ECLI:NL:RBNNE:2019:1311

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2019
Publicatiedatum
2 april 2019
Zaaknummer
18/103998-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervoer van een grote hoeveelheid MDMA (XTC) door een professioneel vervoerder zonder kennis van de inhoud

Op 2 april 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 juli 2017 te Assen ongeveer 93.216 gram MDMA (XTC) heeft vervoerd. De verdachte, een professioneel vervoerder, werd aangehouden op de A28 tijdens een controle. Bij de controle bleek dat hij zes dozen vervoerde zonder vrachtbrieven of facturen, wat hem een onderzoeksplicht oplegde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn verklaring dat hij niet wist wat er in de dozen zat, bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat het om verboden middelen ging. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat het opzet niet bewezen kon worden en achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van het feit en de hoeveelheid XTC. De rechtbank benadrukte dat de handel in harddrugs stevig bestreden moet worden en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was om normhandhaving te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/103998-18

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

2 april 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
verblijvende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 11 september 2018 en 19 maart 2019.
Verdachte is niet in persoon verschenen; wel is verschenen mr. J. Vlug, advocaat te Deventer, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij/zij op of omstreeks 22 juli 2017 te Assen, althans in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 93216 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-ethyleendioxymethamfetamine), zijnde XTC, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het voorwaardelijk opzet had om de tenlastegelegde hoeveelheid XTC te vervoeren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft op de gronden als vermeld in de pleitnota betoogd dat verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe, kort weergegeven, aangevoerd dat het vereiste opzet niet kan worden bewezen verklaard, ook niet in voorwaardelijke vorm. Daarvoor moet immers worden bewezen dat verdachte heeft geweten dat hij MDMA vervoerde, of tenminste dat hij dat risico heeft genomen. De bewezenverklaring moet voortvloeien uit wettige bewijsmiddelen en die ontbreken. Buiten het aantreffen van de MDMA bij verdachte is er niets belastends gevonden. Er is geen nader onderzoek gedaan naar zijn telefoon en er is geen onderzoek gedaan naar DNA of dactyloscopische sporen op de plastic zakken waarin de pillen verpakt zaten. De verklaring die verdachte heeft afgelegd over de dozen kan kloppen. Verdachte heeft meegewerkt aan het politieonderzoek en hij heeft een blanco strafblad. Een en ander zou hem het voordeel van de twijfel op moeten leveren.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 23 juli 2017, opgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier met registratienummer PL0100-2017194394 van de Politie, Eenheid Noord-Nederland, d.d. 5 februari 2018 inhoudende:
Op zaterdag 22 juli 2017 omstreeks 21.30 uur reden wij verbalisanten op de rijksweg
A28 ter hoogte van hectometerpaal 165.0, toen wij een witte bestelauto met kenteken
[kenteken] passeerden. Ter controle op de naleving van de regels in de Wegenverkeerswet gaven wij de bestuurder een stopteken, waaraan hij voldeed. Wij vroegen de bestuurder naar zijn rij- en kentekenbewijs. De bestuurder gaf mij, verbalisant [verbalisant 1] , desgevraagd zijn rij- en kentekenbewijs. Omdat het een bestelauto betrof met een laadvermogen van meer dan 500 kilogram vroeg ik, verbalisant [verbalisant 2] , aan de bestuurder of hij ook goederen vervoerde. De man antwoordde bevestigend en wij hoorden hem zeggen dat hij het prima vond dat wij in de laadruimte van het voertuig gingen kijken. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , opende de schuifdeur van het voertuig. Wij zagen dat er in de laadruimte van de bestelbus een zes-tal dozen stonden. Wij zagen dat deze dozen waren dicht geplakt met een rood tape met het opschrift "voorzichtig breekbaar". Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat er op de zes dozen geen adreslabels zaten. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , vroeg aan de betrokken bestuurder of de man ook vrachtbrieven
had met betrekking tot de lading. De bestuurder antwoordde dat hij sinds kort was begonnen als transporteur en dat hij niet goed wist dat hij hiervoor vrachtbrieven moest hebben.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] vroeg aan de bestuurder wat er in de dozen zat. De bestuurder antwoordde: "Dat weet ik niet, ik vervoer ze alleen maar." Ik, verbalisant [verbalisant 2] , vroeg aan de bestuurder of hij een doos open kon maken. Wij zagen dat de bestuurder één van de zes dozen openmaakte. Wij zagen dat er in deze doos een aantal plastic zakken lagen, met daarin een grote hoeveelheid pillen. Wij zagen dat de bestuurder hierop nog een doos openmaakte. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb de overige vier dozen met een mes opengesneden. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat in al deze zes dozen een aantal plastic zakken lagen met daarin een grote hoeveelheid pillen. In totaal waren er in de zes dozen 47 plastic zakken, die dicht geseald waren en waarin een grote hoeveelheid pillen zat. Wij verbalisanten zagen, dat er in de zakken verschillende pillen zaten, vermoedelijk verschillende soorten pillen XTC.
Wij verbalisanten hoorden dat de verdachte verklaarde dat hij uit Almelo kwam. Hij vertelde dat hij nu onderweg was naar de McDonalds in Assen, waar hij om 22.00 uur zijn goederen moest afleveren. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , vroeg aan de verdachte, hoe hij kon weten bij wie hij moest zijn om de goederen af te leveren. De verdachte verklaarde dat degene bij wie hij moest zijn, wist dat hij om 22.00 uur bij de McDonalds zou komen met een witte Renault Traffic bus.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 23 juli 2017, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Omstreeks 21:59 uur kregen wij via de portofoon te horen dat onze collega's met
roepnummer [nummer] een verdachte aan hadden gehouden voor de Opiumwet. Wij hoorden dat het om een grote hoeveelheid pillen ging en dat de verdachte de pillen om 22:00 uur bij de McDonalds te Assen af moest leveren. Hierop zijn wij terstond naar de McDonalds toegereden, alwaar wij om 22:04 uur arriveerden. Wij hadden goed zicht op de parkeerplaats. Het viel ons gelijk op, bij het arriveren op eerder vernoemde locatie, dat er een witte bestelbus stond, van het merk Mercedes type Vito, voorzien van kenteken [kenteken] . Wij zagen dat er twee vrouwen in het voertuig zaten. Ze gaven op ons een onrustig beeld. Wij zagen dat beide vrouwen meerdere malen met hun telefoon bezig waren. Wij hoorden van de collega's dat de telefoon van de aangehouden verdachte overging. Wij zagen dat een van de beide vrouwen haar mobiele telefoon aan haar oor hield. Omstreeks 22:21 uur hoorden wij de collega's van de [nummer] tegen ons zeggen dat de telefoon van de verdachte wederom afging. Hierop keken wij direct weer naar de eerder vernoemde vrouwen. Wij zagen dat beide personen wederom aan het telefoneren waren. Wij zagen dat er op de parkeerplaats niemand bezig was met telefoneren. Hierop ben ik, verbalisant [verbalisant 3] , uit ons voertuig gestapt en ben ik naar eerder vernoemde bestelbus toegelopen. Hierop heb ik de identiteit gevorderd van de beide vrouwen. De bestuurster betrof [naam 2] en de bijrijdster [naam 3] . Ik vroeg aan de bestuurster de reden dat ze al een geruime tijd op de parkeerplaats stonden. Ik hoorde dat beide personen in de aanval gingen en dat ik aan etnisch profileren deed. Ik heb getracht een informerend gesprek te voeren met beide personen, echter gedroegen beide vrouwen zich erg verdacht. Ik zag dat beide personen zich onrustig gedroegen. Ik hoorde dat ze steeds aanvallend reageerden op de vragen die ik stelde en ik hoorde dat zij geen antwoord wilden geven op de vragen die ik stelde. Ik hoorde de bijrijdster tegen mij zeggen: “Mogen we soms geen ijsje eten hier op de parkeerplaats?” Ik hoorde dat de bestuurster later zei tegen mij dat ze hier stonden om te eten. Ik heb in het voertuig geen resten van eten dan wel verpakkingsmateriaal gezien welke afkomstig waren van de McDonalds.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 31 juli 2017, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Dit proces-verbaal van bevindingen heeft betrekking op de tijdstippen dat er op de in beslaggenomen telefoons van verdachte werd gebeld. Op het moment dat ik stond te wachten op vervoer van de verdachte om hem naar het bureau van de regio politie te brengen, hoorde ik vanuit het voertuig van de verdachte het belgeluid van een mobiele telefoon klinken. Ik keek in het voertuig van de verdachte en ik zag dat het de Sony mobiele telefoon was die over ging. Ik zag dat het beeldscherm van de Sony mobiele telefoon oplichtte. Ik heb op dat moment contact gezocht met collega [verbalisant 3] dat er op een telefoon die de verdachte in zijn voertuig had, gebeld werd. Ik zag en hoorde dat er op verschillende tijdstippen naar de in beslaggenomen telefoons gebeld werd. Te weten: op 22.08 uur op het Iphone toestel, om 22.08 uur op het Sony toestel, op 22.24 uur op het Sony toestel, op 22.27 uur op het Iphone toestel en op 22.28 uur op het Sony toestel.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] d.d. 28 augustus 2017, opgenomen op pagina 27 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Op donderdag 27 juli 2017 heb ik een bezoek gebracht aan de McDonalds vestiging te Almelo, Laan van Iserlohn 2. Ik werd te woord gestaan door de dienstdoende bedrijfsleider.
Nadat ik globaal de tijd had doorgegeven van het moment dat verdachte [verdachte] zou moeten zijn gearriveerd, werden mij door de bedrijfsleider beelden getoond van omstreeks 20:15 tot 21:00 uur, op zaterdag 22 juli 2017. Op de beelden was een witte bestelauto zichtbaar, die vermoedelijk van [verdachte] was. Ik zag dat dit voertuig omstreeks 20:43 uur naar het achterste parkeerplaats gedeelte reed. Hier zou [verdachte] volgens zijn verklaring in het bezit zijn gekomen van de zes dozen met XTC tabletten. Om 20:46 uur reed deze bestelauto van het achterste gedeelte terug tot voor de ingang van de McDonalds. De bedrijfsleider toonde mij beelden van de ingangscamera van dat tijdstip. Hierop zag ik dat de bestelauto achterwaarts in een parkeervak reed en dat er één (1) persoon in het voertuig zat. Deze stapte uit en liep om 20:47 uur de McDonalds vestiging binnen om kort daarop met een milkshakebeker in de hand naar buiten te lopen, in de bus te stappen en weg te rijden.
Ik herkende de persoon die uit de bus kwam als [verdachte] aan zijn uiterlijk en kleding.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal NFiDENT van verbalisant [verbalisant 6] d.d. 8 november 2017, opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, en de daarbij behorende bijlagen inhoudende de rapportages van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI):
Op dinsdag 7 november 2017 werd aan de Forensische Opsporing Noord-Nederland de
inbeslaggenomen partij pillen ter onderzoek aangeboden. Hiervan werden monsters
genomen en die werden indicatief onderzocht en getest op soort verdovende middelen
en hoeveelheid. Hieruit bleek dat de onderzochte pillen positief waren voor
metyleendioxymethamfetamine (MDMA). De uitslag van de indicatieve test werd aangeboden bij het NFI. De resultaten van de indicatieve test werden door het NFI geanalyseerd en bevestigd dat het metyleendioxymethamfetamine (MDMA) betrof.
Het betrof 24 zakken met zilverkleurige, zeshoekige tabletten. Hoogdruk ‘doodshoofd’
/logo ‘PP’ (Philipp Plein) en 23 zakken met groene tabletten in de vorm van en met diepdrukken van een handgranaat.
-56.518 gram (zilverkleurige tabletten)
-36.698 gram (groene tabletten)
-93.216 gram, totaal netto gewicht.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 23 juli 2017, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
V: Je bent aangehouden op de A28 bij Assen en in de auto waren 6 dozen met pillen. Klopt dat?
A: Ja
V: Waar heb je die dozen opgehaald?
A: Almelo, bij de McDonalds in de buurt aan die hoofdweg, gisteravond om ongeveer 20:30. Die man kwam die dozen brengen en ik heb ze in de bus gezet en ik heb ze weggebracht naar daar waar ik ze heen moest brengen en dat was Assen.
V: Hoe had je dat afgesproken?
A: Die man kwam ik een keer tegen met lossen ergens en die vroeg mij of ik wat wou doen. V: Wanneer kwam je hem tegen dan?
A: Gistermorgen. Toen kwam die man naar mij toe. Hij vroeg of ik transport doe en hij vroeg of ik voor hem ook wat wou doen. Hij zei van Almelo naar Assen toe. Dat was ongeveer 200 euro. Ik heb met hem afgesproken dat ik dat zou doen.
V: Hoe heeft hij betaald?
A: Nog niet, ik vroeg hem een adres zodat ik een rekening kon toesturen. Het adres zou ik krijgen bij aflevering. Maar ik heb nog niks gehad.
V: Waar moest je afleveren?
A: Bij de McDonalds in Assen.
V: Bij wie?
A: Dat weet ik niet, die man zou bij me komen dus ik heb gezegd een wit busje, een traffic.
V: Hoe zwaar zijn die dozen?
A: Ik vond ze redelijk zwaar, ze waren kleiner dan verhuisdozen. Er stond heel groot op breekbaar. Ik denk er zal wel glaswerk inzitten ofzo.
A: Ik kreeg het zo van die man in Almelo, zo heb ik ze in de bus gezet.
V: Heb je vaker voor deze opdrachtgever gereden?
A: Nee, ik heb die man in principe nog nooit gezien.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 24 juli 2017, opgenomen op pagina 56 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
V: Wat voor werk doet u?
A: Ik ben net begonnen als transport ondernemer van een eigen transport bedrijf.
V: Hoe is het transport ontstaan?
A: Ik stond aan de Hoogkerk aan de Zuiderstraat om een doos van een eerder transport te overhandigen. Dit was een transport bestemd voor een persoon die ik [naam 1] noem. Ik daar ter plekke benaderd door een ander, mij onbekend persoon. Deze man vroeg mij een transport te doen. Ik vond het goed, een nieuwe klant, doe maar 200 euro, zei ik.
V: Wat zei hij precies wat je moest doen?
A: Hij zei dat ik naar de McDonalds moest gaan te Almelo en dat ik daar om 20:30 uur moest wezen. Er kwam daar iemand die had voor mij dozen. Hij kwam daar met een witte auto. De dozen waren dicht getapet en er zat een sticker met breekbaar erop. Die man reed het parkeerterrein af, ik reed richting de hoofdweg en hij ging de andere kant op.
Ik zou bij de McDonalds in Assen worden betaald, contant.
V: Had je een telefoonnummer van één van de mensen?
A: Nee.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 25 juli 2017, opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
V: Wie heeft de lading dozen uit de auto gehaald?
A: De man van de andere auto, die de dozen leverde. De man heeft ze uit de auto gehaald en aan mij gegeven. Ik heb ze in de bus gezet.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 26 juli 2017, opgenomen op pagina 66 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
V: Wie was er op jou aan het wachten op de locatie bij de McDonalds in Assen?
A: Ik weet niet hoe die man heet.
V: Hoe zou de overdracht zijn gegaan bij de McDonalds te Assen?
A: Weet ik niet.

Bewijsoverwegingen

De rechtbank is van oordeel dat gelet op de - ongebruikelijke - omstandigheden zoals uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt de verdachte, als hij al geen wetenschap had van de inhoud van de dozen, in elk geval bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze dozen verboden middelen, in casu harddrugs bevatten. Daarbij heeft de rechtbank laten wegen dat op verdachte als - volgens zijn verklaring - professioneel vervoerder een onderzoeksplicht rust ten aanzien van de goederen die hij met het oog op vervoer aangeboden krijgt, in elk geval - voor zover hier van belang - ten aanzien van de afzender van de goederen en de ontvanger ervan. Temeer nu er geen vrachtbrieven noch een factuur met betrekking tot de vracht aanwezig was. Verdachte heeft niet aan die onderzoeksplicht voldaan. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dan ook en acht bewezen dat de verdachte ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad op het vervoeren van de XTC pillen, in die zin dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het om verboden middelen handelde. De rechtbank acht daarmee bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 22 juli 2017 te Assen opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 93216 gram van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), zijnde XTC een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren. De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat de rechtbank bij de uitspraak de gevangenneming van de verdachte beveelt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft volstaan met te verwijzen naar zijn standpunt met betrekking tot de bewijsvraag.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten plegen te worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover haar daarover iets bekend is. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van een grote hoeveelheid XTC pillen, te weten ruim 93 kilogram. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Dit geldt ook voor MDMA, een harddrug, terwijl voorts de handel in verdovende middelen vaak gepaard gaat met andere vormen van (ernstige) criminaliteit. Handel in harddrugs moet daarom stevig worden bestreden en de strafrechtelijke reactie dient afdoende afschrikwekkend te zijn.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met hetgeen hiervoor is overwogen en met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De ernst van het feit (met name de hoeveelheid aangetroffen XTC pillen) rechtvaardigt het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren opgelegd dient te worden.
Met betrekking tot de door de officier van justitie gevorderde gevangenneming overweegt de rechtbank dat hoewel er ernstige bezwaren zijn, de rechtbank geen gronden aanwezig acht om de gevangenneming van verdachte te bevelen. De vordering zal worden afgewezen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst af de vordering tot gevangenneming van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mrs. R. Depping en M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 april 2019.
Mr. Van Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.