 van dossier II, inhoudende als relaas van
verbalisant:
Ik ben aangesloten bij het onderzoek in [nummer] aan de [straatnaam] te Groningen. Ik zag dat er in de garagebox een bromfiets van het merk Piaggio (Vespa) stond. Ik zag dat op de plaats waar het motornummer op het motorblok ingeslagen moest zijn duidelijke slijpsporen aanwezig waren. Ik zag namelijk dat in die plaats op het motorblok, die normaal vlak hoort te zijn, een kuil geslepen was. Over de slijpsporen was een motornummer ingeslagen.
Ten aanzien van feit 5 geldt hetzelfde als hiervoor overwogen met betrekking tot feit 2. [slachtoffer 6] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn Piaggio bromfiets en deze bromfiets is aangetroffen in een van de garageboxen van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij die bromfiets heeft gekocht via 'Marktplaats'. Onderzoek heeft uitgewezen dat het motorblok slijpsporen bevatte en uit de verklaring van verdachte kan worden opgemaakt dat deze (evidente) sporen van een misdrijf aanwezig waren op het moment dat verdachte de bromfiets heeft gekocht. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan opzetheling, het subsidiair ten laste gelegde.
ten aanzien van feit 7
1. De door verdachte ter zitting van 27 maart 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik maakte toen gebruik van [nummer] aan de [straatnaam] te Groningen. Het in de garagebox aangetroffen balletjespistool is van mij.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanhouding d.d. 23 juni 2018, opgenomen op pagina 35 e.v. van dossier II, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op 23 juni 2018 hielden wij als verdachte aan [verdachte].
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juni
2018 met bijlage, opgenomen op pagina 268 e.v. van dossier II, inhoudende als
relaas van verbalisant:
Op 27 juni 2018 heb ik een garagebox doorzocht welke is gevestigd aan de [straatnaam] te
Groningen. Deze garagebox is genummerd met [nummer]. In deze garagebox trof ik een
wapen aan. Het betrof een zilverkleurige pistool. Uit nader onderzoek bleek dat het gaat om
een zogenaamd balletjespistool. Het pistool is van metaal gemaakt en gelijkend op een
vuurwapen. Bijzonderheden model Colt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juli 2018 met bijlagen, opgenomen op pagina 270 e.v. van dossier II, inhoudende als relaas van verbalisant:
Ik ben als opsporingsambtenaar opgeleid en bevoegd tot het juridisch beschrijven van (vuur)wapens en heb het (vuur)wapen beschreven op basis van wat mijn wetenschap mij leert. Het op 27 juni 2018 inbeslaggenomen voorwerp is een voorwerp gelijkend op een pistool. Dit voorwerp is een nabootsing van een pistool, die voor wat betreft de vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen, namelijk een pistool, merk Colt. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie I onder 7 van de Wet Wapens en Munitie, gelet op artikel 3 onder A van de Regeling Wapens en Munitie. Bij dit proces-verbaal is een fotoblad van het inbeslaggenomen voorwerp gevoegd evenals een afbeelding van het bestaande vuurwapen.
Met betrekking tot het standpunt van de raadsman ten aanzien van feit 7 dat het wapen stuk was, overweegt de rechtbank dat het wapen weliswaar in gedemonteerde staat is aangetroffen, maar uit de foto's op pagina 272 en 273 van dossier II volgt ook dat het wapen niet op zodanige wijze uit elkaar was gehaald dat het niet betrekkelijk eenvoudig weer in elkaar kon worden gezet en daarna niet meer van een echt wapen te onderscheiden zou zijn. De vergelijking van de verdediging met een in vele stukken kapot gezaagd wapen gaat daarom niet op.
ten aanzien van feit 6
Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 maart 2019;
2. en naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 augustus 2018, opgenomen op pagina 190 van dossier II, inhoudende het relaas van verbalisant;
3. een naar wettelijke voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juli 2018, opgenomen op pagina 275 e.v. van dossier II, inhoudende het relaas van verbalisant:
4. een naar wettelijke voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juni 2018, opgenomen op pagina 277 e.v. van dossier II, inhoudende het relaas van verbalisant.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/820319-18 ten laste gelegde feit en de feiten 2 subsidiair, 3 primair, 5 subsidiair, 6 en 7 in de zaak met parketnummer 18/820249-18 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 18/820319-18
hij op 14 januari 2018 in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, uit een pand gelegen aan de [straatnaam] ([benadeelde partij]) een hoeveelheid hennep, 20.000 euro, vloei en tabak, dat toebehoorde aan [slachtoffer 1] of [benadeelde partij], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en verbreking;
in de zaak met parketnummer 18/820249-18
2.
subsidiair
hij in de periode van 4 mei 2017 tot en met 23 juni 2018 in de gemeente Groningen een goed, te weten een motorfiets (merk KTM, type 950SM) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die motorfiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
primair
hij in de periode van 14 februari 2018 tot en met 15 februari 2018 te Finsterwolde, gemeente Oldambt, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een schuur behorende bij de woning [straatnaam], heeft weggenomen een compressor (merk Scheppach), een compressor (merk Fini Tiger), een schiethamer (merk Black & Dekker), een multitool (merk
Topcraft), een schroefmachine (merk Bosch) en een dop- en steeksleutel set (merk Metrinch), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en één van de bovengenoemde weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
5.
subsidiair
hij in de periode van 10 oktober 2017 tot en met 23 juni 2018 in de gemeente Groningen een goed, te weten een bromfiets (merk Piaggio, type Vespa Primavera) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
6.
hij op 23 juni 2018 in de gemeente Groningen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 229,6 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), en 195,78 gram hennep, zijnde hasjiesj en hennep middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
7.
hij op 23 juni 2018 in de gemeente Groningen een wapen van categorie I, onder 7, te weten een nabootsing van een pistool (merk Colt), voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/820319-18
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en verbreking;
in de zaak met parketnummer 18/820249-18
2.
subsidiairopzetheling;
3.
primairdiefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking;
5.
subsidiairopzetheling;
6. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
7. handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18/820319-18 ten laste gelegde en de feiten 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 primair, 5 meer subsidiair, 6 en 7 in de zaak met parketnummer 18/820249-18 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat verdachte niet opnieuw de gevangenis in moet, hetgeen wel gebeurt als de strafeis van de officier van justitie wordt gevolgd. De raadsman heeft erop gewezen dat verdachte op verzoek van het openbaar ministerie is geschorst uit de voorlopige hechtenis. Voor het geval de rechtbank een deels voorwaardelijke straf op zou willen leggen, heeft de raadsman gepleit voor een onvoorwaardelijk deel gelijk aan de duur van het reeds door verdachte ondergane voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bedrijfsinbraak in vereniging en een inbraak in een schuur. Met het plegen van deze delicten heeft verdachte de benadeelden schade bezorgd en een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van anderen aan de dag gelegd. Bovendien kunnen dergelijke feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving doen ontstaan dan wel versterken.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een motorfiets en een bromfiets en aldus bijgedragen aan het in stand houden van diefstal van goederen en vermogenscriminaliteit in het algemeen.
Tot slot heeft verdachte ongeveer 400 gram softdrugs en een nabootsing van een pistool voorhanden gehad. Het gebruik van softdrugs brengt risico's mee voor de gezondheid van gebruikers en veroorzaakt mede daardoor schade van velerlei aard in de samenleving. Met het voorhanden hebben van een verboden nepwapen heeft verdachte het risico gelopen dat nietsvermoedende derden in de veronderstelling zijn dat het een echt wapen betreft en zich geïntimideerd kunnen voelen door de confrontatie daarmee.
De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, alsmede op de oriëntatiepunten zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Ook heeft de rechtbank er, in het voordeel van verdachte, rekening mee gehouden dat het bevel tot voorlopige hechtenis op vordering van de officier van justitie is geschorst en dat verdachte zich aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden.
Hoewel de feiten op zichzelf een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen dan de duur van het voorarrest, is de rechtbank alles afwegende van oordeel dat verdachte niet opnieuw de gevangenis in moet. Gelet op de vele strafbare feiten en de ernst daarvan kan niet enkel worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal daarom ook een voorwaardelijk deel opleggen, mede als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 2], tot een bedrag van € 1.410,- ter zake van materiële schade en € 500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan; de benadeelde partij heeft op de terechtzitting verklaard dat de verzekering inmiddels een bedrag van € 700,- heeft uitgekeerd;
2. [slachtoffer 5], tot een bedrag van € 175,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [slachtoffer 6], tot een bedrag van € 540,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 2] kan worden toegewezen tot € 150,- ter vergoeding van immateriële schade. Voor het overige is de schade niet onderbouwd en moet de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
Gelet op de gevorderde vrijspraak van feit 4, moet de benadeelde partij Van der Bij-[slachtoffer 5] niet ontvankelijk in haar vordering worden verklaard.
De vordering van [slachtoffer 6] is voldoende onderbouwd en kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] niet ontvankelijk in hun vorderingen moeten worden verklaard, gelet op de door de raadsman bepleite vrijspraak. De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten niet bewezen waaruit de schade van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] zou zijn ontstaan. Deze benadeelde partijen zullen daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Naar het oordeel van de rechtbank is door het onder 5 subsidiair bewezen verklaarde geen rechtstreekse schade toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 6]. De rechtbank overweegt hiertoe dat er geen nauw verband is tussen de bewezen verklaarde opzetheling en de gepleegde diefstal van de motorfiets. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/820249-18 onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair, 1 meest subsidiair, 2 primair, 4 primair,
4 subsidiair, 4 meer subsidiair en 5 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/820319-18 ten laste gelegde en in de zaak met parketnummer 18/820319-18 onder 2 subsidiair, 3 primair, 5 subsidiair, 6 en 7 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 95 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
ten aanzien van parketnummer 18/820249-18, feit 1
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 2]in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
ten aanzien van parketnummer 18/820249-18, feit 4
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 5]in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
ten aanzien van parketnummer 18/820249-18, feit 5
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 6]in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, mr. J. van Bruggen en
mr. B.F. Hammerle, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 april 2019.
Mr. Hammerle is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.