ECLI:NL:RBNNE:2019:1251
Rechtbank Noord-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om opheffing lijfsdwang in het kader van schuldsanering
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van lijfsdwang, ingediend door verzoeker in het kader van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker had op 19 maart 2019 een verzoekschrift ingediend, waarin hij vroeg om de gijzeling op te heffen die was opgelegd wegens onbetaalde alimentatie aan de gerekwestreerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker niet had voldaan aan de voorwaarden van artikel 288 van de Faillissementswet, die eisen dat er eerst een poging tot schuldbemiddeling moet zijn gedaan met alle schuldeisers. Verzoeker had slechts een aanbod gedaan aan de gerekwestreerde, wat niet voldeed aan de vereisten voor een algeheel minnelijk traject. De rechtbank oordeelde dat de schulden van verzoeker nog niet waren gestabiliseerd en dat de opheffing van de lijfsdwang niet kon worden toegewezen. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, waarbij ook werd opgemerkt dat de opheffing van de lijfsdwang niet kan worden uitgesproken binnen het kader van artikel 287b van de Faillissementswet. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter H.J. Idzenga.