ECLI:NL:RBNNE:2019:1474

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2019
Publicatiedatum
9 april 2019
Zaaknummer
18/830291-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging doodslag, bedreiging en mishandeling in Groningen

Op 9 april 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1983 en thans gedetineerd in PI Overijssel, PIV Zwolle. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en mishandeling, gepleegd op 25 november 2018 in de gemeente Groningen. Tijdens de zitting op 8 april 2019 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door haar advocaat mr. M. van Diest, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. M. Scharenborg.

De tenlastelegging omvatte onder andere het steken met een mes naar slachtoffer 1, bedreiging met een mes richting zowel slachtoffer 1 als slachtoffer 2, en het slaan van slachtoffer 2. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De verdediging pleitte voor vrijspraak, onder andere omdat de feiten niet in de gemeente Groningen, maar in Beerta zouden zijn gepleegd.

De rechtbank oordeelde dat de feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden, omdat de tenlastegelegde feiten inderdaad in Beerta hadden plaatsgevonden en niet in Groningen. Hierdoor sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling afgewezen, aangezien de rechtbank tot vrijspraak kwam voor de nieuwe tenlastelegging. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. A. Jongsma, en de beslissing werd op dezelfde dag openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830291-18
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/208598-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 april 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te PI Overijssel, PIV Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 april 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. van Diest, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 25 november 2018, in de gemeente Groningen, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van
het leven te beroven, althans om aan die [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes meermalen, althans eenmaal, stekende en/of prikkende bewegingen naar en/of in de richting van de borst, althans (boven)lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij op of omstreeks 25 november 2018, in de gemeente Groningen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door: - een mes te tonen aan en/of te richten op het lichaam van, die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], en/of - (daarbij) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd: "I kill you, i kill everybody", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of - met een mes meermalen, althans eenmaal, stekende en/of prikkende bewegingen naar en/of in de richting van de borst, althans (boven)lichaam, van die [slachtoffer 1] te maken;
3.
zij op of omstreeks 25 november 2018, in de gemeente Groningen, [slachtoffer 2]
heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] te slaan en/of te krabben;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1, 2 en 3 tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met daaraan de bijzondere voorwaarden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 3 april 2019.
Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Feit 1 is wettig en overtuigend te bewijzen op grond van de aangifte van [slachtoffer 1], de getuigenverklaringen van [getuige] en de getuigenverklaring van [slachtoffer 2].
Aangever en getuige [getuige] verklaren dat verdachte met kracht weerstand bood aan aangever [slachtoffer 1] die probeerde haar het mes af te pakken. Nu verdachte met kracht het mes in de richting van het lichaam van aangever probeerde te drukken terwijl zij schreeuwde: ‘I kill everybody’ acht de officier van justitie bewezen dat verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer.
Feit 2 is wettig en overtuigend te bewijzen op grond van de aangiften van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en daarnaast de verschillende getuigenverklaringen uit het dossier.
Feit 3 is wettig en overtuigend te bewijzen op grond van de aangifte van aangever [slachtoffer 2] en de getuigenverklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige]. Daarnaast is er de medische verklaring en zijn er de foto’s van het letsel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, 2 en 3. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
In de tenlastelegging staat de gemeente Groningen als pleegplaats genoemd terwijl de feiten gepleegd zijn te Beerta. Daarom kunnen de tenlastegelegde feiten niet bewezen worden. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat voor feit 1 vrijspraak moet volgen. Verdachte heeft een scene geschopt en heeft zich misdragen, maar niet bewezen kan worden dat zij met het mes aangever gericht heeft aangevallen.
De raadsman verzoekt de rechtbank subsidiair om rekening te houden met de context waarin de feiten gepleegd zijn. Verdachte woonde in een woonvorm met allemaal mensen met vergelijkbare problematiek, dat is een reden om het gebeurde te relativeren. De raadsman verzoekt bij bewezenverklaring van de feiten een gevangenisstraf op te leggen van even lange duur als de voorlopige hechtenis met daarnaast een voorwaardelijk deel met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals verwoord in het reclasseringsrapport, inclusief de geadviseerde klinische opname. De raadsman verzoekt de vordering tenuitvoerlegging niet ontvankelijk te verklaren nu hij heeft betoogd dat vrijspraak moet volgen. Mocht de rechtbank tot een veroordeling komen dan verzoekt de raadsman de vordering af te wijzen en de proeftijd te verlengen met een jaar.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feiten 1, 2 en 3 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de tenlastegelegde feiten hebben plaatsgevonden in Beerta, welke plaats is gelegen in de gemeente Oldambt, en niet in de gemeente Groningen zoals ten laste is gelegd.
Daarmee kan niet tot een bewezenverklaring worden gekomen van voornoemde feiten.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 18 januari 2018 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 2 februari 2018. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 15 maart 2019 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu de rechtbank tot een vrijspraak komt voor de tenlastegelegde feiten, wijst de rechtbank de vordering tenuitvoerlegging af.

Uitspraak

De rechtbank:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2 en 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/208598-17:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 18 januari 2018.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.B.W. Venema en
mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. M.A. Reese-Knigge, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 april 2019.
Mr. E.P. van Sloten is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen