ECLI:NL:RBNNE:2019:1375

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2019
Publicatiedatum
4 april 2019
Zaaknummer
18/140810-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren en pogen te dumpen van drugsafval en het voorhanden hebben van amfetamine

Op 4 april 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervoeren en pogen te dumpen van een grote hoeveelheid drugsafval, afkomstig van de grootschalige productie van MDMA (XTC), en het voorhanden hebben van amfetamine. De verdachte, geboren in 1987, was bijgestaan door zijn advocaat mr. I. d'Hont, terwijl het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. R.G. de Graaf. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid MDMA en het pogen te verbergen van sporen van het misdrijf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat hij drugsafval vervoerde en dat hij rekening moest houden met de mogelijkheid dat er ook MDMA aanwezig was. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden op, met een proeftijd van 3 jaar, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uur. De rechtbank motiveerde de straf door te wijzen op de ernst van het delict en de risico's voor het milieu en de volksgezondheid die het dumpen van drugsafval met zich meebrengt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar gemaakt op 4 april 2019.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/140810-18
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 april 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. I. d'Hont, advocaat te Tilburg.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 oktober 2017 te Oosterzee, gemeente De Fryske Marren, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, nadat enig misdrijf was gepleegd, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, een voorwerp, waarop of waarmede dat misdrijf was gepleegd en/of andere sporen van dat misdrijf, te weten: (kristallisatie)afvalstoffen afkomstig van de vervaardiging van XTC en/of MDMA, althans een stof als bedoeld op lijst I van de Opiumwet,bestaande uit (onder andere):
- 10 kunststof jerrycans 25 liter (bevattende: PMK en MDMA in aceton),
- ( een) blauw klemdeksel 220 liter geheel gevuld met bruine naar aceton ruikende vloeistof (bevattende: PMK en MDMA in aceton) en/of
- ( een) blauw dopvat 220 liter geheel gevuld met bruine naar aceton ruikende vloeistof (bevattende: PMK en MDMA in aceton), te vernietigen, weg te maken, te verbergen en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie te onttrekken, immers heeft verdachte vaten dieselolie in het voertuig vervoerd vanuit België en/of vanuit de provincie Noord-Brabant en/of vanaf een andere onbekend gebleven locatie in Nederland naar Noord-Nederland gereden en/of (vervolgens) vaten, gasflessen en/of blikken opgehaald en/of zonder verklaring omtrent de herkomst van voornoemde (kristallisatie)afvalstoffen met een (gestolen) voertuig, met daarop valse kentekens aangebracht, gereden, waarbij de laadruimte van het voertuig de voornoemde restanten van (kristallisatie)afvalstoffen bevatte, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 oktober 2017 te Oosterzee, gemeente De Fryske Marren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, nadat enig misdrijf was gepleegd,
met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, een voorwerp, waarop of waarmede dat misdrijf was gepleegd en/of andere sporen van dat misdrijf, te weten: (kristallisatie)afvalstoffen afkomstig van de vervaardiging van XTC en/of MDMA, althans een stof als bedoeld op lijst I van de Opiumwet, bestaande uit (onder andere):
- 10 kunststof jerrycans 25 liter (bevattende: PMK en MDMA in aceton),
- ( een) blauw klemdeksel 220 liter geheel gevuld met bruine naar aceton ruikende vloeistof (bevattende: PMK en MDMA in aceton) en/of
- ( een) blauw dopvat 220 liter geheel gevuld met bruine naar aceton ruikende vloeistof (bevattende: PMK en MDMA in aceton), heeft vernietigd, weggemaakt, verborgen en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie heeft onttrokken;
2.
hij op of omstreeks 24 oktober 2017 te Oosterzee, gemeente De Fryske Marren tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA en middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geconcludeerd dat het onder 1. primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. Ten aanzien van feit 2. heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Verdachte wist niet dat er in de door hem vervoerde vaten met drugsafval resten van MDMA zaten. Hij had alleen opzet had op het vervoeren van drugsafval en niet op aanwezigheid van MDMA.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1. en 2. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat hij drugsafval vervoerde. Met die wetenschap had hij er rekening mee moeten houden dat hij dan ook resten van MDMA zou kunnen vervoeren en daarmee MDMA aanwezig zou hebben.
De rechtbank past de bewijsmiddelen toe zoals die zullen worden opgenomen in de eventueel later op te maken aanvulling van dit vonnis

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 24 oktober 2017 te Oosterzee, gemeente De Fryske Marren, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, nadat enig misdrijf was gepleegd, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, een voorwerp, waarop of waarmede dat misdrijf was gepleegd en/of andere sporen van dat misdrijf, te weten: kristallisatieafvalstoffen afkomstig van de vervaardiging van XTC en/of MDMA, bestaande uit onder andere:
- 10 kunststof jerrycans 25 liter (bevattende: MDMA in aceton),
- een blauw klemdekselvat 220 liter geheel gevuld met bruine naar aceton ruikende vloeistof bevattende: MDMA in aceton en/of
- een blauw dopvat 220 liter geheel gevuld met bruine naar aceton ruikende vloeistof bevattende: MDMA in aceton,
te vernietigen, weg te maken, te verbergen en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie te onttrekken, immers heeft verdachte vanuit de provincie Noord-Brabant naar Noord-Nederland gereden en vervolgens vaten, gasflessen en blikken opgehaald en zonder verklaring omtrent de herkomst van voornoemde kristallisatieafvalstoffen met een gestolen voertuig, met daarop valse kentekens aangebracht, gereden, waarbij de laadruimte van het voertuig de voornoemde restanten van kristallisatieafvalstoffen bevatte, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 24 oktober 2017 te Oosterzee, gemeente De Fryske Marren, opzettelijk aanwezig heeft gehad in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair poging tot nadat enig misdrijf is gepleegd, met het oogmerk om het te
bedekken of de nasporing of vervolging te beletten of te bemoeilijken,
voorwerpen waarop of waarmede het misdrijf is gepleegd of andere sporen
van het misdrijf vernietigen, wegmaken, verbergen of aan het onderzoek van
de ambtenaren van de justitie of politie onttrekken;
2. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet
gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis en een geldboete van € 250,-- subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De verdachte en zijn raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie passend is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft met een bestelwagen een grote hoeveelheid drugsafval opgehaald in Friesland met als doel het drugsafval elders in Nederland achter te laten. Verdachte zou hiervoor van zijn opdrachtgevers een bedrag van € 1.000,- ontvangen. Uiteindelijk heeft hij € 250,- gekregen. Voordat verdachte het afval heeft kunnen dumpen, heeft de politie ingegrepen en zo het dumpen van het afval kunnen voorkomen.
De productie van illegale synthetische drugs gaat gepaard met dumpingen van afval. Het dumpen van het afval levert grote risico’s en schade op voor het milieu en voor de volksgezondheid. Het opruimen van het gedumpte afval brengt bovendien hoge kosten met zich mee die ten laste komen van de maatschappij. Het dumpen van het afval is een wezenlijk onderdeel van het productieproces en is een zeer ernstig delict. De rechtbank rekent het de verdachte dan ook aan dat hij drugsafval heeft vervoerd en wilde dumpen. Verdachte heeft (ter begunstiging van anderen) getracht de sporen van de grootschalige productie van MDMA (XTC), te verdoezelen. Daarmee heeft hij de activiteiten van politie en justitie, die erop zijn gericht het misdrijf op te helderen en de dader op te sporen, bemoeilijkt.
De rechtbank is van oordeel dat voor feiten zoals deze een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt moet zijn. Nu het in dit geval gaat om een poging tot het dumpen van afval, verdachte ter zitting openheid van zaken heeft gegeven en inmiddels zijn leven een positieve wending heeft gegeven, zal de rechtbank geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer opleggen. Ook houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaar en een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uur passend en geboden is. De rechtbank wijkt hiermee fors af van de eis van de officier van justitie omdat de eis naar het oordeel van de rechtbank geen recht doet aan de ernst van de zaak.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 23, 24, 57, 189 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte voorts tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van zestig dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. H.G. Punt, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 april 2019.
Mr. H.G. Punt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.