ECLI:NL:RBNNE:2019:1465

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2019
Publicatiedatum
8 april 2019
Zaaknummer
/19/125788 / JE RK 19-60
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging uithuisplaatsing van kinderen A en B in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter op 18 maart 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de uithuisplaatsing van de kinderen A en B. De kinderen zijn onder toezicht gesteld en verblijven in een crisispleeggezin. De Gecertificeerde Instelling (GI) heeft verzocht om de uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Tijdens de zitting is gebleken dat er veel misgaat in de communicatie en zorgverlening vanuit de GI. De moeder en vader van de kinderen hebben hun zorgen geuit over de gebrekkige informatievoorziening en de afwezigheid van een gezinsvoogd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van de kinderen zorgwekkend is en dat er onvoldoende informatie is verstrekt door de GI. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 24 mei 2019, maar heeft het verzoek voor het overige aangehouden. De GI is opgedragen om aanvullende rapportage te leveren over de situatie van de kinderen en de ouders, en om een gezinsvoogd aan te wijzen. De kinderrechter heeft benadrukt dat de zaak prioriteit moet krijgen en dat er concrete informatie moet komen over de hulpverlening en de contactregeling tussen ouders en kinderen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Assen
zaakgegevens : C/19/125788 / JE RK 19-60
datum uitspraak: 18 maart 2019

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen, hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Assen,
betreffende

A, geboren op …2011 te …, hierna te noemen A,

B, geboren op ….2016 te …, hierna te noemen B.
De kinderrechter merkt voorts als belanghebbenden aan:

M, hierna te noemen de moeder,

wonende op een bij de kinderrechter bekend geheim adres,

V, hierna te noemen de vader,

wonende op een bij de kinderrechter bekend geheim adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 11 februari 2019, ingekomen bij de griffie op
12 februari 2019.
Op 12 maart 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader, bijgestaan door mr. Horsten-Van Gemeren,
- ….namens de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over A en B wordt uitgeoefend door de ouders.
A en B verblijven in een crisispleeggezin.
Bij beschikking van 8 augustus 2018 zijn A en B onder toezicht gesteld tot
8 augustus 2019.
Bij beschikking van 24 januari 2019 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van A en B verleend voor de duur van vier weken. Deze spoedmachtiging tot uithuisplaatsing is ter zitting van 5 februari 2019 bekrachtigd, waarnaar een machtiging tot uithuisplaatsing voor A en B is verleend tot 24 maart 2019.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de uithuisplaatsing te verlengen van A en B voor de duur van de ondertoezichtstelling in een voorziening voor pleegzorg.

Het standpunt van verzoeker

De GI herhaalt in de tekst van het verzoekschrift de tekst van het eerdere verzoek.
Over de periode 5 februari 2019 (eerdere zitting) en 12 maart 2019 (huidige zitting) bevat het verzoek enkele zinnen.
In het pleeggezin worden twee jongens gezien die veel ruzie maken met elkaar. B imiteert zijn broer A op veel momenten. B praat nog niet en lijkt achter te lopen in zijn ontwikkeling. Hij is aangemeld bij Yorneo voor het MOC. Op 8 februari moet A worden overgeplaatst naar een ander pleeggezin. Pleegouders geven aan dat het niet langer kan om de jongens bij elkaar te hebben. De jongens versterken elkaar in negatieve zin en kunnen zich daardoor niet ontwikkelen. Voor nu kan vanuit een neutrale en veilige opvoedingssituatie op termijn bekeken worden wat de meest passende woonsituatie is voor A en B.
Ter zitting heeft de GI andermaal uitgelegd dat er sprake is van onderbezetting bij de GI. Dit maakt onder andere dat bij het verzoek tot een spoeduithuisplaatsing van 24 januari 2019 per abuis is gevraagd om een termijn van twee maanden. Op dit moment is er geen vaste jeugdzorgmedewerker die de zaak behandelt. De GI verklaart dat deze er zo spoedig mogelijk zal komen, maar wanneer dat is, is niet te zeggen. Naar omstandigheden gaat het goed met A nadat hij op 8 februari 2019 van plek is veranderd. Wat voor vorm van pleegzorg dit is kan de GI ter zitting niet vertellen.

Het standpunt van belanghebbenden

Standpunt moeder
Moeder heeft ter zitting verklaard het niet eens te zijn met de werkwijze van de GI. Er gebeurt volgens haar te weinig. Moeder heeft zelf Tien voor Toekomst ingeschakeld. Zij zullen op korte termijn voor een intake langskomen. Moeder wil vooral duidelijkheid. Ze wil weten waar zij en de kinderen aan toe zijn. Moeder geeft voorts aan de kinderen voor het laatst op 1 februari van dit jaar gezien te hebben. Zij heeft geen idee wanneer zij haar kinderen weer zal zien. Ze belt regelmatig naar de GI en krijgt daar dan steeds iemand anders te spreken die haar niets concreets kan melden. Hoeveel mensen ze op die manier heeft gesproken weet moeder niet meer. Daarvoor waren het er teveel.
Standpunt vader
Mr. Horsten-Van Gemeren heeft namens vader verklaard dat vader zes keer in behandeling is geweest bij een psychiater in het ziekenhuis. Hieruit is naar voren gekomen dat vader een MBT-therapie moet volgen. Vader verklaart dat hij in combinatie met therapie de zorg van zijn kinderen kan dragen. Op dit moment wordt de zorg die geleverd moet worden door de GI niet geleverd. Vader zegt niet dat het in de pleeggezinnen niet goed zou gaan, maar de randzaken verlopen in ieder geval niet goed. Het verzoek dient dan ook afgewezen te worden.
Vader heeft ter zitting verklaard dat hij zeker weet dat hij eruit komt met moeder. Hij krijgt veel ondersteuning van de mensen in het dorp waar hij woont. Vader zegt dat hij stabiel is en de kinderen dus terug kunnen naar hem.
Er is geen gezinsvoogd, er is geen contactpersoon. Ook vader weet niet waar hij aan toe is.
Als hij iemand te spreken krijgt bij de GI, dan is het steeds iemand anders.

De beoordeling

In deze zaak gaat heel veel mis.
Deze jongens zijn met spoed uit huis geplaatst op basis van zeer ernstige zorgen en een relaas waaruit blijkt dat hulpverlening moet worden ingezet voor de verschillende gezinsleden.
Toch staat in het verzoekschrift "de gezinsvoogdijmedewerker is Werkvoorraad Lopend Drenthe Zuid". Dat is geen persoon. Dat staat voor het intaketeam. Dat intaketeam wordt de kinderrechter beschreven als het team dat alles in de goede banen leidt in zaken die nieuw binnen komen, fungeert als contact in zaken waarin nog geen gezinsvoogdijmedewerker is aangewezen en dat daarin prioriteiten stelt.
Als de casus van deze twee jongens geen prioriteit heeft, dan vraagt de kinderrechter zich in gemoede af welke zaken dan wel prioriteit hebben.
Dit verzoekschrift geeft ook nauwelijks informatie over de periode die sinds de vorige beoordeling is verstreken. Ter zitting blijkt dan uit informatie van de ouders dat er meer te melden is. De vertegenwoordiger van de GI ter zitting kan daar geen helderheid over scheppen. Die heeft kort voor de zitting de taak gekregen om namens de GI te verschijnen, maar kent het dossier niet. Dat is temeer opmerkelijk aangezien dit verzoekschrift al nodig is om een eerdere vergissing van de GI te herstellen. Er was eerdere een te korte periode verzocht.
De kinderrechter weet van de onderbezetting bij de GI en de kinderrechter verwacht geen wonderen. De kinderrechter werpt wel de vraag op of de GI, als de GI niet in staat is deze zaak adequaat op te pakken, deze zaak niet zo vlot mogelijk moet overdragen. De William Schrikker zou ook qua doelgroep goed aansluiten.
Uit hetgeen de kinderrechter wel uit de stukken en uit de informatie ter zitting op kan maken is de kinderrechter wel duidelijk dat de jongens op dit moment niet terug kunnen naar vader. Op dit moment kunnen ze ook niet naar hun moeder. Dan volgt dat een verlenging van de uithuisplaatsing van A en B noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
Om het verblijf van de jongens in de vorm van pleegzorg waarin zij zich bevinden veilig te stellen zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen tot 24 mei 2019.
Voor het overige houdt de kinderrechter het verzoek aan.
De GI dient haar aanvullende rapportage van recente informatie te voorzien. Hieruit dient te blijken hoe het met betrokkenen gaat; hoe gaat het met de kinderen, vader en moeder. Is er hulpverlening nodig of al ingezet? Welke en in welk stadium is dat? Welk effect ziet men? Zijn er nog zorgen, zo ja welke? Hoe ziet de contactregeling tussen ouders en kinderen er uit? Waar verblijven de kinderen?
Deze informatie dient concreet te zijn.
Ook verwacht de kinderrechter dat er dan een gezinsvoogd genoemd wordt met naam en toenaam. Het gezin dient één aanspreekpunt te hebben. Mocht de GI niet in staat zijn om een gezinsvoogdijmedewerker op de zaak te zetten en mocht de GI de zaak desondanks niet hebben overgedragen aan een andere GI, dan wil de kinderrechter kunnen lezen wat daar de oorzaak van is.
De kinderrechter zal voorts de GI opdragen voornoemde informatie aan de kinderrechter te rapporteren, uiterlijk op dinsdag 30 april 2019. De kinderrechter zal voorts de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van twee maanden, te weten tot 24 mei 2019 en voor het overige aanhouden.

De beslissing

De kinderrechter:
- verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
Aen
Bin een voorziening voor pleegzorg, tot uiterlijk 24 mei 2019;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat de GI de rechtbank en de belanghebbenden uiterlijk op
dinsdag 30 april 2019schriftelijk dient te informeren van recente informatie;
- bepaalt dat de GI en de overige belanghebbenden, zonder nadere oproeping, zullen worden gehoord ter zitting van
14 mei 2019 te 10.00 uur, welke zitting zal worden gehouden in het gerechtsgebouw te Assen, Brinkstraat 4;
- houdt het verzoek voor het overige aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.M.L. Veen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van J.M. Vos als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden